ECLI:NL:RBROT:2022:319

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629249 / JE RK 21-3079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek om geschilbeslechting in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen. De moeder had verzocht om een wijziging van de contactregeling met haar kinderen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De vader van de kinderen was van mening dat contact met de moeder niet in het belang van de kinderen was, vooral gezien de achtergrond van de moeder en de impact van haar afwezigheid op de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen bestaat en dat het contactherstel zorgvuldig moet worden onderzocht. De GI is opgedragen om een plan te ontwikkelen voor contactherstel en informatievoorziening aan de moeder. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een periode van vier maanden en de fictieve weigering van de GI om een schriftelijke aanwijzing te geven, vervallen verklaard. Het verzoek van de moeder om geschilbeslechting is afgewezen, omdat er op dat moment geen geschil was tussen de moeder en de GI. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er actie ondernomen moet worden om hen op de hoogte te stellen van de situatie met hun moeder.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/629711 / JE RK 21-3162 en C/10/629249 / JE RK 21-3079
datum uitspraak: 4 januari 2022
beschikking verlening ondertoezichtstelling, vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en geschilbeslechting
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
en

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. E.C. Weijsenfeld, te Haarlem.
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2015 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek met bijlagen van de moeder van 23 november 2021
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 2 december 2021
  • het bericht van de GI van 6 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
  • het aanvullende verzoek met bijlagen van de moeder van 30 december 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 4 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.C. Weijsenfeld,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen is [voornaam minderjarige 1] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 11 januari 2021 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 9 januari 2022.
De moeder heeft de GI op 6 oktober 2021 verzocht om een wijziging inzake het contactherstel met en de informatievoorziening over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De GI heeft hierop geen reactie gegeven.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/629711
De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] voor de duur van een jaar.
Het verzoek met zaaknummer C/10/629249
De moeder heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • De afwijzing van de wijziging van de aanwijzing inzake contact en informatie vervallen te verklaren;
  • De gecertificeerde instelling de opdracht te geven om per direct alsnog de verzochte wijziging toe te kennen en in de gewijzigde aanwijzing een concreet plan met opbouw van contact tussen moeder en kinderen op te nemen, alsmede maatregelen ter effectuering van het recht op daadwerkelijke en relevante informatie over de kinderen.
Tevens heeft de moeder ter aanvulling verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het kader van de geschillenregeling:
  • Te bemiddelen in het geschil over het toewerken naar omgang en de informatievoorziening naar de moeder toe;
  • Te bepalen dat de GI uitvoering geeft aan zijn taak door de vader een schriftelijke aanwijzing te geven.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het eigen verzoek ter zitting gehandhaafd en verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder. De kinderen ontwikkelen zich goed bij de vader. De informatievoorziening richting de moeder over de kinderen is nog niet goed van de grond gekomen. Er is nog niet gewerkt aan het contactherstel met de moeder. De kinderen zijn er ook nog niet van op de hoogte dat de moeder contact met hen wil, omdat de vrees is dat dit voor veel onrust gaat zorgen bij de kinderen, met name bij [voornaam minderjarige 1] . [voornaam minderjarige 1] heeft er erg veel last van gehad dat de moeder ineens vijf jaar uit beeld was. Daarnaast heeft hij ook veel meegemaakt waarvoor hij behandeling heeft gekregen. Het contactherstel met de moeder dient daarom op zorgvuldige wijze vorm te krijgen. Daarbij is het startpunt dat de moeder in elk geval informatie krijgt over hoe het met de kinderen gaat. Een schriftelijke aanwijzing zal niet helpend zijn, maar er dient wel iets te gebeuren. Het moet mogelijk zijn dat de vader met de kinderen in gesprek gaat en vertelt dat de moeder weer in beeld is. Daar moet de vader echter wel klaar voor zijn.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en heeft zij haar verzoeken gehandhaafd. De moeder heeft zich voorzichtig opgesteld en gedaan wat de GI heeft gezegd. Het is niet de bedoeling dat de vader bang wordt en de moeder is er ook zeker niet op uit om de kinderen weg te halen bij hun vader. Ze wil weten hoe het met de kinderen gaat. Voor de kinderen kan het ook heel positief zijn dat ze weten dat de moeder er weer is. De door de voorzieningenrechter vastgestelde omgangsregeling is nooit gewijzigd, maar de vader en de GI hebben geen contact opgenomen met de moeder. De moeder heeft geen vertrouwen in de intentie van de GI dat er een gesprek met de vader moet komen, omdat de vader niets wil en omdat er nog steeds geen plan ligt. Voor [voornaam minderjarige 1] zou het schadelijk zijn, maar daarnaast hebben ook [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] geen weet van hun moeder. Wanneer er nu alleen een verlenging van de ondertoezichtstelling komt, zal er komend jaar wederom niets gebeuren. Er dienen concrete afspraken te komen. Wanneer de kinderen aangeven geen contact met de moeder te willen, zal de moeder zich daarbij neerleggen, maar er moet nu wel wat gebeuren. De moeder wil geen strijd, maar wil graag de helpende hand uitsteken.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI en verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder. Het gaat goed met de kinderen. [voornaam minderjarige 1] heeft periodes dat het minder goed met hem gaat. De vader begrijpt dat de moeder de verzoeken doet, maar hij ziet er zelf geen heil in. De moeder heeft zelf de keuze gemaakt om zes jaar lang weg te gaan. Ze is onbetrouwbaar geweest in het nakomen van de afspraken. De vader heeft geen vertrouwen meer in de moeder. De vader heeft geen problemen met het geven van informatie over de kinderen aan de moeder, want ze kent de kinderen toch niet. Hij heeft het aanvullende verzoekschrift van de moeder net voor de zitting onder ogen gekregen en gelet op dat verzoekschrift was hij liever met een advocaat naar de zitting gekomen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is in de eerste plaats gebleken dat er tussen partijen overeenstemming bestaat over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen. Het geschilpunt ligt met name in het feit dat de moeder herstel van het contactherstel tussen haar en de kinderen wil en informatie over de kinderen wil ontvangen en dat de vader hiervoor vreest, omdat dit niet gunstig zou zijn voor het welzijn van de kinderen, met name voor [voornaam minderjarige 1] . De GI heeft de vader hierin tot op heden ondersteund. Vastgesteld kan worden dat er op dit moment nog geen acties zijn ondernomen om de kinderen op de hoogte te stellen van het feit dat hun moeder weer in beeld is en met hen contact wil hebben. Evenmin is zorggedragen voor een informatievoorziening aan de moeder betreffende de kinderen.
