ECLI:NL:RBROT:2022:2999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
83/151895-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft verklaard dat de saldi op haar Skrill-kaarten en diverse bankrekeningen zijn gevoed door de aan- en verkoop van bitcoins, contante omzet van een webshop en contante opnamen met een Mastercard. De rechtbank oordeelt dat deze verklaringen het vermoeden van witwassen niet weerleggen met betrekking tot alle tenlastegelegde geldbedragen. De verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat de capsules die op 8 juni 2020 in haar voertuig en woning zijn aangetroffen, amfetamine bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad door contante stortingen op bankrekeningen en het omzetten van bitcoins in euro's, wat leidt tot de conclusie dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarvan de uitvoering is opgeschort, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/151895-20
Datum uitspraak: 6 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F.B.W. Groendijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 2 medeplegen van voorhanden hebben van amfetamine
De verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat de capsules die op 8 juni 2020 in haar voertuig en woning zijn aangetroffen van haar zijn en dat de inhoud van een aantal van deze capsules bestond uit cafeïne, creatine en amfetamine. Dit wordt ook ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Dit deel van de tenlastelegging zal daarom bewezen worden verklaard.
Dat de verdachte de amfetamine samen met haar echtgenoot en medeverdachte voorhanden heeft gehad kan niet worden bewezen. Haar echtgenoot ontkent dat hij iets wist van de amfetamine en het procesdossier bevat onvoldoende bewijs dat dit anders is. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van (gewoonte)witwassen tot een totaal geldbedrag van
€ 88.691,67. Dit bedrag is lager dan ten laste is gelegd omdat de officier van justitie uitgaat van een hogere contante winkelomzet en een legale herkomst van de opnamen met de Mastercard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door het Openbaar Ministerie berekende en in de tenlastelegging genoemde geldbedragen niet juist zijn.
Hiertoe is aangevoerd dat de verschillende bankrekeningen ook gevoed werden door contante stortingen van de opnames van de Mastercard voor een totaalbedrag van
€ 72.782,89 en de contante omzet uit de [naam winkel] zijnde een bedrag van
€ 46.654,58. In weerwil van de eerdere verklaring van de verdachte bij de FIOD dat het ging om zwarte omzet, betreft de contante winkelomzet een legale omzet. Voornoemde bedragen dienen derhalve in mindering te worden gebracht op de tenlastegelegde geldbedragen met betrekking tot het witwassen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank zal achtereenvolgens beoordelen of de verdachte als pleger betrokken is bij het verwerven, voorhanden hebben, omzetten en gebruik maken van de geldbedragen die geen legale herkomst hebben, of verdachte daar een gewoonte van heeft gemaakt en of de verdachte dat samen met een ander heeft gedaan.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, wanneer het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit een misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol.
Zodra de verklaring van de verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld zoals die uit de verklaring van de verdachte blijkt. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank gaat uit van het volgende. De verdachte had twee Skrill-betaalkaarten in gebruik, één op haar naam en één op naam van haar echtgenoot. De kaarten zijn gevoed met geld dat afkomstig is van de verkoop van bitcoins via VirWox. De herkomst van deze bitcoins kon niet worden vastgesteld. Het geld op die Skrill-kaarten werd contant opgenomen. Op vier verschillende bankrekeningen op naam van de [naam winkel] , de verdachte, haar echtgenoot en op de bankrekening op naam van hen beiden vonden contante stortingen plaats. Het totaal van alle opnamen en bestedingen met deze Skrill-kaarten bedroeg € 45.154,-, (€ 20.459,- en € 24.154,-).
Op voornoemde bankrekeningen zijn voor een totaalbedrag van € 135.581,- contante stortingen gedaan, die niet te verklaren zijn uit het inkomen van de verdachte en haar echtgenoot zoals dat bekend is bij de Belastingdienst.
Genoemde feiten en omstandigheden bieden zonder meer grondslag voor een vermoeden van witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.
Van de verdachte mag verwacht worden dat zij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen, die niet op voorhand hoogst onaannemelijk is.
Met betrekking tot de bestedingen met de Skrill-kaarten heeft de verdachte verklaard dat zij
bitcoins heeft aangekocht via een bitcoinmachine die in de [naam winkel] aanwezig was en via een onlineprogramma. De verdachte weet niet meer hoeveel bitcoins zij heeft aangekocht en wanneer en via welk computerprogramma zij dit heeft gedaan. De rechtbank acht dit niet aannemelijk omdat zij ook heeft verklaard regelmatig bitcoins te hebben omgewisseld naar euro’s als zij aan de hand van de koersen zag dat zij hoger stonden. Die koersen bekeek zij meerdere dagen per week. Verder heeft zij verklaard dat zij is gestopt met bitcoins uit angst voor fiscale consequenties. Dat versterkt juist het vermoeden van de criminele herkomst van de geldbedragen op de Skrill-kaarten.
De verklaring die de verdachte heeft gegeven ten aanzien van de contante stortingen op de diverse bankrekeningen, inhoudende dat deze werden gevoed met omzet van de [naam winkel] en met contante opnamen van de Mastercard is voldoende concreet en door de FIOD geverifieerd aan de hand van de Mastercard afschriften en de door de FIOD opgestelde “kasomzet bij benadering”. Hiermee zijn evenwel niet alle contante stortingen verklaard en in zoverre is een concrete en verifieerbare verklaring uitgebleven.
Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen van alle tenlastegelegde geldbedragen te ontkrachten. Bij gebrek aan een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat een deel van de tenlastegelegde geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
Met betrekking tot de Skrill-kaarten blijkt onvoldoende dat de verdachte deze kaarten samen met haar echtgenoot heeft gebruikt. Hoewel één Skrill-kaart op zijn naam stond, blijkt uit het gebruik van beide kaarten dat de opnamen vrijwel gelijktijdig plaatsvonden. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat deze kaarten door één persoon, namelijk verdachte werden gebruikt.
Dit is anders voor de contante stortingen op de diverse bankrekeningen op naam van de echtgenoot van de verdachte, op naam van hen beiden en de bankrekening van de [naam winkel] . De verdachte en haar echtgenoot maakten beiden gebruik van die rekeningen, stortten daarop geldbedragen en boekten gelden over naar andere rekeningen. Daarbij komt dat de verdachte en haar echtgenoot beiden als gemachtigde geregistreerd stonden voor de bankrekening op naam van de [naam winkel] .
Gelet op het feit dat de verdachte gedurende langere periode steeds opnieuw geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad door contante stortingen op bankrekeningen en het omzetten van bitcoins in euro’s en dat zij daarmee vervolgens steeds opnieuw betalingen/bestedingen heeft gedaan, is sprake van gewoontewitwassen.
4.2.3.
Conclusie
Het tenlastegelegde onder 1 het verwerven, voorhanden hebben, omzetten en gebruik maken van voorwerpen, te weten geldbedragen, is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
zij
op tijdstippen in de periode van 18 oktober 2016 tot en met
8 juni 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, voorwerpen, te weten
geldbedragen van in totaal EUR 88.691,67, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en omgezet, en van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte,
(en haar mededader wist(en) dat die voorwerpen geheel
of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
en zij, verdachte,
(en haar mededader van het plegen van witwassen een
gewoonte hebben gemaakt;
2
zij
op 8 juni 2020 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 640,57 gram van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van gewoontewitwassen;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, deels tezamen met haar echtgenoot, gedurende een periode van enkele jaren schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. Zij heeft hiervan een gewoonte gemaakt. De verdachte heeft niet stil gestaan bij de impact van witwassen op de legale economie en de ondermijnende invloed die dit heeft op het legale handelsverkeer. Bovendien blijven met witwassen geldbedragen uit het zicht van de justitiële en fiscale autoriteiten.
De verdachte heeft voorts in haar auto en woning afslankcapsules voorhanden gehad die onder meer amfetamine bevatten. Zij is daarmee een schakel geweest in de handel- en productie van middelen die harddrugs als werkzame stof bevatten en die ook overigens veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat dit kant en klare capsules waren en dat zij kennelijk niet bestemd waren om als harddrugs verkocht te worden. De verdachte heeft niettemin met haar handelen onvoldoende rekening gehouden met de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van de afslankcapsules. De verdachte heeft met haar handelen kennelijk slechts oog gehad voor eigen financieel gewin. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Bij de op te leggen straffen heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Hoewel in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, gelet op de aard en de ernst van de feiten, ziet de rechtbank in hetgeen hiervoor is overwogen aanleiding af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De hoogte van de taakstraf doet recht aan de ernst van de strafbare feiten. De voorwaardelijke gevangenisstraf heeft tot doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen sancties, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De onder de verdachte en haar medeverdachte in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
De telefoon en de klantenbestanden zijn van de verdachte en zij heeft die gebruikt om het onder 2 bewezenverklaarde feit voor te bereiden.
De verschillend gekleurde zakjes met pillen en capsules en de losse pillen zijn eveneens van de verdachte en het onder 2 bewezenverklaarde feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 47, 57 en 420bis Wetboek van Strafrecht
  • 2 onder C en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
166 (honderdzesenzestig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
83 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd:
  • 1 stuks telefoontoestel, zwart, merk: Samsung [serienummer] .
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 15 roze zakjes met witte capsules);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 17 groene zakjes met witte capsules);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 7 zakjes met zwarte pillen + 1 zakje met witte pillen + 29 zwarte losse pillen);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: 7 verpakkingen met per verpakking 30 pillen);
  • 1 STK Zak (Omschrijving: [kenmerknummer] / [beslagnummer] );
  • 5 STK administratie 5 schriften met diverse adressen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 april 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

12.Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 8 juni 2020, te Breda en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van EUR 24.695,43 en/of
- een geldbedrag van EUR 20.459,00 en/of
- een geldbedrag van EUR 56.280,00 en/of
- een geldbedrag van EUR 52.431,59 en/of
- een geldbedrag van EUR 25.650,23 en/of
- een geldbedrag van EUR 1.220,00,
althans een geldbedrag van (in totaal) EUR 180.736,25, in elk geval (een) of meer
geldbedrag(en) en/of een hoeveelheid bitcoins, en/of andere cryptovaluta, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruikt heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en) geheel
of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2
zij
op of omstreeks 8 juni 2020 te Breda en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 640,57 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachten het vijfde lid van artikel 3a van die wet.