ECLI:NL:RBROT:2022:3370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9308236 / CV EXPL 21-22161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor auto-reparaties en vervangend vervoer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde, die een auto had gekocht en vervolgens klachten had over mankementen. Eiseres vorderde betaling van openstaande facturen voor verrichte werkzaamheden aan de auto en voor het gebruik van een vervangende auto. De gedaagde had de auto in juni 2018 gekocht en had binnen de garantietermijn geklaagd over defecten. Eiseres had op verschillende momenten reparaties uitgevoerd, maar de gedaagde weigerde te betalen, stellende dat de werkzaamheden onder de garantie vielen en dat hij niet verantwoordelijk was voor de kosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 december 2021 is de gedaagde verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde voorshands bewezen heeft dat hij opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden aan de auto, maar heeft gedaagde ook toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De uitspraak houdt in dat de kantonrechter de verdere beslissing aanhoudt in afwachting van de bewijslevering door gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9308236 / CV EXPL 21-22161
uitspraak: 18 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres](hierna: [eiseres] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.P.A. Hollander te Nijmegen,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [naam bedrijf](hierna: [gedaagde] ),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. dr. drs. P.H.J. Körver te Den Haag.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 22 juni 2021, met bijlagen 1 tot en met 15;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 12;
  • het tussenvonnis van 20 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 29 november 2021 aan de zijde van [eiseres] , met bijlagen 16 en 17;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 december 2021 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres] de heer [naam persoon 1] (regiomanager aftersales) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres] Zwolle. Verder is [gedaagde] in persoon verschenen, vergezeld van zijn vader en bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. A. Cremer. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Op 6 juni 2018 heeft [gedaagde] (op naam van zijn eenmanszaak) een Fiat Ducato met kenteken [kentekennummer] en bouwjaar 2013 (hierna: de auto) gekocht. De aankoopfactuur is op briefpapier van [eiseres] geprint.
2.2.
[gedaagde] heeft binnen de garantietermijn geklaagd over mankementen aan de auto. [eiseres] heeft vervolgens op 17 oktober 2018 kosteloos werkzaamheden aan de auto verricht, voor welke werkzaamheden zij een factuur aan [eiseres] heeft gestuurd. Op die factuur staat - voor zover van belang - het volgende:

[Afbeelding factuur met daarin gegevens van gedaagde]

2.3.
Begin oktober 2019 heeft [gedaagde] wederom geklaagd over mankementen aan de auto. [eiseres] heeft vervolgens op 3 oktober 2019 werkzaamheden aan de auto verricht, waarvoor zij op 18 november 2019 een factuur aan (de eenmanszaak van) [gedaagde] heeft gestuurd. Op die factuur staat - voor zover van belang - het volgende:

[Afbeelding factuur met daarin gegevens van gedaagde]

2.4.
Op 17 oktober 2019 heeft [gedaagde] een e-mail aan de heer [naam persoon 2] (naar het e-mailadres [e-mailadres] ) gestuurd, waarin hij - voor zover van belang - het volgende heeft geschreven:

(…) De Fiat Ducato ( [kentekennummer] ) werd in juni 2018 gekocht. Binnenkort kwamen de volgende verschijnselen tot stand: brandende ‘check engine’, dalende toerental, moeilijkheden met opstarten en stank van uitlaatgassen in de cabine. In het overleg met jullie werd de auto begin september bij Truckland garage in Rotterdam gezet. Daar hebben ze beweerd de roetfilter schoon te hebben laten branden. Ik heb de auto in ontvangst genomen. Binnen ongeveer een week is dezelfde problematiek weer verschenen.
Toen heb ik met [eiseres] contact gehouden en werd de auto eind oktober 2018 bij jullie gebracht om het probleem aan te pakken. Op het moment van ophalen van de auto werd mij geïnformeerd, dat roetfilter is schoon gebrand en dat als het probleem weer voorkomt, moet de DPF filter definitief verschoond worden. Tot mijn tevredenheid deed de auto het weer prima. (…)
Bijna een jaar later ging de verbranding weer drastisch omhoog, regeneratie van de roetfilter gebeurt niet meer systematisch, vermogen daalt, weer stank in de cabine. (…)
Begin oktober werd de auto naar Zwolle gebracht. Na een week rijden, weer dezelfde problemen. (…)
Naar aanleiding van bovengenoemde wordt de auto weer bij jullie gebracht. Met als verzoek tot goed nagaan wat er echt aan de hand is en nadat het al bekend is, het probleem volledig oplossen. (…) Vanmiddag rond 14 uur wordt de auto door iemand gebracht, graag ontvang ik dan ook vervangend vervoer. (…)”.
2.5.
Op 17 oktober 2019 heeft [eiseres] wederom werkzaamheden aan de auto verricht, welke werkzaamheden bij factuur van 22 oktober 2019 bij (de eenmanszaak van) [gedaagde] in rekening zijn gebracht. Op die factuur staat - voor zover van belang - het volgende:

