ECLI:NL:RBROT:2022:2973

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
C/10/634830 / KG ZA 22-187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel hem te dwingen medewerking te verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning. De partijen zijn in het verleden gehuwd geweest en hebben twee minderjarige kinderen. Na hun echtscheiding in 2016 is er een echtscheidingsconvenant opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt over de woning en de financiële verplichtingen. De vrouw stelt dat de man zijn verplichtingen uit het convenant niet nakomt, waaronder het betalen van hypotheeklasten en het onderhouden van de woning. Hierdoor dreigt een executoriale verkoop van de woning.

De vrouw vordert onder andere dat de man de woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis ontruimt en dat hij meewerkt aan de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van de vrouw, maar wijst de vordering tot ontruiming af. De rechter oordeelt dat de man, ondanks zijn tekortkomingen, niet gedwongen kan worden om de woning te verlaten, maar dat hij wel verplicht is om mee te werken aan de verkoop. De man moet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis alle noodzakelijke medewerking verlenen aan de verkoop van de woning, met een dwangsom als drukmiddel.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de man verplicht is om de kosten die verband houden met de verkoop van de woning te delen met de vrouw. De vrouw heeft recht op betaling van achterstallige bijdragen aan de gezamenlijke rekening en een maandelijkse bijdrage van de man tot de verkoop van de woning. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/634830 / KG ZA 22-187
Vonnis in kort geding van 7 april 2022
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. A.C. van Seventer te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 maart 2022, met producties 1 tot en met 10;
  • de e-mail van mr. Van Seventer, met producties 11 en 12;
  • de mondelinge behandeling van 30 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren.
2.2.
Bij beschikking van 19 juli 2016 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het aan de beschikking aangehechte echtscheidingsconvenant van 28 juni 2016 maakt deel uit van de beschikking en luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)Artikel 3. DE ECHTELIJKE WONING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE RECHTEN EN LASTEN
(…)
3.3
Partijen hebben afgesproken dat de onroerende zaak onverdeeld blijft, omdat de woning bij verkoop in de huidige markt vermoedelijk een grote restschuld zal opleveren. Partijen blijven tot einde looptijd van de hypotheken de maandelijkse inleg doen op de twee bankspaarrekeningen (beide partijen één) waarna met de opbrengst hiervan (€ 84.423) de hypotheken eindigend op de nummer .[nummer 1] en .[nummer 2] worden afgelost.
3.4
De vrouw verleent aan de man het exclusieve recht van bewoning van de aan haar voor 50% in eigendom toebehorende woning aan [adres]. De vrouw woont ten tijde van het opstellen van dit convenant reeds in een huurwoning. Dit recht van bewoning eindigt uiterlijk in 2031 (afloopdatum hypotheek). Het recht eindigt voorts indien de rechter zulks op verzoek van de vrouw bepaalt wegens de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de vrouw niet langer aan deze verplichting mag worden gehouden. Partijen komen overeen dat zij iedere vijf jaar, voor het eerst in april 2019, bekijken of de man, op basis van zijn actuele individuele financiële situatie, de woning en de bijbehorende hypotheken kan overnemen. (…)
3.5 (…)
Indien partijen de woning te koop aanbieden komen zij overeen akkoord te gaan met de verkoop bij een vooraf door een onafhankelijk makelaar te bepalen bod, tenzij in onderling overleg anders wordt bepaald. Een eventuele overwaarde zal volledig worden aangewend voor de aflossing van de gezamenlijke schulden. De man zal binnen een redelijke termijn na tekening van het voorlopig koopcontract de woning leeg opleveren. (…)
(…)
3.8
De man mag de woning, de overige opstallen en de tuin, slechts gebruiken voor
zichzelf en de kinderen. (…)”
2.3.
