ECLI:NL:RBROT:2022:3045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9388893 CV EXPL 21-27070
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na bewijsopdracht in geschil over betaling voor cosmetische behandelingen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen eiser, vertegenwoordigd door [naam bedrijf], en gedaagde over de betaling voor cosmetische behandelingen. Eiser heeft gedaagde aangeklaagd voor het niet voldoen aan een betalingsverplichting die voortvloeit uit een barterdeal. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 december 2021 eiser de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van zijn stelling dat gedaagde de fillers voor de kaaklijn, jukbeenderen en mondhoek zou promoten. Eiser heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten, maar de kantonrechter oordeelt dat deze onvoldoende zijn om de vordering te onderbouwen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de getuigenverklaring van [naam 2], die werkzaam is bij [naam bedrijf], niet voldoende betrouwbaar is, omdat er twijfels zijn over haar aanwezigheid bij de overeenkomst en haar belangen. Ook de verklaring van cosmetisch arts [naam 3] wordt als onvoldoende beoordeeld, omdat deze niet onafhankelijk is en geen concrete ondersteuning biedt voor de stelling van eiser. Uiteindelijk concludeert de kantonrechter dat eiser niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht en wijst de vordering tot betaling van de eerste twee facturen af. Wel wordt de derde factuur van € 800,- voor neus- en traangootfillers toegewezen, aangezien gedaagde deze heeft erkend. De kantonrechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van de kantonrechter is dat gedaagde aan eiser een bedrag van € 920,- moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 800,- vanaf de dag van dagvaarding. De overige vorderingen worden afgewezen en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9388893 CV EXPL 21-27070
uitspraak: 15 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [naam bedrijf],
gevestigd te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: Flanderijn te Heerenveen,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: [naam 1].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• het tussenvonnis van 17 december 2021 en de daarin genoemde stukken;
• de akte na tussenvonnis van de zijde van [eiser], met producties;
• de akte van de zijde van [gedaagde], met producties;
• de akte uitlaten producties van de zijde van [eiser].
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De verdere beoordeling

2.1
In deze zaak is in geschil of [gedaagde] nog bedragen aan [eiser] verschuldigd is voor diverse cosmetische behandelingen die zij bij hem heeft ondergaan. Partijen verschillen van mening over de inhoud van de barterdeal die zij met elkaar hebben gesloten.
2.2
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 17 december 2021, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij dit tussenvonnis is [eiser] in de gelegenheid gesteld nader bewijs te leveren van zijn stelling dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat [gedaagde] de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek zou promoten. Om te voldoen aan de bewijsopdracht heeft [eiser] een getuigenverklaring, een beschrijving van de gebeurtenissen en een verklaring van een cosmetisch arts overgelegd.
2.3
Ten aanzien van de waardering van het bewijs geldt het volgende kader. Voor het oordeel dat een partij is geslaagd in een op hem of haar rustende bewijsopdracht dient de kantonrechter een redelijke mate van zekerheid te hebben dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan. Met andere woorden: het feit dient voor de kantonrechter voldoende aannemelijk te zijn. Niet vereist is dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182, r.o. 3.4.3).
2.4
De door [eiser] overgelegde getuigenverklaring betreft een verklaring van [naam 2] (hierna: [naam 2]), werkzaam bij [naam bedrijf], de onderneming van [eiser]. [naam 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) Bij dezen verklaart [naam 2] (…), dat zij erbij aanwezig was toen [gedaagde] en [eiser] een mondelinge overeenkomst sloten in de kliniek van [eiser]. Zij assisteert drs. [eiser] namelijk tijdens de behandelingen. Overeengekomen was dat [gedaagde] voor de ondergane filler behandelingen een instagram verhaallijn promotie zou maken voor [naam bedrijf] en de kliniek hierin zou taggen.
Helaas heeft [gedaagde] tot op heden voldaan aan de afspraak noch de kosten betaald voor de ondergane behandelingen. (…)”
2.5
[gedaagde] heeft de inhoud van de verklaring van [naam 2] betwist en aangevoerd dat [naam 2] niet aanwezig was in de kliniek [naam kliniek] toen de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat het bovendien niet duidelijk is of zij daadwerkelijk werkzaam is in de kliniek van [eiser].
