ECLI:NL:RBROT:2022:3127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/5192
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van medische redenen en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Rotterdam, een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op basis van medische redenen. De aanvraag werd afgewezen door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, waarna eiseres in beroep ging. De rechtbank Rotterdam heeft op 28 april 2022 uitspraak gedaan in deze zaak (zaaknummer ROT 21/5192). Eiseres had op 23 april 2021 urgentie aangevraagd, maar het medisch advies van het team Sociaal Medische Advisering (SMA) concludeerde dat haar medische beperkingen niet ernstig genoeg waren om in aanmerking te komen voor urgentie. Eiseres voerde aan dat haar medische klachten en die van haar zoon niet goed waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat het advies van het SMA zorgvuldig was opgesteld en dat er geen objectieve gegevens waren die de juistheid van het advies in twijfel trokken. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor urgentie terecht was, omdat er geen schrijnende situatie was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. Eiseres werd erop gewezen dat zij een nieuwe aanvraag kon indienen als haar situatie verslechterde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. L. van Dinter,
en

de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerster,

gemachtigde: mr. A.M.H. Dellaert.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerster de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring op grond van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (Verordening) afgewezen.
Bij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres heeft op 14 februari 2022 een verhuisadvies van de gemeente Rotterdam ingediend.
Eiseres heeft op 17 februari 2022 foto’s van schimmel en vocht in haar woning ingediend.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 23 april 2021 urgentie aangevraagd wegens medische redenen. In het kader van deze aanvraag heeft een arts van het team Sociaal Medische Advisering (SMA) op 16 juni 2021 desgevraagd een medisch advies gegeven. Uit het advies volgt dat de medische beperkingen van eiseres niet dermate ernstig zijn dat zij in aanmerking dient te komen voor urgentie.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerster het advies van het SMA ten grondslag gelegd. Eiseres heeft volgens verweerster geen medische gegevens overgelegd op grond waarvan het door het SMA verrichte onderzoek en het daarop gebaseerde oordeel in twijfel zou moeten worden getrokken. Omdat de aanvraag is gericht op de medische problemen van eiseres, zijn enkel haar klachten door het SMA beoordeeld. De (medische) omstandigheden van haar kinderen zijn volgens verweerster wel meegewogen in de besluitvorming. Verweerster heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.
3. Eiseres betoogt dat zowel haar medische problematiek als die van haar zoon dermate ernstig zijn dat zij in aanmerking dient te komen voor een urgentieverklaring. Eiseres voert in dat kader aan dat in het bestreden besluit niet al haar medische klachten zijn meegenomen. Daarbij komt dat het advies van het SMA tegenstrijdigheden bevat, nu in het advies wordt geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor urgentie, maar er wel een ander woningtype wordt geadviseerd. Dat de medische problematiek verband houdt met de woning blijkt volgens eiseres uit het feit dat haar zoontje gedurende een vakantie in Marokko geen klachten had. Ook verwijst eiseres daartoe naar het verhuisadvies van 8 februari 2022 van de gemeente Rotterdam en foto’s van haar woning, waaruit volgt dat de woning vol schimmel zit. Eiseres wijst verder op de omstandigheid dat haar dochter zich door een recente politie-inval angstig voelt in de woning.
4. Op grond van artikel 2.3.8 van de Verordening kan een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie een (andere) woonruimte nodig heeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, in aanmerking komen voor een urgentieverklaring.
Op grond van artikel 2.3, derde lid, van Bijlage 1 bij de Verordening weigert het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
Op grond van artikel 5.1 van Bijlage 1 bij de Verordening doet de urgentiegrond medische noodzaak zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont en bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage 1 bij de Verordening is het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien strikte toepassing van deze zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, indien a) weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en b) sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
5. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit dient te worden beoordeeld naar de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden op het moment dat dit besluit werd genomen.
6.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerster, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige een medisch advies is uitgebracht, dit advies mag betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Verweerster moet zich ervan vergewissen of het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 maart 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), ECLI:NL:RVS:2021:570.
6.2.