Het huwelijk van partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
De advocaat van de vrouw heeft de man bij e-mail van 13 januari 2022 aan de man medegedeeld dat hij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse hypotheeklasten en de verzekeringspremie en daarmee in strijd handelt met artikel 3 van het echtscheidingsconvenant, waarbij de man gesommeerd wordt binnen twee werkdagen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
2.5.
Bij brief van 28 januari 2022 heeft de advocaat van de vrouw aan de man medegedeeld dat de vrouw het aan de man verleende recht tot bewoning van de voor 50% aan de vrouw in eigendom toebehorende woning intrekt en is de man verzocht binnen veertien dagen contact op te nemen met de hypotheekbank om na te gaan of het mogelijk is dat hij de hypotheek overneemt.

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man beveelt om binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen
vonnis, de woning gelegen aan de [adres] te ontruimen en te verlaten met al het zijne en de zijnen onder afgifte van de sleutels aan eiseres, desnoods met bijstand van de sterke arm, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag of dagdeel dat gedaagde in gebreke blijft op dit punt aan het vonnis te voldoen;
II. de man beveelt woning in goede staat op te leveren en voor zover de woning niet in goede staat wordt opgeleverd, te bevelen dat de kosten van herstel volledig voor rekening van de man zullen komen;
III. de man beveelt, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat
de man in gebreke blijft op dit punt aan het vonnis te voldoen, om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van voormelde woning, inhoudende dat:
a) de man de overeenkomst van opdracht tot verkoop aan [naam makelaar] zal ondertekenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de man in gebreke blijft op dit punt aan het vonnis te voldoen;
b) indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt;
c) als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs, de vrouw aan de makelaar kan verzoeken om de verkoopprijs bindend vast te stellen;
d) als de verkoopprijs bindend is vastgesteld, beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
e) iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten, terzake van de verkoop en levering te dragen;
f) de hypothecaire geldleningen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zullen worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalig echtelijke woning;
g) de opbrengst na uitvoering van het bepaalde onder f gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van de partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen.
IV. voor zover de man niet binnen een termijn van vier weken na betekening van het te wijzen vonnis aan het onder III gevorderde voldoet, aan de vrouw vervangende toestemming verleent voor de verkoop van de woning aan de [adres] tegen een door [naam makelaar] te bepalen reële marktconforme prijs, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar en het tekenen van een koopcontract, alsmede voor de levering van voornoemde woning middels een door haar aan te wijzen notaris;
V. de man verplicht om alle kosten die verband houden met de verkoop van de woning,
waaronder tevens begrepen een eventuele restschuld bij verkoop, op eerste verzoek tot betaling te voldoen;
VI. de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 6.000, zijnde de achterstallige bijdragen aan de gezamenlijke rekening, welke door de vrouw voor hem zijn betaald;
VII. de man veroordeelt om vanaf 1 april 2022 een bedrag van € 1.520,00 per maand aan de vrouw te voldoen, door maandelijkse storting van voornoemd bedrag op haar bankrekening met nummer [bankrekeningnummer], alsmede alle andere kosten die verband houden met de eigendom en het in stand houden van het eigendomsrecht van de woning gelegen aan de [adres] over te gaan;
VIII. de vrouw te machtigen de bedragen gevorderd onder V, VI en VII, voor zover deze niet door de man zijn voldaan, te verrekenen met de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres];
IX. voor het geval de vrouw tot betaling van de kosten genoemd onder V wordt aangesproken, beveelt dat de man verplicht zal zijn deze kosten aan de vrouw te voldoen binnen drie dagen nadat hij is aangesproken tot betaling onder overlegging van een bewijs van betaling door de vrouw;
X. de man veroordeelt in de kosten van deze procedure
3.2.
