ECLI:NL:RBROT:2022:3328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
21/4793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres, die als huishoudelijk medewerker werkte, had zich op 14 februari 2019 ziekgemeld vanwege rugklachten. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende heeft onderkend. De verzekeringsarts van het UWV heeft de medische gegevens van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat zij op 11 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie slechter is dan door het UWV is aangenomen en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten, waaronder armklachten die verband houden met carpaal tunnel syndroom. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV op zorgvuldige wijze tot zijn besluit is gekomen en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten niet vergoed worden, omdat eiseres in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4793

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: P.G. Lamoré).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam stichting], uit [vestigingsplaats stichting].

Procesverloop

Met het besluit van 17 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
[naam stichting] ((ex-)werkgever) van eiseres heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar (ex-)werkgever.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als huishoudelijk medewerker voor gemiddeld 22,18 uur per week. Zij heeft zich op 14 februari 2019 wegens rugklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 11 februari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 74,34% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 25,66%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. In het bijzonder ten aanzien van de armklachten die hebben geleid tot de diagnose carpaal tunnel syndroom. Deze klachten waren al eerder aanwezig, maar traden niet op de voorgrond. De huisarts geeft ook aan dat deze klachten mogelijk al op de datum in geding aanwezig waren. Ook verwijst eiseres naar de medische bijlage bij het bezwaarschrift. Daarnaast is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen terwijl eiseres een energetische beperking heeft. De medische informatie van de behandelend sector en de bedrijfsarts is volgens eiseres onvoldoende meegenomen in de beoordeling door het UWV. Eiseres verzoekt om een deskundige te benoemen (verzekeringsarts) om de bevindingen van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek te beoordelen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 11 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 11 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 11 februari 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar (de bijlage bij) het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop beoordeelt de rechtbank het beroep in het licht van de in beroep aangevoerde gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie, van de bedrijfsarts en de behandelaars over eiseres bestudeerd. Er is geen informatie opgevraagd, omdat voldoende informatie aanwezig was. Het spreekuur heeft telefonisch plaatsgevonden in verband met Covid-19. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure is aanvullende informatie van de behandelend sector ontvangen. Deze informatie betreft een brief van een radioloog van het Albert Schweitzer ziekenhuis van 4 februari 2019, een rapportage arbeidsdeskundig onderzoek en re-integratieadvies van Equilar van 5 oktober 2019, een rapportage tweede spoor van februari 2021, een deel van een brief van het Albert Schweitzer ziekenhuis van 12 mei 2021, een brief van de afdeling neurologie van het Albert Schweitzer ziekenhuis van 14 juni 2021 en een brief van de huisarts van 22 juni 2021. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres gesproken op de hoorzitting en heeft zij aansluitend een medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de bedrijfsarts en behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses artrose van de lumbale wervelkolom, astmatische bronchitis, hernia diafragmatica, fractuur linker voorvoet en spanningsklachten. Eiseres ervaart pijn onder in de rug met uitstraling in de benen, waardoor haar mobiliteit sterk is beperkt. De verzekeringsarts vindt het aannemelijk dat eiseres is aangewezen op matig tot sterke rugsparing. Op psychisch vlak worden geen ziektebeelden gehoord, maar vanuit de lopende verwerkingsproblematiek is lichte sparing op dat vlak tijdelijk aangewezen. Ook zijn er klachten in de linker voorvoet opgetreden die uiteindelijk bleken te berusten op een oude breuk/fissuur. Met de nachtspalk is dit verbeterd en vanuit de al sterke rugproblemen geeft dit geen verdere mobiliteitsafname meer. Verder is eiseres bekend met astmatische bronchitis die zij met puffers en twee keer per jaar een kuur redelijk onder controle kan houden. Werk in een voor de longen prikkelvolle omgeving is echter niet toegestaan. Ook zwaardere energetische inspanningen zijn hiermee niet goed mogelijk. Daarnaast is er een middenrifbreuk vastgesteld waarvan eiseres recent weer wat klachten had, zodat haar medicatie is aangepast. Werk met dieper of veelvuldig bukken en zwaar tillen is daarmee niet geschikt om het zuurbranden niet verder uit te lokken. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Alles overwegend is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de opgestelde belastbaarheid in voldoende mate rekening gehouden met de aanwezige pathologie en de hieruit voortvloeiende beperkingen in normaal functioneren. Dat de verzekeringsarts een andere FML heeft opgesteld dan de bedrijfsarts hoeft niet te leiden tot overleg, want het gaat om een zelfstandige beoordeling van de verzekeringsarts. De FML is opgesteld in het kader van de WIA-beoordeling en niet ten behoeve van de re-integratie, waarvoor de bedrijfsarts de FML heeft opgesteld. Van een urenbeperking kan geen sprake zijn, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria, zoals verwoord in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Op basis van deze standaard kan een urenbeperking gesteld worden wanneer sprake is van een energetische reden (bijvoorbeeld op basis van een aangetoonde verminderde hart- of longfunctie), beschikbaarheid (bijvoorbeeld dagtherapie) of om preventieve redenen. In geval van eiseres is hiervan geen sprake. Eiseres ervaart aanvullende beperkingen aan de handen van onder andere het carpaal tunnel syndroom aan de rechterhand. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat dit echter is ontstaan na 11 februari 2021 en daarom niet kan worden meegenomen in de heroverweging.
15. Het UWV heeft ter aanvulling op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemd dat de huisarts in de brief van 22 juni 2021 met betrekking tot de handklachten aangeeft dat hij moeilijk kan zeggen of deze al bestonden voor 11 februari 2021. Daarnaast blijkt uit de informatie van de neuroloog van 14 juni 2021 dat eiseres sinds anderhalve maand last heeft van de rechterhand. Dit duidt op een datum van begin mei 2021 dus na 11 februari 2021.
16. Eiseres voert aan dat sprake is van een gebrekkige motivering, dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en dat de rapporten van de behandelend sector en de bedrijfsarts onvoldoende zijn betrokken in de beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Ook volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij de informatie van de behandelend sector en de bedrijfsarts heeft meegenomen in de heroverweging. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiseres onderbouwd door verwijzing naar informatie van de bedrijfsarts. De rechtbank kan uit deze informatie geen urenbeperking afleiden. Dat eiseres vijf keer twee uur per week heeft gewerkt tijdens de re-integratie geeft niet aan dat er sprake is van een urenbeperking. De bedrijfsarts noemt in het actueel oordeel van 16 november 2020 geen urenbeperking en de arbeidsdeskundige van Equilar in het rapport van 5 oktober 2019 evenmin. Daarnaast volgt uit de beschikbare medische informatie niet dat de arm-/handklachten (carpaal tunnel syndroom) op 11 februari 2021 al bestonden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is mede vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de verzekeringsarts in te kunnen gaan. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van verdere fysieke klachten die eiseres ervaart op 11 februari 2021.
17. Eiseres vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen omdat er twijfel is over de medische beoordeling. De verzekeringsarts heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiseres heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen zou moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft berekend dat eiseres op 11 februari 2021 met de middelste van deze functies 74,34% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als huishoudelijk medewerker, zodat eiseres voor de overige 25,66% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 11 februari 2021 terecht geweigerd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 mei 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.