4.2.1.Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen van (gewoonte)witwassen tot een totaal geldbedrag van
€ 88.691,67. Dit bedrag is lager dan ten laste is gelegd omdat de officier van justitie uitgaat van een hogere contante winkelomzet en een legale herkomst van de opnamen met de Mastercard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door het Openbaar Ministerie berekende en in de tenlastelegging genoemde geldbedragen niet juist zijn.
Hiertoe is aangevoerd dat de verschillende bankrekeningen ook gevoed werden door contante stortingen van de opnames van de Mastercard voor een totaalbedrag van
€ 72.782,89 en de contante omzet uit de [naam winkel] zijnde een bedrag van
€ 46.654,58. In weerwil van de eerdere verklaring van de verdachte bij de FIOD dat het ging om zwarte omzet, betreft de contante winkelomzet een legale omzet. Voornoemde bedragen dienen derhalve in mindering te worden gebracht op de tenlastegelegde geldbedragen met betrekking tot het witwassen.
4.2.2.Beoordeling
De rechtbank zal achtereenvolgens beoordelen of de verdachte als pleger betrokken is bij het verwerven, voorhanden hebben, omzetten en gebruik maken van de geldbedragen die geen legale herkomst hebben, of verdachte daar een gewoonte van heeft gemaakt en of de verdachte dat samen met een ander heeft gedaan.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, wanneer het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit een misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol.
Zodra de verklaring van de verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld zoals die uit de verklaring van de verdachte blijkt. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank gaat uit van het volgende. De verdachte had twee Skrill-betaalkaarten in gebruik, één op haar naam en één op naam van haar echtgenoot. De kaarten zijn gevoed met geld dat afkomstig is van de verkoop van bitcoins via VirWox. De herkomst van deze bitcoins kon niet worden vastgesteld. Het geld op die Skrill-kaarten werd contant opgenomen. Op vier verschillende bankrekeningen op naam van de [naam winkel] , de verdachte, haar echtgenoot en op de bankrekening op naam van hen beiden vonden contante stortingen plaats. Het totaal van alle opnamen en bestedingen met deze Skrill-kaarten bedroeg € 45.154,-, (€ 20.459,- en € 24.154,-).
Op voornoemde bankrekeningen zijn voor een totaalbedrag van € 135.581,- contante stortingen gedaan, die niet te verklaren zijn uit het inkomen van de verdachte en haar echtgenoot zoals dat bekend is bij de Belastingdienst.
Genoemde feiten en omstandigheden bieden zonder meer grondslag voor een vermoeden van witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.
Van de verdachte mag verwacht worden dat zij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen, die niet op voorhand hoogst onaannemelijk is.
Met betrekking tot de bestedingen met de Skrill-kaarten heeft de verdachte verklaard dat zij
bitcoins heeft aangekocht via een bitcoinmachine die in de [naam winkel] aanwezig was en via een onlineprogramma. De verdachte weet niet meer hoeveel bitcoins zij heeft aangekocht en wanneer en via welk computerprogramma zij dit heeft gedaan. De rechtbank acht dit niet aannemelijk omdat zij ook heeft verklaard regelmatig bitcoins te hebben omgewisseld naar euro’s als zij aan de hand van de koersen zag dat zij hoger stonden. Die koersen bekeek zij meerdere dagen per week. Verder heeft zij verklaard dat zij is gestopt met bitcoins uit angst voor fiscale consequenties. Dat versterkt juist het vermoeden van de criminele herkomst van de geldbedragen op de Skrill-kaarten.
De verklaring die de verdachte heeft gegeven ten aanzien van de contante stortingen op de diverse bankrekeningen, inhoudende dat deze werden gevoed met omzet van de [naam winkel] en met contante opnamen van de Mastercard is voldoende concreet en door de FIOD geverifieerd aan de hand van de Mastercard afschriften en de door de FIOD opgestelde “kasomzet bij benadering”. Hiermee zijn evenwel niet alle contante stortingen verklaard en in zoverre is een concrete en verifieerbare verklaring uitgebleven.
Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen van alle tenlastegelegde geldbedragen te ontkrachten. Bij gebrek aan een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat een deel van de tenlastegelegde geldbedragen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
Met betrekking tot de Skrill-kaarten blijkt onvoldoende dat de verdachte deze kaarten samen met haar echtgenoot heeft gebruikt. Hoewel één Skrill-kaart op zijn naam stond, blijkt uit het gebruik van beide kaarten dat de opnamen vrijwel gelijktijdig plaatsvonden. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat deze kaarten door één persoon, namelijk verdachte werden gebruikt.
Dit is anders voor de contante stortingen op de diverse bankrekeningen op naam van de echtgenoot van de verdachte, op naam van hen beiden en de bankrekening van de [naam winkel] . De verdachte en haar echtgenoot maakten beiden gebruik van die rekeningen, stortten daarop geldbedragen en boekten gelden over naar andere rekeningen. Daarbij komt dat de verdachte en haar echtgenoot beiden als gemachtigde geregistreerd stonden voor de bankrekening op naam van de [naam winkel] .
Gelet op het feit dat de verdachte gedurende langere periode steeds opnieuw geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad door contante stortingen op bankrekeningen en het omzetten van bitcoins in euro’s en dat zij daarmee vervolgens steeds opnieuw betalingen/bestedingen heeft gedaan, is sprake van gewoontewitwassen.