In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige] te verlengen. De minderjarige, geboren in 2006, woont bij zijn vader en heeft in het verleden te maken gehad met middelengebruik. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 30 juni 2017 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De GI verzocht om een verlenging van zes maanden, maar de vader van de minderjarige voerde verweer. Hij betoogde dat er geen toegevoegde waarde was voor een verlenging, aangezien de ouders zelf hulp hadden geregeld en de minderjarige weer naar school ging. De stiefmoeder steunde dit standpunt en gaf aan dat de ouders bereid waren om hulp te accepteren, ook in een vrijwillig kader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2022, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de vader als de stiefmoeder gehoord, evenals de minderjarige. De GI was niet vertegenwoordigd. De kinderrechter concludeerde dat, hoewel er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat, er ook positieve ontwikkelingen zijn. De minderjarige woont weer thuis, volgt onderwijs en er zijn stappen gezet in de hulpverlening. De kinderrechter oordeelde dat de ouders in staat en bereid zijn om de nodige hulp te aanvaarden en dat de reeds ingezette hulpverlening toereikend lijkt. Daarom werd de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van één maand, met als doel een goede overdracht naar een vrijwillig kader mogelijk te maken. Het verzoek van de GI om een langere verlenging werd afgewezen.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de beslissing dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige wordt verlengd tot 4 april 2022, en dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 15 maart 2022. Hoger beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de beschikking.