2.6
Ten aanzien van de verklaring van [naam 2] overweegt de kantonrechter als volgt. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [naam 2] in dienst is bij [naam bedrijf]. In dat geval zou er sprake zijn van een zekere afhankelijkheidssituatie, wat mee zou brengen dat [naam 2] een belang heeft bij het slagen van de bewijsopdracht van [eiser]. Enige terughoudendheid is dan ook geboden bij het waarderen van dit bewijs. Verder geldt dat niet vast is komen te staan dat [naam 2] aanwezig was bij het sluiten van de barterdeal. De verklaringen van partijen op dit punt komen namelijk niet met elkaar overeen en tijdens de mondelinge behandeling is dit niet aan de orde geweest. Inhoudelijk is de verklaring van [naam 2] onvoldoende concreet. Zij spreekt alleen over promotie van ‘de ondergane filler behandelingen’, terwijl de bewijsopdracht specifiek ziet op de vraag of de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek door [gedaagde] gepromoot zouden worden. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat de verklaring van [naam 2] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat – zoals gesteld door [eiser] - partijen met elkaar hebben afgesproken dat [gedaagde] de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek zou promoten.
2.7
De door [eiser] in het kader van zijn bewijsopdracht overgelegde beschrijving van de gebeurtenissen is door hem zelf opgesteld. In lijn met artikel 164 lid 2 Rv – waarin is bepaald dat indien een partij als getuige is gehoord, zijn verklaring omtrent door hem te bewijzen feiten geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs – kan aan deze verklaring slechts beperkte waarde worden toegekend.
2.8
In de verklaring van [eiser] is – onder verwijzing naar WhatsApp-gesprekken tussen partijen – onder meer het volgende opgenomen:
“(…) op 26-05-2020 is besproken dat de kaaklijn toch niet gepost wordt. Daarvoor in de plaats zouden [gedaagde] en [naam bedrijf] iets gaan doen met Teosyal, dus een traangootbehandeling. Wat op verzoek en voorstel van [gedaagde] zelf is. (…)
Op 01-06-2020 is te lezen dat [gedaagde] op locatie is geweest, is behandeld en wordt gesproken over de before en after foto’s die geplaatst zouden gaan worden. Tegelijkertijd is ook de afgesproken promotie voor de vampire facial nog niet online geplaatst. (…)
Er is te zien in het contact (01-06-2020 19:50 uur) dat er over een nieuw onderwerp begonnen wordt door het woordje ‘trouwens’. Alle berichten daarvoor gaan dus over de fillerbehandelingen en niet over de vampire facial. (…)
Verder is te zien dat op 03-06-2020 aan [gedaagde] wordt gevraagd hoe haar neusfiller bevalt, waarop ze reageert met ‘ik ga je dikke promo geven’. De promotie waar Omari het hier over heeft gaat dus over de fillers en niet over een vampire facial. (…)
Na 12-06 is te zien hoe [naam bedrijf] herhaaldelijk vraagt aan Omari om de afspraken na te komen. Omari komt haar afspraken echter nooit na. (…)”
2.9
Naar het oordeel van de kantonrechter is het deel van de verklaring dat ziet op de WhatsApp-correspondentie op 26 mei 2020 niet relevant in het kader van de bewijsopdracht, omdat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend de factuur voor de neus- en traangootfillers verschuldigd te zijn. Hetzelfde geldt voor het deel van de verklaring dat ziet op de neusfillers, omdat deze fillers geen onderdeel uitmaken van de bewijsopdracht. Voor het overige zijn de verklaring van [eiser] en de bijbehorende WhatsApp-gesprekken onvoldoende concreet. Nergens komt daaruit naar voren dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat specifiek de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek door [gedaagde] gepromoot zouden worden. Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [eiser] ook met deze verklaringen zijn standpunt onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken.