De vrouw legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
De man houdt zich niet langer aan de in het aan de beschikking van 19 juli 2016 gehechte echtscheidingsconvenant opgenomen afspraken tussen partijen. De man is niet bereid gebleken in of na april 2019 de noodzakelijke stappen te zetten om (te onderzoeken of het mogelijk is) de hypotheek op zijn naam te laten zetten. De man heeft een achterstand laten ontstaan in de maandelijkse bijdrage aan de gezamenlijke rekening en in de betaling van de hypotheeklasten laten ontstaan. Daarnaast bewoont de man, zonder toestemming van de vrouw, de echtelijke woning met zijn nieuwe partner. De redenen, waarom aan de man ten tijde van de echtscheiding het exclusieve recht van bewoning van de woning is verleend, zijn niet meer van toepassing. Er is dan ook sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 3.4 van het convenant, op grond waarvan de vrouw niet langer gehouden is nog langer in een situatie van onverdeeldheid te blijven en het door haar aan de man verleende exclusieve recht van bewoning van de echtelijke woning te continueren.
3.3.
Gelet op de omstandigheid dat door de hypotheekachterstand een executoriale verkoop van de woning dreigt, heeft de vrouw er bovendien een spoedeisend belang bij dat de man aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, de woning wordt verkocht en de man gedwongen wordt mee te werken aan die verkoop.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
4.2.
Met de stelling dat een zodanige achterstand in de betaling van de maandelijkse hypotheeklasten is ontstaan, dat een executoriale verkoop van de woning dreigt, met alle daaraan voor de vrouw verbonden nadelen van dien, is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisende belang.
4.3.
Ten aanzien van het onder I gevorderde wordt als volgt overwogen. Voldoende gebleken is dat er, doordat de man zijn (financiële) verplichtingen uit het convenant niet nakomt, sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de vrouw niet langer gehouden is de man het exclusieve recht van bewoning van de woning te verlenen, een en ander zoals bepaald in artikel 3.4 van het convenant. Voor die situatie zijn partijen echter de procedure zoals beschreven in artikel 3.5 van het convenant overeengekomen. Uit laatstgenoemd artikel volgt de verplichting van de man om in dat geval mee te werken aan de verkoop van de woning, waarbij uitdrukkelijk overeengekomen is dat de man de woning pas leeg dient op te leveren binnen een redelijke termijn na het tekenen van het voorlopig koopcontract. Van het tekenen van een voorlopig koopcontract is thans echter (nog) geen sprake.
4.4.
Het voorgaande geldt eveneens voor de door de vrouw aangevoerde bijzondere omstandigheid dat de man de woning inmiddels - in strijd met artikel 3.8 van het convenant - zonder toestemming van de vrouw de woning bewoont met een nieuwe partner. Nu bij het sluiten van het convenant bovendien niet voorzienbaar was hoe lang de man de woning zou blijven bewonen en het om die reden bepaald niet uitgesloten was dat de man nog jarenlang in de woning zou blijven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van de man onder die omstandigheden in alle redelijkheid niet verlangd kon worden dat hij nimmer met een nieuwe partner in de woning zou mogen wonen.
4.5.
Het hiervoor overwogene leidt dan ook tot het oordeel van de voorzieningenrechter dat er onder de gegeven omstandigheden op dit moment geen grond aanwezig is om de man te veroordelen tot ontruiming van de woning. Het onder I gevorderde zal om die reden thans worden afgewezen. Daarbij gaat de voorzieningenrechter er vooralsnog van uit dat de man medewerking zal verlenen aan het zo goed mogelijk onderhands doen verkopen van de woning. Dat is immers niet alleen in het belang van de vrouw, maar ook van de man en hun kinderen.
4.6.
Het onder III gevorderde bevel aan de man om alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, met daaraan gekoppeld een dwangsom, komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen op de hierna te vermelden wijze. Daarbij zal de termijn, waarbinnen de man de noodzakelijke medewerking aan de verkoop van de woning dient te verlenen, worden bepaald op zeven dagen na betekening van dit vonnis. Daarnaast zal de gevorderde dwangsom worden gemaximeerd op de in het dictum vermelde wijze.
4.7.