[Afbeeling factuur met daarin gegevens van gedaagde]

2.6.
Bij factuur van 29 oktober 2019 heeft [eiseres] de kosten voor het gebruik van een leenauto in de periode van 18 oktober 2019 tot en met 28 oktober 2019 bij (de eenmanszaak van) [gedaagde] in rekening gebracht. Op die factuur staat - voor zover van belang - het volgende:

[Afbeelding factuur met daarin gegevens van gedaagde]

2.7.
[gedaagde] heeft de facturen van 22 oktober 2019, 29 oktober 2019 en 18 november 2019 niet betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] hierom bij brieven van 11 december 2019 en 24 februari 2020 aangemaand om de openstaande facturen alsnog te betalen.
2.8.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] bij e-mail van 2 oktober 2020 en aangetekend verzonden brief van 21 oktober 2020 gesommeerd om tot betaling van de openstaande facturen over te gaan.
2.9.
Bij e-mail van 11 november 2020 heeft [gedaagde] - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:

(…) het verloop van het verwijderen oftewel het herstelproces van auto defect, die bij uw klant aangeschaft werd, heb ik in bijgesloten mail van 17-10-2019 omgeschreven.
Na ontvangst van deze mail door [eiseres] werd er een afspraak gemaakt om het defect opnieuw te herstellen.
Nadat ik de auto in ontvangst genomen had, heb ik vastgesteld, dat de reparatie feitelijk plaats gevonden heeft en dat de herstelwerkzaamheden effectief zijn.
Aan het begin van december 2019 heb ik per post het factuur m.b.t. reparatiekosten en huur vervangend vervoer ontvangen.
1.
De auto werd meerdere malen gecontroleerd en volgens [eiseres] was het defect verwijderd. In praktijk bleek, dat het niet waar is. Het probleem was er nog steeds.
2.
Niemand, ook het contactpersoon (dhr [naam persoon 2] ) heeft mij er op gewezen, dat ik verplicht word tot het betalen van de kosten en huur van vervangend vervoer.
3.
Op het factuur van 18-11-2019 staat vermeld, dat er een vervanging plaats gevonden heeft. Het gaat namelijk om ‘uitlaatgastemp. sensor vernieuwen’, hoewel ik eerder geinformeerd werd (auto werd vaker ter controle afgegeven), dat de auto in goede, werkende staat verkeerd. Wat niet overeen kwam met de werkelijke toestand van het voertuig.
Pas na laatste reparatie werkt de auto tot op heden goed.
Conclusie:
1.
De auto werd aan mij defect verkocht.
2.
In het overleg met dhr [naam persoon 2] werd de auto meerdere malen ter herstelling afgegeven. Defect werd niet verwijderd.
3.
Van de reparatiekosten en huur vervangend vervoer werd ik niet op de hoogte gesteld. (…)
Tevens ben ik er niet mee eens met de stelling, dat de melding over het defect niet meer onder de BOVAG garantie valt. De eerste melding vond plaats in september 2018. Alle daarop volgende meldingen en reparaties waren gevolgen van de eerste poging tot herstel, waarbij ik genegeerd werd door ‘schoon branden’ van de filter (…), wat door [eiseres] groot ‘regeneratie’ genoemd werd. Ik wil er op wijzen, dat het gehele herstelproces van het defect vanaf september 2018 tot oktober 2019 duurde! (…)”.
2.10.
Bij aangetekend verzonden e-mail van 13 januari 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] - voor zover van belang - als volgt op de e-mail van [gedaagde] gereageerd:

