ECLI:NL:RBROT:2022:3083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/10/633206 / JE RK 22-316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van beide kinderen ernstig wordt bedreigd en dat de ouders, ondanks ingezette hulpverlening, niet in staat zijn om zelfstandig de situatie te verbeteren. De ouders communiceren nauwelijks met elkaar en zijn het niet eens over de zorg voor hun kinderen. De moeder heeft moeite met de opvoeding en de vader vraagt om meer betrokkenheid van de jeugdbescherming. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] te verlengen tot 16 oktober 2022. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat er snel duidelijkheid komt over het perspectief van [naam kind 1]. De GI is verzocht om uiterlijk twee weken voor 1 oktober 2022 een rapportage in te dienen over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/633206 / JE RK 22-316
datum uitspraak: 15 april 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2007 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2],
hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegmoeder], hierna te noemen de pleegmoeder van [naam kind 1],

wonende te [woonplaats pleegmoeder],

[naam pleegvader], hierna te noemen de pleegvader van [naam kind 1],

wonende te [woonplaats pleegvader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de verzoeken met bijlagen van de GI van 4 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 4 februari 2022.
Op 15 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind 1], die apart is gesproken,
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en
[naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders van [naam kind 1].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] verblijft in een pleeggezin. [naam kind 2] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 8 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 24 april 2022 en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 16 april 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.

