ECLI:NL:RBROT:2022:3192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
10/339895-21, 10/195209-20, 10/161845-21 en 10/281514-21 (ter terechtzitting gevoegd) / TUL VV: 22/002700-16 en 10/264701-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, mishandeling en andere strafbare feiten door verdachte

Op 15 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten die hem ten laste zijn gelegd, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangever op 17 december 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, wat resulteerde in een gebroken kaak en meerdere gebroken ribben bij de aangever. De verdachte heeft ook een andere persoon gedwongen om hem toe te laten in haar auto, wat leidde tot een veroordeling voor wederrechtelijke dwang. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding door de politie en droeg hij een keukenmes, wat ook strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers:
10/339895-21, 10/195209-20, 10/161845-21 en 10/281514-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers vordering TUL VV: 22/002700-16 en 10/264701-19
Datum uitspraak: 15 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze in de zaak met parketnummer 10/195209-20 en in de zaak met parketnummer 10/339895-21 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd.
De teksten van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.M. Reinders heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/339895-21 primair, het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 subsidiair, 2 en 3 en het in de zaken met parketnummers 10/161845-21 en 10/281514-21 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte in de zaken met parketnummers 10/339895-21 primair, het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 subsidiair, 2 en het in de zaken met parketnummers 10/161845-21 en 10/281514-21 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd in het rapport van Antes Reclassering d.d. 18 maart 2022;
  • bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden;
  • veroordeling van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 3 ten laste gelegde tot een geldboete van € 325,00, subsidiair 6 dagen hechtenis;
  • de last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand in de zaak met parketnummer 10/264701-19;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002700-16.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Het in de zaak met parketnummer 10/161845-21 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bespreking van de gevoerde verweren/bewijsmotivering
In de zaak met parketnummer 10/339895-21:
Daderschap
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het bewijsmateriaal dat zich in het dossier bevindt niet redengevend is tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
De aangever heeft bij herhaling verklaard dat hij niet heeft gezien wie hem sloeg maar dat hij ervan uitgaat dat het niet de verdachte is geweest die het bij hem geconstateerde letsel heeft toegebracht. Ook de verklaring van de moeder van de verdachte is niet redengevend voor het bewijs, omdat die alleen is ingegeven door haar wens dat haar zoon hulp krijgt voor zijn verslavingsprobleem en zij geen geweld heeft gezien. Ten slotte heeft geen onderzoek plaatsgevonden naar de aangetroffen bloedspatten in de woning en is (de oorzaak van) de vermeende blauwe verkleuring op de handen van de verdachte niet onderzocht door een arts.
Beoordeling
Uit onder meer de aangifte en de medische verklaring blijkt dat de aangever [naam slachtoffer 1] (verder: de aangever) op 17 december 2021 ernstig letsel is toegebracht. Een van de vragen die beantwoord moet worden, is of de verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. De verdachte heeft dat ontkend, terwijl de aangever heeft verklaard dat hij niet weet wie hem heeft geslagen.
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen evenwel tot het oordeel dat het de verdachte moet zijn geweest die de aangever heeft geslagen. Gelet op het aangetroffen bloed in de woning (waaronder op de muur) en de verklaring van de aangever gaat de rechtbank ervan uit dat het geweld in de woning heeft plaatsgevonden. Behalve de verdachte en de aangever was er niemand in de woning aanwezig. Bovendien heeft de moeder van de verdachte, de getuige [naam getuige] , bij de politie en tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij via beeldbellen heeft gezien dat haar zoon en de aangever in de gang van de woning met elkaar spraken, dat beiden onder invloed van middelen waren en dat zij zag dat haar zoon agressief was en worstelde met de aangever. Zij heeft voorts verklaard dat zij bang was dat haar zoon de aangever iets aan zou doen en dat zij daarom haar ex-schoondochter [naam persoon] heeft gebeld en gevraagd om de politie te bellen. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de verdachte zelf en in de verklaring van de aangever dat de verdachte en hij zich in de gang van de woning bevonden en dat aangever naar buiten wilde. Ook vindt de verklaring van de getuige [naam getuige] bevestiging in de verklaring van de ex-schoondochter, getuige [naam persoon] , die heeft verklaard dat de getuige [naam getuige] haar heeft gebeld met het verzoek om de politie te bellen, omdat ze had gezien dat de verdachte onder invloed van drugs was en bang was dat haar zoon de aangever wat aan zou doen.