2.1
Tot slot heeft [eiser] in het kader van zijn bewijsopdracht een verklaring overgelegd van [naam 3] (hierna: [naam 3]), cosmetisch arts. [naam 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
“(…) In deze specifieke casus kan geconcludeerd worden dat er tegen medische advies van de arts de cliënt een ingreep heeft willen ondergaan, waarbij alle extra gemaakte kosten op de klant zelf te verhalen moeten zijn. Ook blijkt uit de casus, het beloop en de uitkomst dat de arts de juiste behandeling, uitvoering en eindresultaat heeft gerealiseerd. Merkwaardig genoeg is door klant eerst vermindering en oplossen van de filler gevraagd waarna zij na een paar dagen terugkomt met het verzoek om het behandelde gebied weer op te vullen. Het opgeloste gebied na de eerste behandeling kan voor te veel verdunning en volume verlies hebben geleid. Als de klant geduld had gehad en naar het advies van de behandelend arts had geluisterd, zouden alle extra behandelingen niet nodig geweest zijn. Tenslotte wordt er een aantal extra behandelingen uitgevoerd, zoals het opvullen van de mondhoeken en wangen/jukbeenderen. Deze extra behandelingen in het algemeen en specifiek in deze casus staan los van de eerder behandelende kaaklijn en kin, waar de klant ontevreden over was. Deze fillerbehandelingen kunnen als losstaande behandelingen beschouwd worden en dienen niet in verband te worden gebracht met de kaaklijn en kinfiller. (…)”
2.11
De kantonrechter kan ook aan deze verklaring slechts beperkte waarde toekennen. [naam 3] is immers niet door de rechtbank benoemd om een deskundigenrapportage uit te brengen in deze zaak, waardoor op dit moment niet beoordeeld kan worden of de onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoende is gewaarborgd. Dit geldt temeer nu [gedaagde] heeft aangevoerd dat [naam 3] en [eiser] bekenden van elkaar zijn. Belangrijker is echter dat [naam 3] inhoudelijk niets heeft verklaard om tot het oordeel te kunnen komen dat [eiser] voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek door [gedaagde] gepromoot zouden worden.
2.12
De kantonrechter concludeert dat het op basis van het door [eiser] aangedragen bewijs niet voldoende aannemelijk is dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de fillers voor de kaaklijn/kin, jukbeenderen/wangen en mondhoek door [gedaagde] gepromoot zouden worden. [eiser] is dan ook niet geslaagd in zijn bewijsopdracht. Zoals overwogen in het tussenvonnis heeft dit tot gevolg dat de vordering tot betaling van de eerste factuur van € 1.179,99 voor drie keer een behandeling van de kaaklijn/kin alsmede een PRP gezicht/Vampire facial en de tweede factuur van € 1.000,- voor een behandeling van de jukbeenderen/wangen, een behandeling van de kaaklijn/kin en een mondhoekfiller worden afgewezen. Het antwoord op de vervolgvraag of [gedaagde] de diverse fillers daadwerkelijk heeft gepromoot kan, gelet op het voorgaande, in het midden blijven.
2.13
[eiser] heeft bij akte na tussenvonnis bewijs aangeboden door het horen van getuigen. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit bewijsaanbod in dit stadium nog te honoreren. In het tussenvonnis is hij namelijk uitdrukkelijk uitgenodigd om bewijs te leveren, onder andere door het horen van getuigen (aantal en personalia), maar heeft daar bij akte na tussenvonnis niet voor gekozen. Dit komt voor zijn rekening en risico. Aan de verzoeken van [gedaagde] om [naam 2] onder ede te horen en camerabeelden in het geding te mogen brengen komt de kantonrechter, gelet op al het voorgaande eveneens niet toe.
2.14
De verschuldigdheid van de derde factuur van € 800,- voor neus- en traangootfillers is door [gedaagde] erkend. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
2.15
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu [eiser] bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. [eiser] heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal, nu daar verder geen verweer tegen is gevoerd, daarom worden toegewezen over een bedrag van € 800,- vanaf de dag van dagvaarding. Voor toewijzing vanaf een andere datum is geen deugdelijke grondslag gesteld; [eiser] heeft geen concrete verzuimdatum genoemd en op de factuur wordt geen betalingstermijn genoemd.
2.16
[eiser] maakt verder aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 423,-. Dit deel van de vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Namens [eiser] is op 12 juli 2021 een aanmaning aan [gedaagde] gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot (volledige) betaling van het verschuldigde bedrag aan hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat correspondeert met het toegewezen bedrag aan hoofdsom van € 800,-. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. Dat betekent dat € 120,- aan buiten-gerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
2.17
Aangezien beide partijen voor een deel in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 920,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 800,- vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416