De termijn waarbinnen de man de overeenkomst van opdracht tot verkoop aan [naam makelaar] dient te ondertekenen, zoals gevorderd onder III, onderdeel a, zal in redelijkheid worden bepaald op veertien dagen na een verzoek daartoe.
4.8.
Ten aanzien van de onder V gevorderde verplichting van de man om alle kosten, die verband houden met de verkoop van de woning, op eerste verzoek te voldoen, wordt overwogen dat de man slechts verplicht kan worden de helft van voornoemde kosten te voldoen, gelet op het feit dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning en hetgeen zij daarover zijn overeengekomen.
4.9.
De onder VII gevorderde veroordeling van de man om vanaf 1 april 2022 een bedrag van € 1.520,00 per maand aan de vrouw te voldoen, zal worden beperkt, in die zin dat deze verplichting slechts zal gelden tot het moment dat de woning aan een derde is verkocht en geleverd.
4.10.
Hetgeen de vrouw voor het overige heeft gevorderd komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
4.11.
In de omstandigheid dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde, de man;
5.2.
beveelt de man de woning in goede staat op te leveren en, voor zover de woning aan de [adres] niet in goede staat wordt opgeleverd, beveelt dat de kosten van herstel volledig voor rekening van de man zullen komen;
5.3.
beveelt de man, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat de man in gebreke blijft op dit punt aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van
€ 30.000,00 is bereikt, om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van voormelde woning, inhoudende dat:
de man de overeenkomst van opdracht tot verkoop aan [naam makelaar] zal ondertekenen binnen veertien dagen na een verzoek daartoe;
indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt;
als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs, de vrouw aan de makelaar kan verzoeken om de verkoopprijs bindend vast te stellen;
als de verkoopprijs bindend is vastgesteld, beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
de hypothecaire geldleningen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zullen worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalig echtelijke woning;
de opbrengst na uitvoering van het bepaalde onder f gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, dan wel dat ieder van de partijen de helft van de restschuld zal dragen en betalen.
5.4.
verleent aan de vrouw, voor zover de man niet binnen een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis aan het onder 5.3 bepaalde voldoet, vervangende toestemming voor de verkoop van de woning aan de [adres] tegen een door [naam makelaar] te bepalen reële marktconforme prijs, waarbij onder verkoop mede moet worden begrepen het aanstellen van een makelaar en het tekenen van een koopcontract, alsmede voor de levering van voornoemde woning middels een door de vrouw aan te wijzen notaris;
5.5.
verplicht de man om de helft van alle kosten die verband houden met de verkoop van de woning, waaronder tevens begrepen een eventuele restschuld bij verkoop, op eerste verzoek tot betaling te voldoen;
5.6.
veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 6.000,00, zijnde de achterstallige bijdragen aan de gezamenlijke rekening, welke door de vrouw voor de man zijn betaald;
5.7.
veroordeelt de man om vanaf 1 april 2022 tot het moment dat de woning is verkocht en geleverd een bedrag van € 1.520,00 per maand aan de vrouw te voldoen, door maandelijkse storting van voornoemd bedrag op haar bankrekening met nummer [bankrekeningnummer], alsmede alle andere volgens het convenant voor zijn rekening komende kosten die verband houden met de eigendom en het in stand houden van het eigendomsrecht van de woning gelegen aan de [adres] over te gaan;
5.8.
machtigt de vrouw de bedragen, zoals genoemd onder 5.5 tot en met 5.7, voor zover deze niet door de man zijn voldaan, te verrekenen met de verkoopopbrengst van de woning aan de [adres];
5.9.
beveelt dat de man, voor het geval de vrouw tot betaling van de kosten genoemd onder 5.5 wordt aangesproken, verplicht zal zijn deze kosten aan de vrouw te voldoen binnen drie dagen nadat hij is aangesproken tot betaling, onder overlegging van een bewijs van betaling door de vrouw;
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.
3535/1729