Gezien het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte verantwoordelijk is voor het toebrengen van het letsel dat bij de aangever is geconstateerd. Het bewijsverweer wordt verworpen.
Kwalificatie van het letsel
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat het bij de aangever geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Beoordeling
Bij medisch onderzoek zijn bij de aangever een breuk van het neusbeen, een breuk in de onderkaak, verscheidene gebroken gebitselementen en breuken van de ribben geconstateerd. De breuk in de onderkaak moest operatief hersteld worden, waarvoor de aangever ook enige tijd in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Dit letsel is naar normaal spraakgebruik voldoende ernstig om als zwaar lichamelijk letsel te beschouwen.
Nu er – gezien het voorgaande – van uitgegaan wordt dat dit letsel is ontstaan door meerdere harde klappen tegen het hoofd, heeft de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet gehad op het ontstaan van dat letsel. De verdachte moet gelet op het letsel zo hard op het hoofd hebben geslagen dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken.
In de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 subsidiair:
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat uit de aangifte niet kan volgen dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen om iets te dulden. Wat de aangeefster daarover heeft verklaard is niet voldoende concreet en blijft min of meer hangen in de sfeer van een poging.
Beoordeling
De aangeefster heeft, zonder daarover maar de minste onduidelijkheid te laten bestaan, verklaard dat de deur aan de bijrijderszijde van de auto door de verdachte werd opengetrokken, dat de verdachte in haar auto ging zitten en direct de deur achter zich dichttrok, waardoor zij door de verdachte de auto in werd geduwd. Vervolgens greep de verdachte haar stuur vast en hing daarbij over de aangeefster heen. Pas na meerdere verzoeken van de aangeefster is de verdachte uit de auto gestapt. Er was dus sprake van situatie waarin de aangeefster werd gedwongen te dulden dat de verdachte haar auto binnendrong en daar ook enige tijd heeft verbleven, waarmee het delict voltooid was.
In de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 3:
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat voor dit feit vrijspraak moet volgen, omdat op grond van de omstandigheden waaronder de verdachte het mes bij zich had, niet zonder meer kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan anderen toe te brengen of daarmee te dreigen.
Beoordeling
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft de verdachte geen handelingen met het mes verricht, maar het betrof wel een groot keukenmes, dat de onder invloed van verdovende middelen verkerende verdachte op de openbare weg in zijn broeksband droeg en op elk door hem gewenst moment direct tevoorschijn kon worden gehaald. Uit die combinatie van factoren leidt de rechtbank af dat de verdachte het mes om geen andere reden droeg dan om letsel aan anderen toe te brengen of daarmee te dreigen.
In de zaak met parketnummer 10/281514-21:
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ) niet geslagen. Hij heeft wel een telefoon in haar gezicht gegooid, maar had daarbij geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de mishandeling zoals die aan hem is verweten.
Beoordeling
De mishandeling van [naam slachtoffer 2] en het opzet daarop volgt uit de verklaring van de moeder van de verdachte en uit de verklaring van [naam slachtoffer 2] zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen. Die verklaringen bevestigen elkaar wat betreft het handelen van de verdachte, te weten het met kracht in het gezicht slaan van [naam slachtoffer 2] .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van de in zaak met parketnummers 10/339895-21, 10/195209-20 en 10/281514-21 ten laste gelegde feiten redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak met parketnummers 10/339895-21, 10/195209-20 en 10/281514-21 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/161845-21 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/161845-21 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 10/339895-21:
(primair)
hij op 17 december 2021 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en meerdere gebroken ribben heeft toegebracht door die [naam slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd en/of in het gezicht en tegen het lichaam te slaan.