Het belang van de kinderen dient voorop te staan. Kinderen kunnen zowel nu als op latere leeftijd veel last ervaren van het verliezen van het contact met een ouder. Het kan zijn dat contactherstel op dit moment inderdaad niet in het belang van de kinderen is, waarbij vooral aan [voornaam minderjarige 1] wordt gedacht, maar om dit te kunnen concluderen dient dit eerst te zijn onderzocht. Een dergelijke conclusie kan niet (enkel) worden gebaseerd op het gevoel van dat de vader erbij heeft, dat door de GI tot op heden klakkeloos lijkt te zijn gevolgd. Een dergelijke vaststelling dient gemotiveerd te worden onderbouwd en dat kan enkel op basis van een onderzoek door de GI. Gelet op de verstreken tijd is het van belang dat de GI hiermee nu voortvarend en gedegen aan de slag gaat en onderzoek doet naar de mogelijkheden van contactherstel tussen de moeder en de kinderen en de informatievoorziening van de moeder over de kinderen. Het heeft de voorkeur dat de GI hierbij een gedragsdeskundige betrekt. De GI zal vervolgens met een plan moeten komen hoe aan (mogelijk) contactherstel kan worden gewerkt en hoe de informatievoorziening aan de moeder vorm moet worden gegeven. De kinderrechter overweegt dat het wellicht nodig is dat de vader en de moeder hierbij worden begeleid dan wel hulpverlening ontvangen, nu hun ouderrelatie lijkt te worden gekenmerkt door wantrouwen over en weer. Dit is ook aan de GI ter beoordeling.
Gelet op het gegeven dat het afgelopen jaar weinig tot niets lijkt te zijn gebeurd, de GI de moeder niet heeft betrokken in uitvoering van de ondertoezichtstelling en niet heeft gereageerd op haar wensen, ziet de kinderrechter aanleiding om een vinger aan de pols te houden en de verlenging van de ondertoezichtstelling voor kortere duur, te weten voor de duur van vier maanden, toe te wijzen. Naar het oordeel van de kinderrechter is door de beschreven situatie nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Dit betekent voorts dat de fictieve weigering van de GI op het verzoek van de moeder om een schriftelijke aanwijzing te geven, (onder toepassing van artikel 1:264, eerste lid, BW) vervallen verklaart dient te worden. Het verzoek van de moeder van 6 oktober 2021 ligt opnieuw open en ter beslissing voor aan de GI.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en aan de advocaat van de moeder) te overleggen over de stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
Met betrekking tot het verzoek van de moeder om geschilbeslechting (als bedoeld in artikel 1:262b BW) overweegt de kinderrechter dat zij op dit moment geen aanleiding ziet om te interveniëren. De GI heeft ter zitting beaamd dat er stappen gezet moeten worden betreffende het contact tussen de moeder en de kinderen en de informatievoorziening aan de moeder, waardoor er in feite geen sprake is van een geschil tussen de moeder en de GI. De kinderrechter wijst dit verzoek daarom af. Dit geldt ook voor de andere resterende (deel)verzoeken van de moeder, nu de kinderrechter de GI opdracht heeft gegeven om onderzoek te doen en met een plan te komen.
Door de verlenging van de ondertoezichtstelling voor korte duur wordt tevens de vader in staat gesteld om desgewenst een advocaat in te schakelen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] voor de duur van vier maanden, te weten tot 9 mei 2022;
verklaart de fictieve weigering van de GI op het verzoek van de moeder van 6 oktober 2021 vervallen;
wijst het verzoek van de moeder tot geschilbeslechting en de resterende verzoeken van de moeder af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, [voornaam minderjarige 1] en mr. Weijsenfeld in deze zaak zal plaatsvinden op
28 april 2022 te 13:30 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A. Verweij, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. Weijsenfeld;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige 1] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. Weijsenfeld) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier en in het openbaar uitgesproken op
4 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.