ECLI:NL:RBROT:2022:3143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9729363 VV EXPL 22-103
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Fagron Nederland B.V. [eiseres] vorderde dat Fagron zou gedogen dat zij in dienst treedt bij een concurrent, [naam bedrijf], en dat het concurrentiebeding uit haar arbeidsovereenkomst zou worden geschorst. De procedure volgde op de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [eiseres] per 1 maart 2022, waarna zij een nieuwe functie als Sales Manager bij [naam bedrijf] wilde aanvaarden. Fagron hield zich echter aan het concurrentiebeding dat in de arbeidsovereenkomst was opgenomen. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding nietig was, omdat het niet voldeed aan de eisen die de wet stelt aan concurrentiebedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De motivering van Fagron was onvoldoende specifiek en niet toegesneden op de functie van [eiseres]. De rechter concludeerde dat er geen rechtsgeldig concurrentiebeding tussen partijen bestond, waardoor de vordering van [eiseres] werd toegewezen. Fagron werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9729363 VV EXPL 22-103
uitspraak: 29 maart 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. W.H.N.C. van Beek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fagron Nederland B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.J.W.M. Vonken,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘Fagron’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 11 maart 2022, met producties;
de pleitnota van de gemachtigde van [eiseres];
de pleitnota van de gemachtigde van Fagron.
De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[eiseres] is op 1 maart 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – voor de duur van 7 maanden – bij Fagron in dienst getreden in de functie van ‘Sales Representative’.
2.2
In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst staat - voor zover in deze zaak van belang - vermeld (productie 2 van dagvaarding):
11. Concurrentiebeding
In zijn/haar functie heeft Werknemer toegang tot bedrijfsspecifieke informatie, welke bij een indiensttreding bij een directe concurrent zal leiden tot een ongerechtvaardigde voorsprong in de concurrentiestrijd waarin Werkgever zich bevindt. Werkgever heeft derhalve een zwaarwegend bedrijfsbelang dat Werknemer zich verbindt om, gedurende een (1) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst – ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever in Nederland op enigerlei wijze, direct of indirect, gehonoreerd of ongehonoreerd, hetzij in dienstbetrekking werkzaam of betrokken, hetzij onder eigen naam, hetzij door middel van samenwerking met enige persoon, instelling, vennootschap of onderneming, activiteiten te ontplooien die concurrerend, gelijk, gelijksoortig of (aan)verwant zijn aan de activiteiten van Werkgever of de aan hem gelieerde ondernemingen, dan wel daarin of daarbij enig belang te hebben.

12..Relatiebeding

Gedurende een (1) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst - ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen - zal het Werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever, niet zijn toegestaan om op enigerlei wijze, direct of indirect zakelijke contacten te leggen en/of te onderhouden met enige persoon, instelling, Vennootschap of onderneming, waarmee Werkgever of de aan hem gelieerde ondernemingen gedurende het laatste jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst enigerlei zakelijk contact heeft gehad. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt als zakelijk contact onder meer beschouwd iedere derde aan wie Werkgever binnen een (1) jaar voor het einde van de dienstbetrekking een factuur heeft verzonden en alle derden aan wie Werkgever binnen een (1) jaar voor het einde van de dienstbetrekking een offerte heeft verzonden of waarmee binnen een (1) jaar voor het einde van de dienstbetrekking contacten hebben plaatsgevonden met het oog op het verwerven dan wel onderbrengen van een opdracht ten behoeve van dan wel bij Werkgever. (…)

14.. Boete

14.1
Ingeval van overtreding van het bepaalde in de artikel 9 t/m 13 verbeurt Werknemer aan Werkgever (…) een (…) boete van € 10.000,- per overtreding, te vermeerderen met € 500,- per dag voor iedere dag (…) dat de overtreding voortduurt (…)”.
2.3
De arbeidsovereenkomst is per 1 oktober 2018 omgezet in een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Partijen hebben met het oog hierop een “Verlenging arbeidsovereenkomst” getekend. Hierin is opgenomen dat, behalve de duur van de overeenkomst en het salaris, alle overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
2.4
Per 1 november 2020 is de functie van [eiseres] gewijzigd naar “Pharmaceutical Key Account manager”. Partijen hebben met het oog hierop een “Bevestiging functiewijziging” getekend. Hierin is opgenomen dat, behalve de functie, het loon, de onkostenvergoeding en de bonus, alle overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
2.5
[eiseres] heeft de arbeidsovereenkomst met Fagron per 1 maart 2022 opgezegd.
2.6
[eiseres] is per 1 maart 2022 als Sales Manager in dienst getreden bij [naam bedrijf], een concurrent van Fagron. [eiseres] is tot op heden niet aangevangen met haar werkzaamheden, omdat Fagron haar heeft laten weten haar aan het concurrentiebeding te houden.