In de zaak met parketnummer 10/195209-20:
(1 subsidiair):
hij op 27 juli 2020 te Rotterdam een ander, te weten [naam slachtoffer 3] , door feitelijkheden gericht tegen die [naam slachtoffer 3]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
dulden, te weten te dulden dat hij, verdachte, de auto van die [naam slachtoffer 3] ,
waarin die [naam slachtoffer 3] zich bevond, binnendrong en in die auto
plaatsnam en gedurende enige tijd in die auto verbleef,
waartoe die [naam slachtoffer 3] is gedwongen doordat hij, verdachte, onverhoeds
het portier van deze auto aan de bijrijderszijde heeft opengetrokken
en heeft plaatsgenomen op de bijrijdersstoel en het portier van die
auto heeft dichtgetrokken en het stuur van die auto heeft vastgegrepen;
2
hij op 27 juli 2020 te Rotterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [naam agent 1] en [naam agent 2] , beiden hoofdagent van Politie Eenheid Rotterdam en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter geleiding voor
een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau,
door zich los te draaien van die [naam agent 1] en zijn, verdachtes, armen tegen het
lichaam aangedrukt te houden en zijn, verdachtes, arm niet uit te strekken,
althans door zich in een andere richting proberen te bewegen als waar die
ambtenaren hem wilden brengen en door te rukken en te trekken in een
richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te
geleiden;
3
hij op 27 juli 2020 te Rotterdam, op de Dorpsweg een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en
munitie, te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en de
omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon
worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan
personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen;
In de zaak met parketnummer 10/161845-21:
hij op 19 juni 2021 te Barendrecht een horloge, dat aan Makro BV toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 10/281514-21:
hij op 17 oktober 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar met kracht tegen haar mond te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/339895-21:
zware mishandeling.
In de zaak met parketnummer 10/195209-20:
Feit 1 subsidiair:
een ander door een feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk dwingen iets te dulden.
Feit 2:
wederspannigheid.
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
In de zaak met parketnummer 10/161845-21:
diefstal.
In de zaak met parketnummer 10/281514-21:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft bij de hem inwonende aangever zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem zodanig meerdere malen hard tegen het hoofd te slaan dat deze daardoor enige tijd het bewustzijn verloor. De gebroken kaak moest operatief worden hersteld, waarvoor de aangever enkele dagen in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Bovendien was zijn neus gebroken, waren zijn tanden beschadigd en zijn ribben gebroken. Daardoor heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever en op diens gevoel van veiligheid.
Enkele maanden daarvoor heeft de verdachte, die onder invloed van het gebruik van cocaïne verkeerde, een bij hem in de woning verblijvende vriendin van zijn moeder mishandeld door haar met kracht in het gezicht te slaan. Dit getuigt niet alleen van gebrek aan respect maar maakte bovendien inbreuk op haar lichamelijke integriteit. Deze mishandeling moet voor alle aanwezigen – verdachtes ouders waren ook in de woning –beangstigend zijn geweest. Verdachtes vader probeerde te voorkomen dat de situatie verder escaleerde, terwijl zijn moeder het huis uit vluchtte om de politie te waarschuwen.
Ook heeft de verdachte op klaarlichte dag een nietsvermoedende bestuurster van een personenauto gedwongen toe te staan dat hij bij haar in de auto plaatsnam. De verdachte heeft een portier van de auto opengetrokken, is daarna op de stoel van de bijrijder gaan zitten en heeft het portier achter zich dichtgedaan. Het moet voor de bestuurster van de auto een angstige ervaring zijn geweest, om zich geheel onverwacht geconfronteerd te zien met een voor haar vreemde man in de auto die, nadat hij in haar auto was gestapt ook het stuurwiel van haar auto vastgreep, dit alles omdat hij wilde dat zij hem met haar auto naar een ziekenhuis zou brengen. De verdachte heeft zich vervolgens verzet tegen zijn aanhouding door de politie en droeg bovendien een keukenmes.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een reeks van strafbare feiten.
Een aantal van de door hem gepleegde feiten droegen een gewelddadig karakter en vonden plaats in huiselijke sfeer. Met name de zware mishandeling van zijn huisgenoot rekent de rechtbank de verdachte in dat verband aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor huiselijk geweld en ook eerder is veroordeeld voor verzet bij een aanhouding.
7.3.2.
Rapportages
Antes Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 maart 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte kent een stabiele woonsituatie en geniet inkomen uit zijn werkzaamheden als steigerbouwer. Sinds 2013 is de verdachte problematisch cocaïne gaan gebruiken, waardoor er financiële problemen ontstonden. De verdachte heeft getracht die problemen op te lossen door te gokken en inmiddels heeft hij ook een gokverslaving ontwikkeld.
