ECLI:NL:RBROT:2022:3161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/10/633947 / JE RK 22-430
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige

Op 12 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [naam kind]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder ernstig in de ontwikkeling van [naam kind] bedreigend is, en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] te dragen. De minderjarige is sinds 2019 onder toezicht gesteld en verblijft in een pleeggezin. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat de moeder onvoldoende in staat is om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de GI als neutrale derde betrokken moet blijven bij de voogdij over [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 april 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd

zaakgegevens: C/10/633947 / JE RK 22-430
datum uitspraak: 12 april 2022

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegmoeder],

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegvader],

hierna te noemen de pleegvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam curator],

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaatsnaam],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de Raad van 18 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 18 januari 2022;
- het e-mailbericht van [naam kind] van 29 januari 2022;
- de brief van de Raad van 25 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 28 februari 2022;
- de brief met bijlagen van de bijzondere curator van 12 april 2022, ingekomen bij de griffie op 12 april 2022.
Op 12 april 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind], die door de rechtbank voorafgaand aan de zitting ook apart is
gehoord in het bijzijn van de bijzondere curator,
- de pleegmoeder,
- de pleegvader,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feitenHet ouderlijk gezag over Staceywordt uitgeoefend door de moeder.

Bij beschikking van 28 maart 2019 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] uitgesproken. Bij beschikking van 21 juni 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] uitgesproken. Sinds 28 maart 2019 is [naam kind] met een (spoed)machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
Sinds 28 maart 2019 verblijft [naam kind] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin.
De GI heeft zich bij brief van 12 mei 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind] te benoemen.
Bij beschikking van 9 februari 2022 heeft de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Rotterdam.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe.
De afgelopen jaren heeft [naam kind] te kampen gehad met haar eigen problematiek en met een onveilige opvoedingsomgeving. Hierdoor bevindt [naam kind] zich in de positie waarin zij nu zit. Het is van belang dat er duidelijkheid wordt verkregen over het toekomstperspectief van [naam kind]. Om die reden heeft de GI de Raad verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. De Raad constateert dat het in het belang van [naam kind] is het gezag van de moeder te beëindigen. De aanvaardbare termijn is verstreken. [naam kind] verblijft sinds 2019 in het huidige pleeggezin en zij dient hier te blijven tot aan haar meerderjarigheid. Er is sprake van positieve signalen en de pleegouders zijn in staat samen te werken met de hulpverlening. Verder is het in het belang van [naam kind] de voogdij bij de GI, als neutrale derde, te beleggen. Het is niet in het belang van [naam kind] de pleegouders te belasten met de voogdij over [naam kind] in verband met de onveiligheid vanuit de moeder. De komende periode is het van belang de aandacht te vestigen op de band tussen [naam kind] en haar (half-)broertje.

Het standpunt van de GIDe GI stemt ter zitting in met het verzoek van de Raad.

Op dit moment ervaart [naam kind] alleen de lasten van het feit dat de moeder het gezag over [naam kind] heeft. Het gezag van de moeder belemmert [naam kind]. Daarnaast heeft [naam kind] in de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [naam kind] heeft zelf de plek in haar huidige pleeggezin gevonden. De GI acht het van belang dat [naam kind] tot haar meerderjarigheid (of mogelijk langer) bij het pleeggezin kan verblijven en dat zij daarbij de vrijheid ervaart waarbij de GI met de voogdij over [naam kind] is belast.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator sluit zich ter zitting aan bij het verzoek van de Raad.
Het is in het belang van de veiligheid van [naam kind] en het pleeggezin dat het verzoek van de Raad wordt toegewezen en dat de GI als onafhankelijke partij wordt belast met de voogdij over [naam kind].

