ECLI:NL:RBROT:2022:3376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9359373 / CV EXPL 21-25187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in een civiele procedure over arbeidsomstandigheden en loonbetaling

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is een tussenvonnis uitgesproken op 11 maart 2022 in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.M. Huisman, en gedaagde, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door haar directeur-eigenaar. De procedure is gestart met een dagvaarding op 16 juli 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 november 2021. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen verschenen, maar er was onvoldoende informatie om de zaak volledig te beoordelen. De kantonrechter heeft daarom besloten om de mondelinge behandeling voort te zetten en partijen de gelegenheid te geven om aanvullende stukken in te dienen. De kantonrechter heeft specifieke vragen geformuleerd die tijdens de volgende zitting aan de orde zullen komen, waaronder de arbeidsomvang van eiseres en de betaling van loon tijdens ziekte. De zaak is aangehouden om partijen in staat te stellen hun verhinderdata voor toekomstige zittingen door te geven. De kantonrechter heeft benadrukt dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat de mondelinge behandeling is voortgezet. Het vonnis is uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9359373 / CV EXPL 21-25187
uitspraak: 11 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres](hierna: [eiseres] ),
wonende in [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. K.M. Huisman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde](hierna: [gedaagde] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam persoon] .

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 16 juli 2021, met producties;
  • de schriftelijke reactie op de dagvaarding, met een productie;
  • het tussenvonnis van 13 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2021 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door de heer mr. T. Rhijnsburger namens haar gemachtigde. Namens [gedaagde] is mevrouw [naam persoon] (directeur-eigenaar) verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak enkele weken aangehouden, omdat partijen in overleg wilden treden over het eventueel treffen van een minnelijke regeling. Partijen hebben echter geen minnelijke regeling kunnen treffen. Nadien zijn nog de volgende processtukken ontvangen, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de e-mail van 27 december 2021 aan de zijde van [gedaagde] , met producties;
  • de akte wijziging van eis voor de rolzitting van 30 december 2021, met producties;
  • de e-mail van 26 januari 2021 aan de zijde van [gedaagde] ;
  • de e-mail van 26 januari 2021 aan de zijde van [eiseres] .
1.4.
De kantonrechter heeft nader bepaald dat dit vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2..De beoordeling

2.1.
De kantonrechter beschikte voorafgaand aan de op 9 november 2021 gehouden mondelinge behandeling over zéér weinig informatie. De dagvaarding was namelijk zeer summier en ook de conclusie van antwoord was niet uitgebreid. De mondelinge behandeling kon hierdoor niet ten volle worden benut. Inmiddels hebben partijen over en weer op elkaar gereageerd en is een aantal aanvullende stukken overgelegd. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om een voortzetting van de mondelinge behandeling te gelasten. Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling zullen partijen vragen van de kantonrechter moeten beantwoorden. Daarnaast krijgen zij de gelegenheid om hun standpunt nader toe te lichten. Tot slot zal de mondelinge behandeling uitdrukkelijk ook worden benut om te bekijken of alsnog een minnelijke regeling kan worden getroffen.
2.2.
In het geval dat partijen van mening zijn dat bepaalde stukken die voor de beoordeling van de zaak van belang nog niet zijn overgelegd, kunnen partijen deze stukken alsnog aan de kantonrechter en de wederpartij toezenden. Deze stukken moeten uiterlijk een week vóór de zittingsdatum in het bezit zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zal de kantonrechter in ieder geval de volgende punten aan de orde stellen:
  • wat was de arbeidsomvang van het dienstverband van [eiseres] ?
  • vanaf welk moment was [eiseres] ziek?
  • heeft [gedaagde] over de maand juli 2021 een bedrag van € 60,00 te weinig aan loon tijdens ziekte betaald?
2.4.
De zaak wordt nu verwezen naar
woensdag 23 maart 2022om partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de maanden april, mei en juni 2022 op te geven, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het vaststellen van een datum en tijd voor de mondelinge behandeling. De kantonrechter zal vervolgens op de beraadrol van maandag 28 maart 2022 een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling bepalen, waarna deze per brief aan partijen worden medegedeeld. Uitstel is niet mogelijk, tenzij beide partijen daar gezamenlijk om verzoeken.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met hun gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling van de hierna genoemde kantonrechter;
wijst partijen op hetgeen hiervoor over het in het geding brengen van (nadere) stukken is bepaald;
stelt partijen in de gelegenheid om
uiterlijk op woensdag 23 maart 2022hun verhinderdata voor de maanden april, mei en juni 2022 op te geven;
bepaalt dat de schriftelijke opgaaf uiterlijk op de voormelde dag om 12:00 uur op de griffie moet zijn ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671