ECLI:NL:RBROT:2022:3126

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
ROT 21/3629, ROT 21/4775, ROT 21/4777, ROT 21/4778 en ROT 21/4779
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen wegenheffing en de rechtmatigheid van de opgelegde heffingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over aanslagen wegenheffing die zijn opgelegd aan eiser, eigenaar van meerdere onroerende zaken in Krimpen aan den IJssel. De aanslagen, die betrekking hebben op vijf verschillende objecten, zijn door de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep opgelegd op basis van beschikkingen van 30 april 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten, waarbij hij aanvoert dat hij geen wegenheffing verschuldigd is, omdat hij al wegenheffing betaalt voor zijn eigen appartement en omdat hij geen inwoner is van de Krimpenerwaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de aanslagen rechtmatig zijn opgelegd. De wetgeving omtrent wegenheffing, zoals vastgelegd in artikel 122a van de Waterschapswet en de daarop gebaseerde Verordening, maakt het mogelijk om heffingen te heffen van eigenaren van gebouwde onroerende zaken. Eiser heeft ter zitting zijn beroep voor één van de aanslagen ingetrokken, maar de rechtbank oordeelt dat de overige aanslagen terecht zijn opgelegd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij geen genot heeft van de onroerende zaken die hij verhuurt, en de rechtbank wijst erop dat de informatie in de folder die bij de aanslagen was gevoegd niet voldoende is om te concluderen dat de aanslagen onterecht zijn.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar zich aan de wet en de Verordening heeft gehouden en dat er geen sprake is van dubbele belasting. De beroepen van eiser worden ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/3629, ROT 21/4775, ROT 21/4777, ROT 21/4778 en ROT 21/4779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2022 in de zaken tussen

[naam eiser] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,

gemachtigde: mr. Y. Kievit.

Procesverloop

Bij beschikkingen van 30 april 2021 heeft verweerder voor volgende objecten in Krimpen aan den IJssel een aanslag wegenheffing opgelegd:
[adres 1] € 72,09
[adres 2] € 72,09
[adres 3] € 58,99
[adres 4] € 58,99
[adres 5] € 68,48
(hierna: de onroerende zaken).
Bij uitspraken op bezwaar, gedagtekend 22 juni 2021 (de bestreden besluiten), heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Het beroep voor [adres 3] is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/3629;
Het beroep voor [adres 2] is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/4775;
Het beroep voor [adres 1] is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/4777;
Het beroep voor [adres 4] is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/4778;
Het beroep voor [adres 5] is geregistreerd onder zaaknummer ROT 21/4779.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2021.
Eiser is daar verschenen, verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser is eigenaar van de onroerende zaken, die hij verhuurt. Volgens hem kunnen voor deze appartementen geen aanslagen wegenheffing opgelegd worden, omdat eiser al wegenheffing betaalt voor het door hem bewoonde appartement [adres 6] . Verder blijkt uit de informatiefolder die bij de aanslagen was gevoegd dat enkel inwoners van de Krimpenerwaard wegenheffing betalen. Van de onroerende zaken is eiser geen inwoner, dus hoeft hij geen wegenheffing te betalen, aldus eiser.
Verweerder is van mening dat de aanslagen rechtmatig zijn opgelegd.
1.2
Eiser heeft ter zitting zijn beroep over de aanslag wegenheffing voor het door hem bewoonde appartement [adres 6] (ROT 21/4776) ingetrokken, omdat hij het er mee eens is dat hij voor dat appartement wegenheffing moet betalen.
2. Bij de beoordeling is het volgende wettelijk kader van belang.
Artikel 122a van de Waterschapswet luidt als volgt:
1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer kan, binnen het gebied waar deze taak wordt uitgevoerd, onder de naam wegenheffing een heffing worden geheven.
2. De wegenheffing kan worden geheven van hen die:
a. ingezetenen zijn;
b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen;
d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken.
Op basis van dit artikel is door het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard (het Hoogheemraadschap) de Verordening wegenheffing 2020 (hierna: de Verordening) opgesteld.
In de Verordening staat in artikel 2:
1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak
terzake van het wegenbeheer wordt onder de naam wegenheffing een directe belasting geheven.
2. De heffing wordt geheven van hen die:
a. ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande
dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;
b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van
ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;
c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van
natuurterreinen in het gebied van het waterschap;
d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;
3. Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3.1
Naast de hoofdtaken van het waterschap – de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater – kan aan een waterschap ook de zorg voor het wegenbeheer of een gedeelte daarvan zijn opgedragen, zoals ook is gebeurd aan het Hoogheemraadschap.
Om deze zorg te bekostigen is in artikel 122a van de Waterschapswet opgenomen dat een heffing daarvoor kan worden ingevoerd, de zogenoemde wegenheffing. In artikel 122a van de Waterschapswet en de daarop gebaseerde Verordening is opgenomen dat de eigenaar van een gebouwde onroerende zaak, zoals de appartementen van eiser, wegenheffing moet betalen. Omdat de wet de wegenheffing op deze manier mogelijk maakt, kon voor de appartementen die eiser verhuurd, wegenheffing worden geheven.
3.2
Ter zitting heeft eiser betoogd dat hij niet het genot heeft van het eigendom van de appartementen die hij verhuurd. Echter, ook als eiser een lastige huurder heeft, zoals hij ter zitting heeft gesteld, dan nog wordt eiser in juridische zin geacht genot te hebben van zijn eigendommen.
4. Eiser wijst op de folder die bij de aanslagen zat, waarin staat dat enkel inwoners van de Krimpenerwaard wegenheffing betalen. Verweerder heeft toegelicht dat dit in de folder staat om te verduidelijken dat de wegenheffing alleen wordt geheven in het gebied van de Krimpenerwaard (en niet in het gebied van Schieland).
Hoewel de tekst in de folder verwarrend kan zijn, betekent dit niet dat daarom de wettelijke bepalingen uit artikel 122a van de Waterschapswet en artikel 2 van de Verordening opzij gezet moeten worden. De tekst is niet zodanig dat eiser daar in redelijkheid het vertrouwen uit kon ontlenen dat van hem als eigenaar van de appartementen, ondanks de wettelijke mogelijkheden, geen wegenheffing zou worden geheven. Er staat ook niet dat inwoners slechts eenmaal wegenheffing betalen.
5. Daarnaast heeft eiser ter zitting aangevoerd dat hij al wegenheffing voor zijn auto betaalt. Wegenbelasting voor de auto is echter wat anders dan de wegenheffing van het Waterschap en dit staat er daarom ook niet aan in de weg. Van een dubbele belasting is geen sprake.
6. Dit alles betekent dat verweerder zich aan de wet en de Verordening heeft gehouden en dat de aanslagen opgelegd konden worden.
7. De beroepen zijn daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 april 2022.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).