3..De vordering

3.1
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
I.
Primair: Fagron te veroordelen om te gedogen dat [eiseres], direct na het wijzen van dit vonnis, in dienst treedt bij [naam bedrijf] en Fagron derhalve te veroordelen zich te onthouden van iedere handeling die er op ziet die indiensttreding en het uitvoeren van werk als Sales Manager bij [naam bedrijf] te belemmeren of te belasten;
II.
Subsidiair:het concurrentiebeding uit artikel 11 en 12 van de arbeidsovereenkomst te schorsen, met ingang van een zo spoedig mogelijk gelegen datum, zodanig dat [eiseres] in staat is bij [naam bedrijf] in dienst te treden;
III.
In beide gevallen:Fagron te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van gemachtigde.
3.2
[eiseres] legt primair aan haar vordering ten grondslag dat het concurrentiebeding opgenomen in de artikelen 11 en 12 van de arbeidsovereenkomst nietig is. Op grond van artikel 7:653 BW is een concurrentiebeding in een contract voor bepaalde duur niet toegestaan, tenzij dit noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen die blijken uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever. Deze motivering vergt een specifieke afweging en motivering. De door Fagron opgenomen “motivering” voldoet niet aan deze vereisten. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat er na 1 maart 2018 meerdere momenten zijn geweest waarop Fagron het concurrentiebeding met haar opnieuw had moeten overeenkomen. Dit is niet gebeurd, zodat er geen concurrentiebeding tussen partijen geldt.

4..Het verweer

4.1
Fagron betwist de vordering en voert aan dat het concurrentiebeding wel rechtsgeldig is overeengekomen. Het zwaarwegende bedrijfsbelang van Fagron bij dit beding is voldoende gemotiveerd. Bij de omzetting naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is afgesproken dat de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven. Ditzelfde is afgesproken bij de functiewijziging. Het concurrentiebeding maakte dus telkens onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst die tussen partijen bestond.

5..De beoordeling

5.1
Bij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als de onderhavige dient te worden beoordeeld of [eiseres] een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Bij die beoordeling dienen in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure toegewezen zal worden, het belang van [eiseres] bij het treffen van de voorziening en de gevolgen voor Fagron bij het ten onrechte treffen van een voorziening.
5.2
Tussen partijen is allereerst in geschil of het concurrentiebeding dat is opgenomen in de aanvankelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd rechtsgeldig is. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval.
5.3
Een beding waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, kan in beginsel alleen rechtsgeldig worden overeengekomen wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor zover een dergelijk beding desondanks wordt opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan dit alleen rechtsgeldig gebeuren als uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. [1] De gedachte achter deze hoge drempel is dat werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met daarin een concurrentiebeding ten opzichte van een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een dubbel nadeel hebben, namelijk de belemmering om elders arbeid te aanvaarden terwijl het gezien de tijdelijkheid van de arbeidsovereenkomst juist noodzakelijk is dat ze elders een arbeidsovereenkomst aangaan.
5.4
Tegen die achtergrond mogen aan de motivering van het belang hoge eisen worden gesteld. Er moet in het beding zelf gemotiveerd worden welke bedrijfs- of dienstbelangen het betreft en waarom die een concurrentiebeding vereisen. Dit dwingt de werkgever tot een concrete afweging en voorkomt dat lichtvaardig gebruik wordt gemaakt van dergelijke bedingen. In de parlementaire geschiedenis wordt aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is -
"hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar de concurrent"- en dat dit per geval "
een specifieke afweging en motivering" vergt. [2]
5.5
In het concurrentiebeding dat partijen zijn overeengekomen (artikel 11), staat weliswaar een motivering, maar die voldoet niet aan de strenge eisen, zoals hiervoor aangegeven. De motivering is onvoldoende specifiek en is onvoldoende kenbaar toegesneden op de persoon van [eiseres]. Uit het concurrentiebeding blijkt niet dat dit is toegespitst op de (eerste) functie als Sales Representative en meer in het bijzonder op de taken die [eiseres] in die functie had. Ook is niet omschreven om welke bedrijfsspecifieke informatie het gaat, waarmee [eiseres] de directe concurrent van Fagron een ongerechtvaardigde voorsprong kan geven, zodat het daarop gerichte concurrentiebeding absoluut noodzakelijk is. Op de mondelinge behandeling is ook gebleken dat het gaat om een standaardbeding met een standaardmotivering, dat werd gebruikt voor zowel arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd als die voor onbepaalde tijd. Dit strookt niet met de door de wetgever gewenste afweging en motivering per geval.
5.6
Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat ook een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het concurrentiebeding dat is opgenomen in de aanvankelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nietig is. Bij de omzetting naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en bij de functiewijziging is geen nieuw concurrentiebeding overeengekomen, maar slechts verwezen naar de voorwaarden zoals vermeld in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur. Dit betekent dat er ook nadien geen rechtsgeldig concurrentiebeding tussen partijen is overeengekomen. De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen.
5.7
Fagron zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt Fagron om te gedogen dat [eiseres] in dienst treedt bij [naam bedrijf];
veroordeelt Fagron zich te onthouden van iedere handeling die er op ziet die indiensttreding en het uitvoeren van werk als Sales Manager bij [naam bedrijf] te belemmeren of te belasten;
veroordeelt Fagron in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 86,- aan griffierecht, € 131,18 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236

Voetnoten

1.Artikel 7:653 lid 1 sub a en lid 2 BW.
2.Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p.104.