(…) Cliënte ( [eiseres] ) heeft mij laten weten dat u de auto niet bij haar, maar bij [eiseres] heeft gekocht en dat u inderdaad kort na aflevering van de auto in het najaar van 2018 heeft geklaagd bij [eiseres] over een defect aan uw auto. Cliënte heeft de reparatie in opdracht van [eiseres] op 17 oktober 2018 uitgevoerd. Uw auto had op dat moment een kilometerstand van 199.720.
Cliënte heeft de auto voor [eiseres] (onder garantie) kosteloos hersteld en u heeft vervolgens een jaar lang probleemloos met de auto gereden, althans zowel [eiseres] als cliënte hebben al die tijd niets van u vernomen. Totdat u zich in oktober 2019 opnieuw bij [eiseres] meldde met klachten aan uw auto. Uw auto had op dat moment een kilometerstand van 241.889. Oftewel heeft u een jaar en 42.169 kilometers lang probleemloos met de auto gereden.
Op het moment dat u de auto bij cliënte in haar werkplaats aanbood heeft zij u (bij monde van de heer [naam persoon 3] ) ervan op de hoogte gesteld dat er geen garantie conform de BOVAG-voorwaarden meer van toepassing was. Zij heeft diagnose gesteld en de reparatiekosten aan u opgegeven.
Dat u niet op de hoogte bent gesteld van de reparatiekosten en de kosten voor het vervangend vervoer is dus feitelijk niet juist. Maar ook al zou dat niet het geval zijn geweest, dan ontslaat dat u nog niet uit uw betalingsverplichting. U heeft cliënte immers in oktober 2019 tot tweemaal toe opdracht gegeven om tot herstel van uw auto over te gaan.
Nu uit niets blijkt dat de klachten waarmee u de auto in oktober 2019 aan cliënte ter reparatie aanbood verband hielden met een defect wat u niet hoefde te verwachten c.q. een gebrekkig garantieherstel en cliënte overigens daarvoor ook niet aansprakelijk kan worden gehouden (zij is niet de verkoper), bent u gehouden om tot betaling van de facturen van cliënte over te gaan. (…)”.
2.11.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] vervolgens bij aangetekend verzonden e-mails van 3 februari 2021 en 26 februari 2021 andermaal gesommeerd om tot betaling van de openstaande facturen over te gaan.
2.12.
Bij e-mail van 8 april 2021 heeft [gedaagde] - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiseres] bericht:

