In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik. Eiser had op 20 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om een garage en kantoorruimte aan de [adres 1] om te bouwen tot een woning. De gemeente Rotterdam, als verweerder, heeft deze aanvraag op 2 augustus 2019 geweigerd, en het bezwaar van eiser tegen deze weigering werd op 20 januari 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 maart 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een derde. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan "Overschie", dat de bestemming 'Verkeer - Erf' op het perceel heeft. Verweerder heeft gesteld dat het toestaan van de aanvraag zou leiden tot ongewenste stedenbouwkundige ontwikkelingen.
Eiser betoogde dat de weigering onterecht was, omdat het pand niet kan worden geëxploiteerd en dat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid tot de weigering van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen, maar dat de motivering van het bestreden besluit onvoldoende was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.