ECLI:NL:RBROT:2022:3363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
8938043 / CV EXPL 20-46670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en vordering tot betaling van demurrage kosten in vervoersrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de eiseres, een besloten vennootschap, betrokken in een geschil met de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, over demurrage kosten die zijn ontstaan door het niet tijdig retourneren van een container. De eiseres had een container gelost in Duitsland en had de gedaagde gevraagd om het hergebruik van de container te regelen. De gedaagde heeft echter nagelaten om het hergebruik te regelen, wat resulteerde in demurrage kosten van € 4.440,00 die door de eigenaar van de container aan de eiseres in rekening zijn gebracht. De eiseres vorderde betaling van deze kosten, evenals buitengerechtelijke incassokosten en kosten voor juridische bijstand.

De procedure werd voortgezet buiten bezwaar van de boedel, aangezien de curator van de failliete eiseres geen aanleiding zag om het geding over te nemen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betoogd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de demurrage kosten, omdat de eiseres het unieke B/L-nummer niet heeft verstrekt, wat noodzakelijk was voor het regelen van het hergebruik van de container. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet in gebreke was, omdat de eiseres haar verplichtingen niet is nagekomen door het B/L-nummer niet te verstrekken. Hierdoor is de vordering van de eiseres afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in vervoersrechtelijke overeenkomsten en de gevolgen van schuldeisersverzuim, waarbij de eiseres niet kan aanvoeren dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8938043 / CV EXPL 20-46670
uitspraak: 11 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres](hierna: [eiseres] ),
gevestigd in [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde 1] te [plaats] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde](hierna: [gedaagde] ),
gevestigd in [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam gemachtigde 2] (directeur).

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 11 december 2021, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde] en de schriftelijke reactie op de dagvaarding, met een productie;
  • het tussenvonnis van 8 februari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 2 maart 2021 aan de zijde van [eiseres] , met een productie.
1.2.
Namens de curator is de kantonrechter bij e-mail van 12 juli 2021 geïnformeerd over het feit dat [eiseres] bij vonnis van 8 juni 2021 door de Rechtbank Rotterdam in staat van faillissement is verklaard. Namens de curator mr. J. van Meerkerk is verzocht om [gedaagde] een termijn te stellen om de curator in het geding op te roepen, waarna de curator zal beslissen of hij het geding al dan niet zal overnemen.
1.3.
Bij akte van schorsing, die op 15 juli 2021 op de griffie is ontvangen, heeft [eiseres] verzocht om de procedure aan te houden, omdat zij in afwachting is van de curator.
1.4.
Bij e-mail van 5 augustus 2021 heeft de curator laten weten dat de curator geen aanleiding ziet om zonder opgeroepen te zijn het geding over te nemen, zodat het geding vooralsnog buiten bezwaar van de boedel kan worden voortgezet.
1.5.
Bij brief van 16 augustus 2021 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om zich schriftelijk over de e-mail van 5 augustus 2021 van de curator uit te laten. Daarbij is vermeld dat het op de weg van [gedaagde] ligt om te laten weten óf zij ontslag van instantie verzoekt óf dat zij wil dat de procedure wordt voortgezet. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
1.6.
Bij rolbeslissing van 24 september 2021 heeft de kantonrechter bepaald dat de procedure buiten bezwaar van de boedel wordt voortgezet. Vervolgens is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om een conclusie van repliek te nemen.
1.7.
[eiseres] heeft op de rolzitting van 30 december 2021 een conclusie van repliek genomen. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om daarop mondeling of schriftelijk te reageren uiterlijk op de rolzitting van 27 januari 2022. Op die rolzitting is [gedaagde] echter niet verschenen, terwijl zij evenmin schriftelijk heeft gereageerd of om verdere aanhouding heeft verzocht.
1.8.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter, na aanhouding ter rolle van 25 februari 2022, nader bepaald op heden.

2..De vordering

2.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen:
€ 4.440,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente vanaf 19 maart 2020, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
€ 569,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
€ 1.210,00 aan kosten voor juridische bijstand;
één en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
2.2.1.
[eiseres] heeft eind september 2019 ten behoeve van PV Bevrachting (hierna: PV) een container, de [containernummer] gelost in Duitsland. [eiseres] is vervolgens op zoek gegaan naar een opdracht om de geloste container te herladen en terug te rijden naar Nederland. [gedaagde] heeft [eiseres] te kennen gegeven dat zij in de buurt van de container boomstammen kon laden en dat zij de gevulde container vervolgens af moest leveren in de haven van Antwerpen. [eiseres] heeft aan [gedaagde] gevraagd of zij het hergebruik van de container met de eigenaar van de container (Evergreen) wilde regelen. [gedaagde] heeft toegezegd dit te regelen, maar zij heeft het hergebruik nooit geregeld. Evergreen heeft hierdoor demurrage kosten (overliggeld) à € 4.440,00 bij PV in rekening gebracht. PV heeft die kosten aan [eiseres] doorberekend. Nu [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiseres] gemaakte afspraak om het hergebruik van de container te regelen, komen de demurrage kosten voor rekening van [gedaagde] , aldus [eiseres]
2.2.2.
[eiseres] maakt verder aanspraak op
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom. Daarnaast moet [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 569,00 aan [eiseres] betalen. Tot slot moet [gedaagde] een bedrag van € 1.210,00 aan kosten voor juridische bijstand aan [eiseres] voldoen.