De standpunten

De GI heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De ouders communiceren nauwelijks met elkaar. Zij zijn het niet eens over wat belangrijk is voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en wat voor hen moet worden ingezet.
De moeder is zeer liefdevol en doet haar best. De opvoeding valt haar echter zwaar. Daarom ligt het perspectief van [naam kind 1] in een pleeggezin. De plaatsing van [naam kind 1] in het huidige crisispleeggezin zal echter binnenkort aflopen. Daarom is de jeugdbescherming met het expertiseteam op zoek naar een vervolgplek voor [naam kind 1]. Als er tijdens het volgende gesprek op 19 april 2022 nog geen zicht is op een vervolgplek voor [naam kind 1] dan zal deze situatie op managementniveau besproken moeten worden. Er moet immers ondanks het gebrek aan pleeggezinnen een plek voor [naam kind 1] komen.
In de afgelopen periode is besproken of [naam kind 2] kan logeren bij Horses en Co om de moeder te ontlasten. [naam kind 2] is daar echter te kwetsbaar voor.
De ingezette hulpverlening van Family Supporters en parallel ouderschap is niet van de grond gekomen. Traumabehandeling kan niet starten zolang de thuissituatie niet stabiel genoeg is.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen de verzoeken van de GI. Wel heeft de moeder aandacht gevraagd voor het volgende.
Er is sprake van een vacuüm in de gehele situatie rondom de zorg voor [naam kind 1] en [naam kind 2]. Er is geen perspectief. De zorg voor [naam kind 1] en [naam kind 2] is vanwege hun kind-eigen problematiek zwaar. De moeder loopt daarbij tegen haar grenzen aan. Wel is haar relatie met [naam kind 1] door de plaatsing in het pleeggezin enorm verbeterd. [naam kind 1] en de moeder konden daardoor tot rust komen. Het is in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] dat er weloverwogen stappen in hun perspectief worden gemaakt.
De vader heeft zich ter zitting evenmin verzet tegen de verzoeken van de GI. Wel heeft hij -verkort en zakelijk weergegeven - aandacht voor het volgende gevraagd. De vader staat niet negatief tegenover een ondertoezichtstelling. Wel heeft hij de kinderrechter verzocht om de betrokken instanties als de GI en Family Supporters meer bevoegdheden te geven en om een kritisch geluid over het gevoerde beleid te laten horen. Er is immers sprake van een herhaaldelijk patroon in het gedrag van de moeder waardoor veranderingen in de aanpak van de jeugdbescherming nodig zijn. De jeugdbescherming gaat telkens mee in het manipulerende gedrag van de moeder. Dit moet afgelopen zijn. Er worden acties ondernomen die niet in het belang zijn van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Ook heeft de vader zijn vraagtekens bij de behandeling van de ziekte van [naam kind 1]. Hij wil ook meer tijd met haar doorbrengen. Daarin heeft de vader betrokkenheid van de GI en Family Supporters gevraagd, zodat de band tussen [naam kind 1] en de vader onderhouden blijft. De vader is teleurgesteld dat hij niet of nauwelijks een rol van betekenis heeft gekregen. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn gebaat bij structuur, veiligheid en geborgenheid en hebben een plek nodig waar zij zichzelf kunnen zijn en dat zij vertrouwd zijn met de mensen om hen heen en hun omgeving. Binnenkort zal de vader met de GI in gesprek gaan, waarbij hij mogelijk zal vragen om [naam kind 2] bij hem te laten wonen en dat hij twee weekenden in de maand bij moeder is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ondanks de ingezette hulpverlening van Family Supporters hebben de ouders nog steeds moeite om met elkaar te communiceren en zitten zij nog steeds niet op een lijn. Als gevolg hiervan hebben [naam kind 1] en [naam kind 2] nog geen onbelast contact met hun beide ouders. Daar komt bij dat [naam kind 1] en [naam kind 2] kwetsbare kinderen zijn met kind-eigen problematiek. De zorg voor [naam kind 2] in combinatie met de weekenden dat [naam kind 1] ook bij de moeder is, valt de moeder zwaar. De vader heeft moeite om begrip hiervoor te hebben en is ontevreden over de wijze waarop de GI hiermee omgaat.
Nu de ouders ondanks de ingezette hulpverlening nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is daarbij van groot belang - en in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] - om niet telkens naar de andere ouder te wijzen, maar dat zowel de vader als de moeder naar zijn of haar eigen rol kijkt en de eigen verantwoordelijkheid neemt. De kinderrechter kan niet concluderen dat het aan de hulpverlening of aan de inzet van de jeugdbescherming ligt dat er nog weinig verbetering is gekomen. Het ligt aan de ouders die niet samen tot behandeling kunnen komen, geen co-ouderschap kunnen aangaan en zelfs geen afspraken voor een parallel ouderschap kunnen maken. Het is nog steeds dringend noodzakelijk dat de situatie voor [naam kind 1] en [naam kind 2] stabiel, veilig en rustig wordt, zodat zij in een stabiele en veilige opvoedsituatie zullen opgroeien, de noodzakelijke behandelingen kunnen ondergaan, zich optimaal kunnen ontwikkelen en onbelaste omgang met hun beide ouders kunnen hebben. De kinderen hebben niet om deze situatie gevraagd.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] te beperken tot zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden. [naam kind 1] kan immers niet in het huidige crisispleeggezin opgroeien en er is nog geen perspectief-biedend pleeggezin voor haar gevonden. Het is voor [naam kind 1] van groot belang dat haar perspectief zo spoedig mogelijk duidelijk wordt. Daar komt bij dat het perspectief van [naam kind 1] nauw samenhangt met de situatie van [naam kind 2]. Hij heeft een traumabehandeling nodig. Daarvoor is echter een stabiele opvoedsituatie nodig. Zolang het perspectief van [naam kind 1] onduidelijk is, is hiervan geen sprake. Met een kortere verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind 1] wil de kinderrechter de noodzaak van het verkrijgen van duidelijkheid over het perspectief van [naam kind 1] benadrukken en druk uitoefenen. De kinderrechter kan [naam kind 1] niet beloven dat zij overeenkomstig haar wens meer bij haar moeder zal kunnen zijn en dat een verblijf in een pleeggezin daarbij als uitvalsbasis wordt gezien. Of deze wens van [naam kind 1] in haar belang is, zal de GI samen met de ouders dienen te bepalen.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor 1 oktober 2022 in een briefrapportage de kinderrechter - en een afschrift daarvan aan de belanghebbenden - te informeren over de huidige stand van zaken en om gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
De vader heeft de kinderrechter verzocht om de GI meer bevoegdheden te geven in de uitvoering van de ondertoezichtstelling en wil een meer kritisch geluid van de kinderrechter over de uitvoering van de ondertoezichtstelling en de samenwerking tussen de GI en de moeder. Zoals hierboven al is overwogen, ligt de stagnatie niet (overwegend) in het functioneren van de GI, maar in het functioneren van de ouders. Het is niet aan de GI te wijten dat jeugdbeschermers wegens ziekte uitvallen, er wachtlijsten zijn voor hulpverlening en onderzoeken en er onvoldoende pleeggezinnen beschikbaar zijn. De GI heeft daarnaast de expertise over welke hulpverlening in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] moet worden ingezet. De GI heeft en houdt de regie.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 16 april 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor pleegzorg tot 16 oktober 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het verzoek met betrekking tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] voor het overig verzochte aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 oktober 2022 pro forma.
Bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.