(…) Ik ben van mening, dat uw client volledig verantwoordelijk is voor het herstelproces van het door mij gemeld probleem, dat verband houdt met genomen maatregelen of een gebrek daarvan.
Daarom ben ik het niet eens met betalingsplicht voor kosten dieniet uit de gedane reparatie voortvloeien. Deze kosten worden door mij gezien als gebrek van effecten van de reparatie, het niet verwijderen van defect en tweemalig, niet effectief poging tot reparatie van de auto. In het kort gezegd, gedeeltelijk foutief gestelde diagnose van de oorzaak van het probleem/verstopte DPF filter/volgde niet met het verwijderen van het probleem. (…)
Toevoegend: bij de eerste keer in oktober 2018, dat de auto ter herstelling aangeboden werd, heeft ene meneer (hij heeft zich niet voorgesteld) tijdens sleutel overname gezegd, dat er geen garantie is. Maar hij heeft niet gezegd welke garantie en waar deze van toepassing was. Heden vermoed ik, dat zijn woorden op professionele verwijdering van mijn autos defect betrekking hadden. (…)”.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen € 1.613,67 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na factuurdatum tot aan de dag van de algehele betaling, en € 242,05 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling, één en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen zijn twee overeenkomsten van werk gesloten, uit hoofde waarvan [gedaagde] de voor de reparatie van de auto in rekening gebrachte kosten van € 811,55 en € 325,19 aan [eiseres] moet betalen. Daarnaast is tussen partijen een huurovereenkomst tot stand gekomen, uit hoofde waarvan [gedaagde] de voor het gebruik maken van een vervangende auto in rekening gebrachte kosten van € 476,93 aan [eiseres] moet betalen. [eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na factuurdatum. Tot slot moet [gedaagde] aan [eiseres] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 242,05 betalen.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde] naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
4.2.1.
De medewerker die de auto aan [gedaagde] heeft verkocht, de heer [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ), is voor alle problemen aan de auto de contactpersoon van [gedaagde] geweest. [naam persoon 2] heeft [gedaagde] in oktober 2019 opdracht gegeven om de auto naar [eiseres] te brengen. [eiseres] was al op de hoogte van de komst van [gedaagde] ; zij wist dat [gedaagde] daar was in opdracht van [naam persoon 2] . [gedaagde] is dan ook niet dat opdrachtgever voor de door [eiseres] in oktober 2019 aan de auto uitgevoerde werkzaamheden geweest, want dat was [naam persoon 2] . Er vanuit gaande dat [naam persoon 2] werkzaam is voor [eiseres] , is het feitelijk [eiseres] die [eiseres] opdracht heeft gegeven voor de door [eiseres] in oktober 2019 aan de auto uitgevoerde werkzaamheden. [gedaagde] is dan ook niet de partij die door [eiseres] voor de daaruit voortvloeiende kosten moet worden aangesproken, zodat [eiseres] geen vordering op [gedaagde] heeft.
4.2.2.
Voor zover de kantonrechter niet volgt in het hiervoor aangevoerde, geldt het volgende. [gedaagde] had zich binnen de garantietermijn gemeld over mankementen aan de auto. De roetfilter zou niet naar behoren werken. [eiseres] heeft geprobeerd om dit te verhelpen en in eerste instantie leken de problemen ook verholpen te zijn, maar de problemen aan de auto keerden later terug. De in 2019 uitgevoerde werkzaamheden - waarvoor [eiseres] nu betaling verlangt - zien op hetzelfde probleem. Dat blijkt ook uit de door haar overgelegde facturen: daarin staat duidelijk vermeld dat het roetfilter de oorzaak van de problemen aan de auto was. De in 2019 uitgevoerde werkzaamheden vallen dan ook onder de garantie.
4.2.3.
Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat de in 2019 uitgevoerde werkzaamheden niet onder de garantie vallen, is sprake van non-conformiteit. De auto bezat immers niet de eigenschappen die [gedaagde] mocht verwachten. Een goed werkend roetfilter is immers een eigenschap die een auto zou moeten bezitten. Daarbij komt dat een roetfilter een levensduur van 130.000 à 200.000 kilometer heeft. Toen de auto binnen de garantietermijn bij [eiseres] werd aangeboden, had de auto een kilometerstand van 199.720. Het had dan ook op de weg van [eiseres] gelegen om het roetfilter te vervangen en niet te kiezen voor de tijdelijke, goedkopere oplossing door het roetfilter te reinigen.

