ECLI:NL:RBROT:2022:3126
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanslagen wegenheffing en de rechtmatigheid van de opgelegde heffingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over aanslagen wegenheffing die zijn opgelegd aan eiser, eigenaar van meerdere onroerende zaken in Krimpen aan den IJssel. De aanslagen, die betrekking hebben op vijf verschillende objecten, zijn door de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep opgelegd op basis van beschikkingen van 30 april 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten, waarbij hij aanvoert dat hij geen wegenheffing verschuldigd is, omdat hij al wegenheffing betaalt voor zijn eigen appartement en omdat hij geen inwoner is van de Krimpenerwaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de aanslagen rechtmatig zijn opgelegd. De wetgeving omtrent wegenheffing, zoals vastgelegd in artikel 122a van de Waterschapswet en de daarop gebaseerde Verordening, maakt het mogelijk om heffingen te heffen van eigenaren van gebouwde onroerende zaken. Eiser heeft ter zitting zijn beroep voor één van de aanslagen ingetrokken, maar de rechtbank oordeelt dat de overige aanslagen terecht zijn opgelegd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij geen genot heeft van de onroerende zaken die hij verhuurt, en de rechtbank wijst erop dat de informatie in de folder die bij de aanslagen was gevoegd niet voldoende is om te concluderen dat de aanslagen onterecht zijn.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar zich aan de wet en de Verordening heeft gehouden en dat er geen sprake is van dubbele belasting. De beroepen van eiser worden ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.