In deze beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, gedateerd 2 februari 2022, wordt een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor behandeld. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. P.H.A. de Boer, en is oorspronkelijk gericht tegen de besloten vennootschap Tulp Recreatie B.V., die niet heeft gereageerd. Op 1 december 2021 is het verzoek ook gericht tegen Resort Poort van Zeeland B.V. (RPZ), die eveneens niet heeft gereageerd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 mei 2021 is ingediend. De kantonrechter heeft op 27 augustus 2021 het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor tegen Tulp toegewezen, maar dit verhoor heeft niet plaatsgevonden omdat [verzoeker] niet aan de aanzegverplichting had voldaan.
In de beschikking wordt het aanvullend verzoek van [verzoeker] besproken, waarin hij verzoekt om een voorlopig getuigenverhoor tegen RPZ op dezelfde gronden als eerder tegen Tulp. Aangezien RPZ geen bezwaar heeft gemaakt tegen het verzoek, wordt het verzoek als niet weersproken en gegrond voor toewijzing beschouwd. De kantonrechter stelt partijen in de gelegenheid om hun verhinderdata voor de maanden maart, april en mei 2022 op te geven, voordat een datum voor het getuigenverhoor wordt vastgesteld. Tevens wordt [verzoeker] opgedragen om de relevante stukken tijdig aan RPZ te betekenen.
De beschikking eindigt met de beslissing van de kantonrechter om het aanvullend verzoek toe te wijzen en de voorwaarden voor het houden van het getuigenverhoor vast te stellen. De beschikking is uitgesproken door mr. A.J.L.M. van der Wildt op een openbare zitting.