In het advies van de arts van het SMA is opgenomen dat er een telefonisch consult heeft plaatsgevonden met eiseres, waarin een anamnese is verricht en de problematiek nader is geobjectiveerd door het gebruik van gerichte vragen. Verder heeft de arts specialistenbrieven en overige door eiseres ingebrachte informatie bestudeerd. In het advies heeft de arts vermeld dat de klachten en belemmeringen die in het aanvraagformulier en tijdens het vraaggesprek zijn aangedragen, zijn meegenomen bij de beoordeling. De arts heeft geen gericht lichamelijk onderzoek verricht of aanvullende gegevens opgevraagd, omdat er voldoende gegevens en aanvullende medische informatie beschikbaar waren. Op basis van het verrichte onderzoek is de arts tot de conclusie gekomen dat de medische problematiek van eiseres niet dermate ernstig is dat er sprake is van een noodsituatie waarbij het gebruik van de huidige woonruimte op medische gronden niet meer mogelijk is en eiseres op zeer korte termijn (binnen 3 maanden) zou moeten verhuizen.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het advies van het SMA zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de bevindingen en conclusies van de arts inzichtelijk en voldoende gemotiveerd in het advies uiteengezet zijn. Eiseres heeft wel gesteld dat verweerster niet al haar klachten heeft beoordeeld, maar zij heeft – ook in beroep – geen objectieve en verifieerbare stukken overgelegd op grond waarvan aan de juistheid van het advies zou kunnen worden getwijfeld. Weliswaar heeft eiseres een verhuisadvies van de gemeente overgelegd, maar dat advies is niet afkomstig van een medisch deskundige en geeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het advies van het SMA. Voor zover eiseres heeft betoogd dat de medische klachten van haar zoon ten onrechte niet zijn meegenomen in de beoordeling, kan dat niet slagen, nu de aanvraag is gericht op het verkrijgen van een gelijkvloerse woning bereikbaar per lift. De allergieproblematiek van de zoon houdt daar geen verband mee en verweerster heeft die klachten daarom niet hoeven laten beoordelen door het SMA. Gelet op dit alles heeft verweerster het bestreden besluit op het advies van de SMA mogen baseren. Dat in het advies van het SMA een woning bereikbaar per lift wordt geadviseerd, kan hieraan niet af doen. Niet in geschil is dat zo’n woningtype voor eiseres wenselijk is. Bij het beoordelen van een aanvraag van urgentie wegens medische redenen gaat het echter niet om de vraag wat wenselijk is, maar of een andere woning – gelet op de voor urgentie geldende criteria – dringend noodzakelijk is.
7.1.
Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule, overweegt de rechtbank als volgt.
7.2.
De toepassing van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van verweerster. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid terughoudend getoetst dient te worden. Verweerster past de hardheidsclausule alleen toe als weigering van een urgentie leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening onvoorziene, omstandigheden. Verweerster maakt, vanwege de schaarste aan sociale huurwoningen en de lange wachttijden voor woningzoekenden die daarop zijn aangewezen, terughoudend gebruik van de hardheidsclausule. Het voeren van een dergelijk restrictief beleid wordt volgens vaste rechtspraak niet onredelijk geacht. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2815.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerster in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de hardheidsclausule niet toe te passen omdat de weigering van de urgentieverklaring in het geval van eiseres niet tot een schrijnende situatie leidt. Uit het medisch advies van het SMA volgt dat de medische beperkingen van eiseres niet zodanig zijn dat sprake is van een noodsituatie en ook anderszins is niet van een schrijnende situatie gebleken. De rechtbank begrijpt dat eiseres in een onwenselijke situatie zit, nu zij en met name haar zoon last hebben van de schimmel in de woning en haar dochter angstig is door een recente politie-inval. Deze omstandigheden leiden echter niet tot een dusdanig schrijnende situatie dat verweerster gehouden was om alsnog op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verstrekken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals verweerster terecht heeft opgemerkt, het op de weg van de verhuurder ligt om vocht- en schimmelproblematiek te verhelpen en dat ook in een andere woning sprake kan zijn van schimmel.
8. Verweerster heeft de afwijzing van de aanvraag dan ook terecht gehandhaafd. De rechtbank wijst eiseres er nog op dat, indien haar situatie thans aanzienlijk is verslechterd ten opzichte van de situatie ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, zij een nieuwe aanvraag voor urgentie in kan dienen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J. Flikweert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 april 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.