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders stemmen ter zitting in met het verzoek van de Raad.
Op dit moment gaat het goed met [naam kind]. Zij gaat naar school en zij haalt goede cijfers. Ook is zij toegelaten tot haar vervolgopleiding. De moeder heeft echter geen handtekening gezet voor de vervolgopleiding van [naam kind]. Daarnaast heeft [naam kind] op dit moment geen beschikking over een eigen bankpas en een eigen spaarrekening en het is in het belang van de ontwikkeling van [naam kind] dat zij dit wel krijgt. Verder zouden de pleegouders graag met de voogdij worden belast, maar dit is niet mogelijk vanwege de dreigingen en het geweld vanuit (de hoek van) de moeder. Het is daarom van belang dat de voogdij bij de GI wordt belegd. Dit geeft voor iedereen rust.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] kent een belast verleden waarin zij langdurig is blootgesteld aan verwaarlozing en huiselijk geweld tussen de moeder en haar (ex-)partner [naam 4]. [naam kind] is hierdoor veelvuldig van verblijfplaats gewisseld. Ook is er bij [naam kind] sprake van angsten en trauma. [naam kind] heeft regelmatig de zorg en opvoeding van haar halfbroertje [naam 5] op zich genomen, mede waardoor [naam kind] een ontwikkelingsachterstand heeft opgelopen. Daarnaast is er sprake van een beschadigde relatie tussen de moeder en [naam kind]. Sinds 2019 heeft er nauwelijks tot geen contact tussen [naam kind] en de moeder plaatsgevonden en contactherstel is niet mogelijk gebleken. Ook is er een geruime periode geen contact tussen [naam kind] en de vader geweest in verband met de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders.
In 2019 is [naam kind] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin geplaatst, alwaar zij tot op heden verblijft. Hier ontwikkelt zij zich goed. Zij heeft zichtbaar baat bij de duidelijkheid, veiligheid en structuur die zij hier geboden krijgt en [naam kind] wil hier graag opgroeien. De pleegmoeder geeft ter zitting aan dat [naam kind] goede cijfers haalt en dat zij is geaccepteerd bij haar vervolgopleiding. Desondanks is het zorgelijk dat de moeder geen toestemming geeft voor deze vervolgopleiding in de vorm van het zetten van een handtekening. Daarnaast is het zorgelijk dat de moeder [naam kind] belemmert in het beschikken over een eigen bankrekening en een bankpas. Al met al ervaart [naam kind] last van het feit dat de moeder gezag over haar heeft en blijft [naam kind] tot op heden in onzekerheid over haar perspectief.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [naam kind], om in onzekerheid te verkeren over haar perspectief, inmiddels is verstreken. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van [naam kind] binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [naam kind] aanvaardbaar te achten termijn weer te gaan dragen. Het is de moeder de afgelopen periode onvoldoende gelukt haar leven op de rit te krijgen en te profiteren van de geboden hulpverlening. Ook is zij onvoldoende in staat afstand te nemen van haar (ex-)partner [naam 4] en zorgt zij voor onveiligheid en angst bij [naam kind]. De moeder is onvoldoende in staat een stabiele opvoedingsomgeving voor [naam kind] te creëren.
Daarnaast is een plaatsing van [naam kind] bij de vader niet in haar belang gebleken, ondanks dat de vader eerder te kennen heeft gegeven de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te willen nemen. Duidelijk is geworden dat het perspectief van [naam kind] in het pleeggezin ligt. Nu er niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder noch de vader, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer de geëigende maatregelen. Om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van [naam kind] te waarborgen en om alle betrokkenen duidelijkheid te bieden omtrent het perspectief van [naam kind], is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [naam kind] is om het gezag van de moeder over [naam kind] te beëindigen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel de pleegouders in staat zijn om de praktische zaken voor [naam kind] te regelen, is het wenselijk dat de GI als neutrale derde betrokken blijft. De pleegouders geven ter zitting aan hier achter te staan en ook heeft [naam kind] heeft te kennen gegeven dit wenselijk te vinden. De voorgestelde GI heeft zich bij brief van 21 mei 2021 bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de beëindiging van het gezag van de moeder niet betekent dat de band tussen de moeder en [naam kind] kan worden hersteld of dat de moeder geen rol van betekenis meer kan krijgen in het leven van [naam kind]. De moeder zal zich daarvoor echter open moeten stellen en het vertrouwen van [naam kind] moeten (terug)winnen. Het is verder van belang dat - al dan niet op termijn - gekeken wordt of kan worden ingezet op het herstel van het contact tussen [naam kind] en haar halfbroertje.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouder het bewind voerden over het vermogen van [naam kind].

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboortedatum moeder] over [naam kind];
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording af te leggen van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind];

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.