ECLI:NL:RBROT:2022:3168

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/10/634741 / JE RK 22-554
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ondertoezichtstelling en afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 6 april 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van [naam kind], geboren in 2004, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling wordt bedreigd. Hij gaat al twee jaar niet naar school, heeft een omgekeerd dag- en nachtritme, gamet veel en heeft een beperkt sociaal netwerk. De moeder van [naam kind] is door haar eigen problematiek niet in staat om de benodigde structuur en ondersteuning te bieden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn om [naam kind] onder toezicht te stellen tot zijn meerderjarigheid, maar dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn voor een uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er geen acute onveiligheid is en [naam kind] zelf heeft aangegeven dat hij vanuit huis hulp wil ontvangen. De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opgedragen om [naam kind] te ondersteunen in zijn ontwikkeling en hem te helpen bij het vinden van een school of andere dagbesteding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/634741 / JE RK 22-554
Datum uitspraak: 6 april 2022

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 8 maart 2022;
  • het proces-verbaal van de zitting van 30 maart 2022.
Op 6 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [naam kind] (telefonisch);
  • de moeder (telefonisch);
  • een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
  • een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot zijn meerderjarigheid.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht tot zijn meerderjarigheid.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Het gaat niet goed met [naam kind]. Mede door de corona uitbraak is [naam kind] in de afgelopen jaren in een isolement terecht gekomen, waarbij hij niet naar school gaat, een omgekeerd dag- en nachtritme heeft, veel gamet en zijn persoonlijke hygiëne verwaarloost. Het is onduidelijk hoe het verder gaat met zijn schoolontwikkeling. [naam kind] is gewend geraakt aan een leefpatroon dat niet gezond is. Zijn veelvuldig verblijf thuis versterkt zijn depressieve gevoelens en schuldgevoel. Er is onderzoek gedaan door Youz, waaruit is gebleken dat er nog steeds sprake is van ADHD. Youz heeft daarnaast geconcludeerd dat er deels sprake is van aangeleerd gedrag en deels van psychiatrische problematiek. Youz heeft geen duidelijke diagnose gesteld waar behandeling voor kan worden ingezet. [naam kind] zou gebaat zijn bij een behandelsetting waar hem de structuur en ondersteuning kan worden geboden die hij nodig heeft op weg richting volwassenheid. De gemiddelde wachtlijst voor een dergelijke instelling is drie maanden. De Raad hoopt dat er binnen drie maanden een plek vrij komt, zodat de machtiging tot uithuisplaatsing niet komt te vervallen, indien deze wordt verleend.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. Het is belangrijk dat de schoolgang van [naam kind] weer op gang komt en dat hij weer structuur krijgt in zijn leven. De situatie thuis is al lange tijd ontwricht en gezien het feit dat [naam kind] bijna 18 wordt, is het van belang dat hij ergens aan zijn zelfstandigheid, zelfredzaamheid en angst kan werken waar hij ook na zijn achttiende levensjaar nog hulp kan ontvangen. Bezien moet worden welke hulp hij nodig heeft. Omdat er nog te veel zorgen over [naam kind] zijn, kan hij waarschijnlijk niet direct geplaatst worden bij een kamertrainingscentrum. Hij zou eerst aangemeld moeten worden voor een behandelsetting. Motivatie van [naam kind] is daarbij belangrijk. Het is nog niet duidelijk bij welke instelling [naam kind] aangemeld gaat worden als er een machtiging tot uithuisplaatsing komt. Dat moet besproken worden door het zorgbemiddelingsteam.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek tot een ondertoezichtstelling van [naam kind]. Zij vindt het belangrijk dat [naam kind] wordt ondersteund bij de uitvoering van de plannen die hij heeft. Ook acht zij het van belang dat zijn angststoornis en trauma verholpen gaan worden, zodat hij zich beter kan richten op andere dingen. Wellicht kan er daarnaast zo nodig ook een dagbesteding worden geboden aan [naam kind]. De moeder is van mening dat de nodige hulp in de thuissituatie kan worden geboden en dat een uithuisplaatsing van [naam kind] daarom niet nodig is.