De stress die de verdachte ondervindt van zijn problematische financiële situatie leidt vervolgens tot een toename in het gebruik van cocaïne en zo is sprake van een vicieuze cirkel. Door deze combinatie van factoren en door het feit dat de verdachte enige tijd niet heeft kunnen werken en zijn inkomen heeft verloren, heeft hij een schuldenlast opgebouwd.
Door het gebruik van cocaïne heeft de verdachte last van psychotische klachten en heeft hij problemen met het reguleren van agressie. De reclassering ziet aanwijzingen voor een toename in de ernst van het geweld.
De verdachte heeft meerdere keren onder toezicht gestaan van de reclassering. Tijdens het eerste toezicht kwam de verdachte de gemaakte afspraken niet na, hield hij zich onvoldoende aan de voorwaarden en gaf hij geen openheid over zijn middelengebruik.
In het huidige contact met de reclassering bestaat opnieuw de indruk dat de verdachte niet eerlijk is over zijn middelengebruik en de gevolgen daarvan. Dit in combinatie met zijn proceshouding, maakt dat er weinig mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen, ondanks de motivatie van de verdachte. Niettemin worden interventies noodzakelijk geacht om met een behandeling binnen een justitieel kader gedragsverandering te bereiken en zo het -als hoog ingeschatte- herhalingsgevaar te beperken.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening, de verplichting om mee te werken aan controle op het gebruik van middelen en de verplichting om te werken aan bewustwording van levensstijl en middelenproblematiek door deelname aan de daarop gerichte begeleidingsmodule ’Stap voor stap’.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gezien conclusies van de rechtbank over de ernst van de feiten, en met name de zware mishandeling, kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen gelijk aan het al ondergane voorarrest. De rechtbank volgt de verdediging daarin niet. Met een straf als de verdediging voor ogen staat kan, met name gelet op de ernst en de veelheid van de bewezenverklaarde feiten en gelet op de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsgerelateerde delicten, niet worden volstaan.
Wel legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, te weten een gevangenisstraf van acht maanden.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Die oriëntatiepunten kennen voor de bewezenverklaarde feiten een ander uitgangspunt dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte bij zijn aanhouding op 17 december 2021 is gebeten door een politiehond en daarvan onder meer blijvende littekens heeft overgehouden en de verdachte in die zin de gevolgen van zijn handelen al in enige mate heeft ondervonden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel van drie maanden dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal vanwege de aard van de op te leggen bijzondere voorwaarden en de tijd die naar verwachting gemoeid zal zijn met de uitvoering daarvan, aan dit voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Anders dan is geadviseerd door de reclassering ziet de rechtbank mede gelet op vaste rechtspraak (zie ECLI:NL:HR:2013:BY5449) in dit geval geen mogelijkheid de verdachte te verplichten tot het ondergaan van een korte klinische behandeling voor de maximale duur van zeven weken. Uit het reclasseringsadvies blijkt onvoldoende dat op dit moment een dergelijke klinische opname noodzakelijk is. Als in de loop van die ambulante behandeling alsnog een detox-opname noodzakelijk wordt, kan een vordering of verzoek tot wijziging van de voorwaarden worden gedaan.
De straf die aan de verdachte zal worden opgelegd is zodanig, dat de rechtbank daarin aanleiding ziet om voor het bewezenverklaarde dragen van een keukenmes (een overtreding) toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en te bepalen dat aan de verdachte voor dat feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij [naam slachtoffer 3]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Zij heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de vordering het standpunt ingenomen dat verdachtes begrip ter zitting voor het indienen van de vordering niet betekent dat de vordering niet wordt betwist.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de gestelde psychische schade naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.
Daarmee is niet gezegd dat het bewezenverklaarde feit geen impact op de benadeelde partij heeft gemaakt en niet beangstigend was, maar dat op zich betekent nog niet dat immateriële schade is geleden.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 22/002700-16:

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 11 oktober 2017 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid in de door haar ingediende vordering, omdat haar uit het uittreksel Justitiële Documentatie is gebleken, dat de tenuitvoerlegging van genoemde straf al eerder is gelast en ook heeft plaatsgevonden.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de officier van justitie daarin volgen en haar niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging.