3..Het verweer

3.1.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van [eiseres] .
3.2.
Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
3.2.1.
Een importcontainer, zoals de onderhavige container, gaat altijd gepaard met een Bill of Lading (hierna: B/L). Op een B/L wordt vermeld wie de eigenaar van de lading is, waar de container moet worden opgehaald, van waar naar waar de lading wordt verscheept en waar de container weer aan de eigenaar van de container moet worden terug geleverd. Als de eigenaar van de lading van de B/L wil afwijken, moet daar toestemming voor worden gevraagd bij degene die de B/L heeft opgesteld (in dit geval Evergreen). Om hierover met Evergreen te corresponderen, is het noodzakelijk om het unieke B/L-nummer te vermelden. Zolang dat nummer niet bekend is, kan er geen aanpassing worden gemaakt.
3.2.2.
[gedaagde] heeft inderdaad aangeboden om het hergebruik van de container te regelen. [gedaagde] heeft telefonisch contact met [eiseres] gehad om het B/L-nummer op te vragen, maar [gedaagde] heeft het B/L-nummer nooit van [eiseres] ontvangen. Hierdoor kon [gedaagde] het hergebruik van de container niet regelen. Doordat [eiseres] geen B/L-nummer doorgaf, ging [gedaagde] er vanuit dat [eiseres] het hergebruik inmiddels zelf had geregeld, aangezien zij daar naar eigen zeggen al de hele dag mee bezig was geweest. [eiseres] heeft ervoor gekozen om de container door te laden zónder bevestiging van Evergreen. Het gevolg hiervan is dat Evergreen kosten bij PV in rekening heeft gebracht ten gevolge van het niet op tijd retour leveren van de container op die plaats die in de vervoersovereenkomst tussen PV en [eiseres] stond vermeld. [eiseres] belast die kosten - gelet op het voorgaande - ten onrechte door aan [gedaagde] , aldus de visie van [gedaagde] .

4..De beoordeling

4.1.
De onderhavige procedure is - gelet op het bepaalde in artikel 27 lid 1 en 2 Fw - buiten bezwaar van de boedel voortgezet, aangezien de curator de procedure niet heeft overgenomen en [gedaagde] ook niet om ontslag van instantie heeft verzocht.
4.2.
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft toegezegd om het hergebruik van de container te regelen. Met inachtneming van die toezegging heeft [eiseres] de door Evergreen bij PV en door PV bij haar in rekening gebrachte demurrage kosten op haar beurt bij [gedaagde] in rekening gebracht. Volgens [eiseres] is het niet meer dan redelijk dat deze kosten daadwerkelijk voor rekening van [gedaagde] komen, aangezien het kosten zijn die uit het in opdracht van [gedaagde] uitgevoerde transport zijn ontstaan. [gedaagde] is daarnaast zelf verantwoordelijk voor het opvragen van het B/L-nummer, aangezien zij te kennen heeft gegeven het hergebruik te regelen. Er simpelweg vanuit gaan dat iets zou worden geregeld, is dan ook onvoldoende, aldus [eiseres] .
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [eiseres] heeft niet betwist dat [gedaagde] zonder het unieke B/L-nummer geen aanpassing van de B/L aan Evergreen kon doorgeven. Verder heeft [eiseres] ook niet betwist dat [gedaagde] haar telefonisch om het unieke B/L-nummer heeft verzocht. Naar het oordeel van de kantonrechter is de omstandigheid dat [gedaagde] de door haar gedane toezegging - het regelen van het hergebruik van de container - niet kon vervullen dan ook het gevolg van het verzuim aan de zijde van [eiseres] om het unieke B/L-nummer aan [gedaagde] door te geven, hetgeen schuldeisersverzuim in de zin van artikel 6:58 BW oplevert. [eiseres] kan hierdoor niet aan [gedaagde] tegenwerpen dat het hergebruik van de container niet is geregeld en [gedaagde] is de ten gevolge daarvan door Evergreen bij PV en door PV bij [eiseres] in rekening gebrachte demurrage kosten dan ook niet verschuldigd.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom wordt afgewezen. De nevenvorderingen delen hetzelfde lot.
4.5.
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op nihil, aangezien [gedaagde] de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.
4.6.
Hetgeen verder door partijen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671