5..De beoordeling

Opmerking vooraf
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden van [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de door de gemachtigde van [eiseres] voorgedragen spreek-aantekeningen. Volgens de gemachtigden van [gedaagde] moeten de spreekaantekeningen als een conclusie van repliek worden beschouwd en moeten zij op grond van de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten. De kantonrechter passeert dit bezwaar. Het is niet ongebruikelijk dat een gemachtigde zich tijdens een mondelinge behandeling van een pleitnota of spreekaantekeningen bedient om het standpunt van zijn of haar cliënt(e) nader toe te lichten en bovendien beslaan de spreekaantekeningen in feite slechts vier enkelzijde pagina’s A4. Van een “omvangrijk stuk”, zoals door één van de gemachtigden van [gedaagde] is aangevoerd, is dan ook geen sprake en er is geen enkele reden om de spreekaantekeningen niet in de beoordeling van dit geschil te betrekken. Overigens had de gemachtigde van [eiseres] ook zonder overlegging van de spreekaantekeningen de volledige inhoud van die spreekaantekeningen kunnen voordragen en dan had die inhoud vervolgens ook in de beoordeling van het geschil moeten worden betrokken. [gedaagde] heeft dan ook geen enkel belang bij het buiten beschouwing laten van de spreekaantekeningen.
Heeft [eiseres] de juiste partij gedagvaard?
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] zich enkel voor wat betreft de in 2019 door [eiseres] aan de auto uitgevoerde werkzaamheden op het standpunt heeft gesteld dat [naam persoon 2] , die volgens [gedaagde] werkzaam is bij [eiseres] , daar opdracht toe heeft gegeven (zie randnummer 34 van de conclusie van antwoord). Voor wat betreft de door [eiseres] gevorderde kosten voor het aan [gedaagde] verstrekte vervangend vervoer is dus niet in geschil dat [eiseres] de juiste partij heeft gedagvaard.
5.3.
De kantonrechter constateert dat alle facturen waarvan [eiseres] in de onderhavige procedure betaling vordert aan de eenmanszaak van [gedaagde] zijn geadresseerd. De ontvangst van deze facturen is door [gedaagde] niet betwist, zodat de kantonrechter er vanuit gaat dat hij ruim vóór de aanvang van de onderhavige procedure op de hoogte was van de adressering van de facturen. Desondanks heeft [gedaagde] zich in de voorafgaand aan deze procedure met [eiseres] , [naam persoon 2] en de gemachtigde van [eiseres] gevoerde correspondentie (die voor zover van belang in rechtsoverwegingen 2.4., 2.9. en 2.12 is geciteerd) op geen enkel moment op het standpunt gesteld dat [naam persoon 2] opdracht voor de in 2019 uitgevoerde werkzaamheden zou hebben gegeven en dat [eiseres] de facturen derhalve zou moeten betalen. Dit bevreemdt de kantonrechter, nu [gedaagde] wel andere verweren tegen de facturen van [eiseres] heeft aangevoerd en het daarom in de rede had gelegen dat hij ook dit verweer toen al had gevoerd.
5.4.
De verwijzing van [gedaagde] naar randnummer 2.2 van de dagvaarding kan ook niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] aan [eiseres] opdracht heeft verstrekt om de auto in 2019 te repareren. In randnummer 2.2 van de dagvaarding heeft [eiseres] weliswaar aangegeven dat zij de auto op 17 oktober 2018 in opdracht van [eiseres] heeft gerepareerd, maar dat betekent niet dat de in 2019 door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden ook in opdracht van [eiseres] zijn uitgevoerd. De stelling van [gedaagde] dat sprake was van een voortgezet probleem kan - nog los van het antwoord op de vraag of daadwerkelijk sprake was van een voortgezet probleem - niet tot een ander oordeel leiden.
5.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat voorshands bewezen is, dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de op 3 oktober 2019 en 17 oktober 2019 door [eiseres] aan de auto uitgevoerde werkzaamheden.
5.6.
De kantonrechter laat [gedaagde] overeenkomstig haar tijdens de mondelinge behandeling gedane bewijsaanbod toe tot het leveren van tegenbewijs, zoals hierna in de beslissing staat omschreven.
5.7.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van de uitkomst van de eventuele bewijslevering.

6..De beslissing

De kantonrechter:
laat [gedaagde] toe tot het leveren van tegenbewijs met alle middelen rechtens van de voorshands bewezen stelling dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de op 3 oktober 2019 en 17 oktober 2019 door [eiseres] aan de auto uitgevoerde werkzaamheden;
bepaalt dat:
  • [gedaagde] op de rolzitting van
  • en indien hij dit bewijs schriftelijk wil leveren hij bij die gelegenheid de op het bewijsthema betrekking hebbende stukken direct in het geding moet brengen;
  • en indien hij dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen hij bij akte opgave moet doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden april, mei en juni 2022, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [gedaagde] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [gedaagde] te zijner tijd zelf zorg moet dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671