De mening van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat het de laatste tijd steeds beter met hem gaat. Hij heeft een vriendin, doet meer dingen in huis en wil zich gaan aanmelden bij het Grafisch Lyceum. Nu het beter met hem gaat, beseft hij dat er dingen moeten veranderen en dat hij daar zelf de nodige stappen voor moet zetten. De afgelopen jaren is dat niet gelukt, omdat het niet goed met hem ging. Dit komt deels doordat hij in het verleden niet de juiste hulp kreeg, maar ook door de uitbraak van het coronavirus. Een uithuisplaatsing zal ervoor zorgen dat [naam kind] weer achteruit gaat. [naam kind] wil graag vanuit huis hulp en ondersteuning ontvangen bij de uitvoering van zijn plannen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] gaat al twee jaar niet naar school, heeft een omgekeerd dag- en nachtritme, gamet veel en durft niet of nauwelijks naar buiten. Hierdoor heeft hij een zeer beperkt sociaal netwerk. Daarnaast vertoont hij thuis zelfbepalend gedrag. De moeder is vanwege haar eigen problematiek en de daarmee samenhangende overbelasting onvoldoende bij machte om emotioneel en fysiek beschikbaar te zijn voor [naam kind] en om hem de structuur en begrenzing te bieden die hij nodig heeft om zich positief te kunnen ontwikkelen. Op basis van het voorgaande is de kinderrechter, met de moeder, de jeugdbeschermer en [naam kind] zelf, van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [naam kind] daarom onder toezicht stellen tot zijn meerderjarigheid. In het kader van deze ondertoezichtstelling zal er nogmaals onderzoek moeten plaatsvinden, nu Youz kennelijk niet is gekomen tot een concrete diagnose en behandeling of behandelplan.
De kinderrechter ziet op dit moment onvoldoende gronden om [naam kind] uit huis te plaatsen. Een machtiging tot uithuisplaatsing is een zeer ingrijpende maatregel. Dat er nog maar kort de tijd is tot de meerderjarigheid van [naam kind], is onvoldoende reden tegelijkertijd met de ondertoezichtstelling ook een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter constateert dat ondanks de zorgen die er zijn, er geen sprake is van een acute onveiligheid, zeker nu het beter met [naam kind] lijkt te gaan en hij zelf tot inkeer lijkt te zijn gekomen dat hij in actie moet komen. Bovendien is niet duidelijk waar [naam kind] geplaatst zou kunnen worden, of een plaatsing überhaupt gaat lukken binnen drie maanden en is [naam kind] niet voor gemotiveerd om ergens te worden geplaatst, althans is hier nog nauwelijks met hem over gesproken. Onduidelijk is dan ook of de verzochte uithuisplaatsing daadwerkelijk de gewenste structuur en ondersteuning kan bieden en tegemoet komt aan de belangen van [naam kind]. De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind] de kans moet worden geboden om te laten zien dat hij met de nodige hulp en ondersteuning in het kader van de ondertoezichtstelling in staat is om de plannen die hij heeft, daadwerkelijk uit te voeren vanuit huis. De hulpverlening in het vrijwillig kader is het in de afgelopen jaren niet gelukt om [naam kind] te activeren, maar [naam kind] erkent nu zelf wel de hulp en ondersteuning nodig te hebben. De kinderrechter vraagt dan ook van [naam kind] dat hij met de ondersteuning van de GI zijn uiterste best gaat doen en zich gaat inspannen om zo snel mogelijk een school en/of (voorlopig) een andere vorm van dagbesteding te vinden. Onder die voorwaarde ziet de kinderrechter op dit moment geen noodzaak voor een uithuisplaatsing van [naam kind].
Op basis van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, BW. De kinderrechter zal het verzoek om [naam kind] uit huis te plaatsen daarom afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 6 april 2022 tot 29 september 2022;
verklaart deze beschikking voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.M.P. van de Kamp, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 26 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.