ECLI:NL:RBROT:2022:320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629774 / JE RK 21-3171
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2005, momenteel verblijft in een open groep bij Zorg Hoop Liefde (ZHL) en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De ondertoezichtstelling van de minderjarige is uitgesproken tot 30 september 2022, en eerder is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 januari 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de minderjarige nog niet in staat is om naar huis terug te keren. De moeder en de vader van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek, waarbij zij hun zorgen over de ontwikkeling van hun kind hebben geuit. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er nog geen positieve ontwikkeling is waargenomen en dat de minderjarige ondersteuning nodig heeft van hulpverleners om zijn motivatie voor behandeling te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 30 september 2022, in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. De beschikking is mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/629774 / JE RK 21-3171
datum uitspraak: 4 januari 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 3 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 4 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft op een open groep bij Zorg Hoop Liefde (ZHL).
Bij beschikking van 30 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] uitgesproken tot 30 september 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 oktober 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 12 januari 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] is op
25 november 2021 aangemeld bij de Stormvogel, waar een wachtlijst is van drie maanden. In de tussentijd wordt er gewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek. Harreveld en School2Care vond [voornaam minderjarige] zelf geen optie. Bij de Stormvogel zal hij een halfjaar worden opgenomen, waarbij met de zorgaanbieders, school en leerplicht is afgesproken dat de focus eerst ligt op het krijgen van de juiste zorg. Het lukt [voornaam minderjarige] niet om zich aan de regels en grenzen van de groep te houden en daarvoor heeft hij vaak een excuus. Zijn slaap- en eetpatroon zijn daarnaast ook aandachtspunten. [voornaam minderjarige] ziet zijn eigen aandeel niet in en is niet te motiveren. Er is geen sprake van vooruitgang.

De standpunten

De moeder heeft ingestemd met het verzoek. Het is in de eerste plaats van belang dat [voornaam minderjarige] onderzoek krijgt alvorens (weer) wordt ingezet op het volgen van onderwijs. Hij wordt bij veel zorginstellingen geweigerd, er zijn veel wachtlijsten en vaak wil [voornaam minderjarige] op het laatste moment ook niet meer meewerken. Hij gaat inmiddels al twee jaar niet meer naar school. Op de huidige groep gaat hij achteruit. Hij heeft veel ups en downs, stelt verkeerde prioriteiten en geeft wenselijke antwoorden. [voornaam minderjarige] kan op dit moment nog niet terug naar huis komen. Hij zit nog minder goed in zijn vel dan voorheen. Hij moet het zelf gaan doen, maar hij kan het niet.
De vader heeft ingestemd met het verzoek. [voornaam minderjarige] moet niet behandeld worden als een volwassene, want dat is hij nog niet. Er dient voor ogen te worden gehouden dat hij het echt niet kan. De vader is bang dat er binnenkort weer een escalatie gaat plaatsvinden. [voornaam minderjarige] wordt steeds somberder en de vader vreest dat hij een depressie krijgt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat nog niet gesproken kan worden van een positieve ontwikkeling. [voornaam minderjarige] heeft moeite om zich aan de regels van de groep te houden en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. Daarnaast zijn er zorgen over zijn slaap- en eetpatroon. Er lijkt in de afgelopen maanden eerder sprake te zijn van een achteruitgang dan van een vooruitgang in zijn ontwikkeling. De kinderrechter sluit zich aan bij het oordeel van partijen dat [voornaam minderjarige] op dit moment en in deze staat nog niet klaar is om naar huis te gaan.
[voornaam minderjarige] verblijft nu op een tijdelijke crisisplek en zal naar verwachting binnenkort doorstromen naar de Stormvogel. Hij heeft aan de kinderrechter te kennen gegeven in te zien dat hij nu open moet staan voor hulpverlening en zich hiervoor moet gaan inzetten. Het is van groot belang dat hij dit nu ook echt gaat waarmaken en [voornaam minderjarige] moet daarbij worden ondersteund door de hulpverlening. Gelet op de leeftijd van [voornaam minderjarige] is het noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] nu op een plek terecht komt waar hij de juiste behandeling gaat krijgen en kan gaan werken naar zelfstandigheid. Wanneer [voornaam minderjarige] de meerderjarigheid bereikt, dienen er stappen te zijn gezet die hem in staat stellen om zelf - al dan niet met hulpverlening die op dat moment nog noodzakelijk is - verder te werken aan zijn toekomst. Het is echter in de eerste plaats aan [voornaam minderjarige] om dit alles te gaan verwezenlijken. Dat betekent dat hij gemotiveerd moet zijn en blijven en zich dient in te (blijven) zetten voor behandeling. Hij zal de adviezen van de hulpverleners ter harte moet nemen en erop moeten vertrouwen dat de professionals weten wat goed voor hem is. Het is voor [voornaam minderjarige] noodzakelijk dat deze professionals hem in het krijgen en behouden van vertrouwen in de hulpverlening en in zijn motivatie voor het ondergaan van de behandeling ondersteunen.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, tot 30 september 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier en in het openbaar uitgesproken op
4 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.