Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 mei 2022 in de zaak tussen
[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster
de burgemeester van Rotterdam, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 6 april 2022 besloten om de woning van verzoekster aan de [adres 1] voor de duur van drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er vermoedens waren van voorbereidingshandelingen voor de handel in drugs. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat haar woning open kon blijven totdat er een beslissing op haar bezwaarschrift was genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 april 2022 behandeld. Tijdens de zitting is verzoekster bijgestaan door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op 16 februari 2022 een melding was binnengekomen over een sterke acetongeur in de kelder van het appartementencomplex, wat leidde tot een politieonderzoek. In de kelderbox en de woning zijn diverse voorwerpen en stoffen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de handel in drugs, maar er zijn geen daadwerkelijke verdovende middelen gevonden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat niet is komen vast te staan dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen daadwerkelijk bestemd waren voor het bereiden of verhandelen van harddrugs. De enkele aanwezigheid van attributen die gerelateerd kunnen worden aan drugs was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van voorbereidingshandelingen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en de burgemeester opgedragen het griffierecht en de proceskosten van verzoekster te vergoeden.