Parketnummer 10/264701-19:
Bij vonnis van 28 januari 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
9.4.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering behoort te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden proeftijd te verlengen met één jaar, eventueel met uitbreiding van de bijzondere voorwaarden.
9.5.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Mede gelet op de nieuw op te leggen voorwaardelijke straf, kan niet worden volstaan met slechts een constatering van de overtreding of verlenging van de proeftijd zoals verzocht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 180, 284, 300, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 27 en 54 van de Wet wapens een munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/339895-21 primair, in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 1 subsidiair, 2 en 3 en de in de zaken met parketnummers 10/161845-21 en 10/281514-21 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 10/195209-20 onder 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo vaak als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van verdovende middelen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek kan gebruiken voor de controle;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
5. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de begeleidingsmodule ‘Stap voor Stap’;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in haar vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002700-16;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 28 januari 2020 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10/264701-19 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging/gewijzigde tenlastelegging (de toegelaten wijzigingen zijn vet gedrukt)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/339895-21:
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak
en/of meerdere gebroken ribbenheeft toegebracht door die
[naam slachtoffer 1] (meermalen) tegen het hoofd en/of in het gezicht
en/of tegen het lichaamte slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meermalen) tegen het hoofd en/of in het gezicht
en/of tegen het lichaamvan die [naam slachtoffer 1] heeft geslagen
en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door (meermalen) tegen het hoofd en/of in het
gezicht
en/of tegen het lichaamvan die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak
en/of meerdere gebroken ribbenten gevolge heeft.
In de zaak met parketnummer 10/195209-20:
1
hij
op of omstreeks27 juli 2020
te Rotterdam, op de Dorpsweg, althans op de openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een personenauto (merk Smart, met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] , weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- ( terwijl die [naam slachtoffer 3] in haar personenauto stond te wachten voor een
verkeerslicht,) onverhoeds het portier aan de bijrijderszijde heeft opengetrokken
en/of (vervolgens)
- heeft plaatsgenomen in die personenauto op de bijrijdersstoel en/of
- het portier van die personenauto heeft gesloten en/of
- het stuur van die personenauto heeft vastgegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair):
hij op of omstreeks 27 juli 2020 te Rotterdam,
een ander, te weten [naam slachtoffer 3] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [naam slachtoffer 3]
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te
dulden, te weten te dulden dat hij, verdachte, de auto van die [naam slachtoffer 3] ,
(waarin die [naam slachtoffer 3] zich bevond), binnendrong en/of in die auto
plaatsnam en/of gedurende enige tijd in die auto verbleef,
waartoe die [naam slachtoffer 3] is gedwongen doordat hij, verdachte, (onverhoeds)
het portier van deze auto aan de bijrijderszijde heeft opengetrokken
en/of heeft plaatsgenomen op de bijrijdersstoel en/of het portier van die
auto heeft dichtgetrokken en/of het stuur van die auto heeft
vastgegrepen;
2
hij
op of omstreeks 27 juli 2020
te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet
tegen (een) ambtena(a)r(en), [naam agent 1] en/of [naam agent 2] , beide hoofdagent
van Politie Eenheid Rotterdam en werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter geleiding voor
een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau,
door zich los te draaien van die [naam agent 1] en/of zijn, verdachtes, armen tegen het
lichaam aangedrukt te houden en/of zijn, verdachtes, arm(en) niet uit te strekken,
althans door zich in een andere richting proberen te bewegen als waar die
ambtena(a)r(en) hem wilde brengen en/of door te rukken en te trekken in een
richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te
geleiden;
3
hij
op of omstreeks 27 juli 2020
te Rotterdam, op de Dorpsweg, althans op de openbare weg,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en
munitie,
te weten een keukenmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de
omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon
worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan
personen toe te brengen of te dreigen,
heeft gedragen;
In de zaak met parketnummer 10/161845-21:
Hij, op of omstreeks 19 juni 2021 te Barendrecht
een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Makro BV, in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
In de zaak met parketnummer 10/281514-21:
hij op of omstreeks 17 oktober 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (met kracht) op/tegen haar mond te slaan.