ECLI:NL:RBROT:2022:3131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
C/10/635207 / JE RK 22-623 en C/636628 / JE RK 22-851
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problematiek

Op 21 april 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], die onder toezicht is gesteld en waarvoor een machtiging tot uithuisplaatsing is verzocht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 17 maart 2022 een verzoekschrift ingediend voor de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin verzocht. De kinderrechter heeft de zaak op 21 april 2022 behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. S. Bosmans, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] al langere tijd in een onveilige thuissituatie verkeert, gekenmerkt door huiselijk geweld en instabiliteit. De moeder heeft moeite om een veilige omgeving te bieden, wat heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind]. De Raad heeft het verzoek van de GI ondersteund, maar heeft ook aangegeven dat een langdurige uithuisplaatsing niet in het belang van [naam kind] is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een jaar verleend, maar de machtiging tot uithuisplaatsing is beperkt tot één maand, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er contact en omgang tussen [naam kind] en de moeder plaatsvindt, en dat de GI moet rapporteren over de voortgang van de situatie. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met een vervolgdatum voor verdere behandeling van de zaak op 18 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/635207 / JE RK 22-623 en C/636628 / JE RK 22-851
Datum uitspraak: 21 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Bosmans, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 maart 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 21 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door [naam 1], tolk in de Poolse taal;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 2];
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam 3] (telefonisch).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft op een kleinschalige (crisis)groep van Pameijer.
Bij beschikking van 27 januari 2022 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 27 april 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 april 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 27 april 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat het verzoek moet worden opgevat als een verzoekt tot een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en aansluitend voor de duur van de ondertoezichtstelling als die wordt uitgesproken.

De standpunten van de Raad en de GI

De Raad heeft ter zitting het eigen verzoek gehandhaafd, ondersteunt het verzoek van de GI en heeft dit als volgt toegelicht.
[naam kind] heeft veel meegemaakt in de thuissituatie en hij maakt zich grote zorgen om de moeder. Hierdoor kan hij onvoldoende kind zijn. Het lukt de moeder niet om een stabiele en veilige opvoedingsomgeving te creëren voor [naam kind]. Bij [naam kind] is sprake van kindeigen problematiek en hij is erg kwetsbaar. De Raad was aanvankelijk van mening dat een uithuisplaatsing van [naam kind] schadelijker voor hem zou zijn, gezien het risico dat hij dan op een verkeerde plek terecht zou komen. Gelet echter op de incidenten die recent hebben plaatsgevonden waarbij de directe veiligheid van [naam kind] ernstig is gevaar is gebracht en het gegeven dat [naam kind] nu op een passende plek zit, ondersteunt de Raad het verzoek van de GI om [naam kind] uit huis te plaatsen. Een uithuisplaatsing van [naam kind] voor de duur van een jaar is echter te lang en niet in zijn belang. De duur van de machtiging moet worden bekort. In de komende periode moet worden onderzocht wat er nodig is om [naam kind] weer bij de moeder te plaatsen. Het is belangrijk dat [naam kind] en de moeder in de tussentijd weer contact en omgang met elkaar hebben. Zij hebben een bijzondere en sterke relatie die niet mag worden beschadigd.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling zijn er veiligheidsafspraken gemaakt met de moeder om ervoor te zorgen dat zij haar ex-partner buiten de deur houdt en er geen huiselijk geweld meer plaatsvindt. Op 9 en 11 april 2022 zijn er meldingen van de politie binnengekomen dat de ex-partner van de moeder haar huis was binnengedrongen en dat de moeder zich bedreigd en niet veilig voelde in haar woning. De moeder kwam hierbij verward over. Op 12 april 2022 heeft de GI van Veilig Thuis en school zorgelijke meldingen ontvangen. De school meldt dat [naam kind], na drie weken afwezig te zijn geweest, seksueel grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond richting leraren. Hij was hierin niet te corrigeren. Een andere zorg is dat de moeder de afspraken met de hulpverlening van Antes en ASVZ niet nakomt, terwijl zij deze hulp hard nodig heeft. De moeder is mentaal instabiel. Doordat de moeder de hulpverlening niet binnenlaat, is er onvoldoende zicht op wat er zich in de thuissituatie afspeelt. Alle zorgen tezamen heeft de GI doen besluiten om een uithuisplaatsing van [naam kind] te verzoeken.

Het standpunt van de belanghebbende

Ten aanzien van het verzoek tot ondertoezichtstelling heeft de moeder zich bij monde van haar advocaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De moeder erkent dat er veel zorgen spelen thuis. Zij heeft altijd open gestaan en meegewerkt aan de hulpverlening, maar de hulpverlening was tot op heden waarschijnlijk niet afdoende.
Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing van [naam kind] is namens de moeder primair verzocht om deze af te wijzen en subsidiair om de duur te bekorten. De zorgen die de GI (in het verzoekschrift) benoemt waren al bekend bij de Raad en hebben de Raad niet doen besluiten om een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken. Dat [naam kind] drie weken niet op school is geweest, houdt verband met Corona. Dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont was ook voordien het geval. Het door de GI in het verzoekschrift genoemde vluchtgevaar kan niet ten grondslag hebben gelegen aan het spoedverzoek, omdat de door de GI genoemde signalen pas zijn geconstateerd toen de GI [naam kind] kwam ophalen. Ook de incidenten die de GI ter zitting benoemt zijn geen redenen voor een uithuisplaatsing. De moeder heeft conform de veiligheidsafspraken de politie gebeld omdat haar ex-partner voor de deur stond. Zij heeft hierin juist gehandeld. De Raad wilde de moeder de kans geven om in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling de thuissituatie te verbeteren. Er is sinds januari 2022 echter weinig gebeurd. De moeder wil dat [naam kind] zo snel mogelijk thuis komt. Ze heeft weinig zicht op hoe het met hem gaat en het is onduidelijk wanneer en hoe vaak zij hem mag zien. De moeder is bereid om mee te werken met alle hulpverlening die nodig is om extra vaardigheden te ontwikkelen
.Gedurende de eerdere ondertoezichtstelling is gebleken dat de moeder leerbaar is en uit de stukken van de Raad volgt niet dat dit nu anders is. Antes en ASVZ hebben zich tegenover de Raad vrij positief uitgelaten over de moeder.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de Raad
Gelet op het feit dat ter zitting geen verweer is gevoerd tegen de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] als onweersproken worden verleend voor de duur van een jaar. [naam kind] wordt al vrijwel zijn hele leven geconfronteerd met huiselijk geweld tussen moeder en haar partners. De eerdere ondertoezichtstelling van maart 2017 tot maart 2020 heeft geen blijvende verbeterde opvoedsituatie bewerkstelligd en op dit moment is weer sprake van een onveilige en instabiele opvoedomgeving. Mede door de kenmerken van ASS problematiek en zijn kwetsbaarheid heeft [naam kind] veel behoefte aan structuur en duidelijkheid. Vanwege de zorgen bij de moeder over haar psychische gesteldheid, lukt het haar niet [naam kind] dit te bieden zonder de noodzakelijk hulpverlening.
Ten aanzien van het verzoek van de GI
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] op 12 april 2022 met spoed uit huis is geplaatst vanwege acute onveiligheid in de thuissituatie. Moeder had tot juni 2021 ongeveer drie jaar een relatie. Deze inmiddels ex-partner woonde niet bij moeder en [naam kind]. Gebleken is dat er ook binnen deze relatie sprake was van huiselijk geweld en dat de moeder onvoldoende weerbaar en opgewassen is tegen haar ex-partner. Het lukt haar onvoldoende om hem buiten de deur te houden en de veiligheid van [naam kind] te waarborgen. Ondanks een contact- en locatieverbod, zijn er zeer recent, te weten begin april 2022, incidenten voorgevallen waarbij de ex-partner van de moeder bij [naam kind] en de moeder thuis was en de moeder zich bedreigd en onveilig voelde. Dat de moeder, zoals zij zelf ter zitting toelicht, op die momenten juist en conform de veiligheidsafspraken heeft gehandeld door de politie te bellen, neemt niet weg dat de thuissituatie op dat moment te gevaarlijk en te dreigend was voor [naam kind]. Ook school geeft op 12 april 2022 aan dat de situatie niet langer houdbaar is. Bij deze stand van zaken weegt des te zwaarder dat de moeder niet structureel goed bereikbaar is voor de hulpverlening (ASVZ, Antes en de GI) en niet altijd betrouwbaar is in het nakomen van afspraken. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de spoedbeslissing terecht en op juiste gronden is genomen.
Gelet op de hiervoor genoemde zorgen, is de kinderrechter ook van oordeel dat de veiligheid en stabiliteit in de thuissituatie op dit moment nog onvoldoende gewaarborgd is. Een thuisplaatsing van [naam kind] is daarom nog niet aan de orde. De kinderrechter ziet wel aanleiding om de duur van de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot één maand en voor het overig verzochte aan te houden. De kinderrechter is van oordeel dat binnen deze termijn duidelijk moet worden welke mogelijkheden er zijn om [naam kind] en de moeder weer samen te brengen. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een begeleid woontraject of een gezinsopname. Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen over dreiging vanuit de ex-partner en wat er naast de veiligheidsafspraken nog meer nodig is om de veiligheid van [naam kind] en de moeder in de thuissituatie te waarborgen. Ook wil de kinderrechter tijdens de volgende zitting van Pameijer weten hoe het nu gaat met [naam kind] gedurende zijn verblijf aldaar, gelet op zijn kindeigen problematiek en zijn hechte band met moeder. De kinderrechter verwacht van de moeder dat zij aankomende maand laat zien wel structureel betrouwbaar te kunnen zijn in het contact met alle hulpverleners. Tot slot vindt de kinderrechter het zeer belangrijk dat er weer contact en omgang tussen [naam kind] en de moeder plaatsvindt. Het is de taak van de GI om dit te faciliteren.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. S. Bosmans) te rapporteren over de hiervoor genoemde punten.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 21 april 2022 tot 21 april 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 21 mei 2022;
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [naam kind] voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder en mr. S. Bosmans in deze zaak zal plaatsvinden op:
18 mei 2022 te 11:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. S. Bosmans;
verzoekt de GI uiterlijk 16 mei 2022 de kinderrechter (met afschrift aan de moeder en mr. S. Bosmans) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.