ECLI:NL:RBROT:2022:3383

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9484007 / CV EXPL 21-33372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en kosten door Q-Park na treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 9 augustus 2020 de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten zonder gebruik te maken van een geldig parkeerbewijs, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park vordert betaling van een bedrag van € 345,00, bestaande uit een tarief voor een verloren kaart van € 60,00, een aanvullende schadevergoeding van € 300,00 en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen en dat de gedaagde de algemene voorwaarden van Q-Park kende of redelijkerwijs kon kennen, aangezien deze toegankelijk waren bij de ingang van de parkeeraccommodatie. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde, dat de boete te hoog was en dat niemand de algemene voorwaarden leest, verworpen. De kantonrechter oordeelt dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn en dat de schadevergoeding die Q-Park vordert, gerechtvaardigd is ter voorkoming van treintje rijden. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9484007 / CV EXPL 21-33372
uitspraak: 11 februari 2022 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.(hierna: Q-Park),
statutair gevestigd in Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel te Maastricht,
tegen
[gedaagde](hierna: [gedaagde] ),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 20 september 2021, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de e-mail van 15 oktober 2021 aan de zijde van [gedaagde] , waarin [gedaagde] om uitstel voor het geven van een reactie op de dagvaarding heeft verzocht;
  • het tussenvonnis van 1 november 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de e-mail van 13 december 2021 aan de zijde van [gedaagde] , inhoudende een reactie op de dagvaarding, met twee bijlagen;
  • de akte eiseres, met een DVD en productie 6 en 7.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2022 “hybride” plaatsgevonden. De kantonrechter en de gemachtigde van Q-Park hebben door middel van een digitale beeld- en geluidverbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen, terwijl de namens [gedaagde] verschenen [naam persoon] (vader) en de griffier fysiek in de zittingszaal in het Gerechtsgebouw aanwezig waren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat dit vonnis vandaag bij vervroeging wordt uitgesproken.

2..De vaststaande feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar klanten tegen betaling kunnen parkeren. Zij beheert onder meer de parkeeraccommodatie Rotterdam Weena in Rotterdam (hierna: de parkeeraccommodatie).
2.2.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnen rijden de geldende tarieven vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd.
2.3.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

(…)5. Gebruikersvoorschriften(…)
5.9
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruiksmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.

6..Parkeergeld en betaling(…)

6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-) schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. (…)
6.6
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. (…)”.
2.4.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met het voertuig met kenteken [kentekennummer] (type: Peugeot 108) op 9 augustus 2020 gebruik is gemaakt van de parkeeraccommodatie en dat dit voertuig de parkeeraccommodatie om 15:59 uur is uitgereden door direct achter een voorganger aan langs/onder de slagboom bij de uitritterminal van Q-Park te rijden, het zogenaamde ‘treintje rijden’, zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs.
2.5.
Voornoemd kenteken stond op voornoemd tijdstip op naam van [naam persoon] geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Op de voornoemde datum en tijdstip werd het voertuig door [gedaagde] bestuurd.
2.6.
Bij brief van 6 oktober 2020 heeft Q-Park [gedaagde] aangemaand om een bedrag van in totaal € 360,00 te voldoen binnen zestien dagen vanaf de dag na bezorging van de brief, bij gebreke waarvan [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 54,00 verschuldigd wordt.

3..De vordering

3.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen € 345,00 ter voldoening van het tarief verloren kaart, de aanvullende schadevergoeding en de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter te bepalen datum tot aan de dag van de algehele betaling, één en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park het tarief verloren kaart van in dit geval € 60,00 en een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd. Q-Park vordert de schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, al gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Door de wanprestatie van [gedaagde] heeft Q-Park buitengerechtelijke incassokosten moeten maken. Deze kosten moeten voor rekening van [gedaagde] komen. [gedaagde] heeft tijdig een bedrag van € 60,00 aan Q-Park betaald, zodat nog een bedrag van € 345,00 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten resteert.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van Q-Park.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd. Op het dagvaardingsexploot staan ten onrechte niet de naam en functie van de deurwaarder en evenmin staat er een natte handtekening op. [gedaagde] vindt de door Q-Park gevorderde boete te hoog. Niemand leest de algemene voorwaarden voordat hij een parkeergarage binnen rijdt. Bovendien hoort de rechter de hoogte van een boete te bepalen. In een andere zaak waarin een persoon 32 keer treintje had gereden, werd “slechts” € 100,00 aan boete per keer treintje rijden opgelegd. [gedaagde] heeft zijn lesje al geleerd doordat hij het tarief verloren kaart heeft moeten betalen.

5..De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] door het binnenrijden van de parkeeraccommodatie een parkeerovereenkomst met Q-Park heeft gesloten. Verder heeft [gedaagde] erkend dat hij op 9 augustus 2020 de parkeeraccommodatie treintje rijdend heeft verlaten.
Het dagvaardingsexploot
5.2.
Op grond van artikel 45 lid 2 sub c en lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moeten exploten de voornamen, de naam en het kantooradres van de deurwaarder vermelden en moeten exploten door de deurwaarder worden ondertekend. De kantonrechter constateert dat op de eerste pagina van de dagvaarding een stempel met de voornamen, de naam en het kantooradres van de deurwaarder staat en dat de dagvaarding op de laatste pagina (in kleur) door de deurwaarder is ondertekend. Hiermee voldoet de dagvaarding aan de eisen van artikel 45 lid 2 sub c en lid 5 Rv. Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt dan ook verworpen.
De mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden
5.3.
[gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat niemand de algemene voorwaarden leest voordat hij een parkeergarage binnen rijdt. De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde] als dat hij aanvoert dat hij de algemene voorwaarden niet kende en redelijkerwijs ook niet kon kennen. Dit verweer slaagt niet. De algemene voorwaarden waren blijkens het welkomstbord immers gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door Q-Park meegedeeld adres (zie artikel 6:230c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)), waarmee Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de voorwaarden kennis te nemen (zie artikel 6:234 BW). De algemene voorwaarden zijn in zoverre dus een onderdeel van de tussen Q-Park en [gedaagde] gesloten parkeerovereenkomst.
Het tarief verloren kaart
5.4.
[gedaagde] voert geen verweer tegen het door Q-Park gevorderde tarief verloren kaart ten bedrage van € 60,00, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
De schadevergoeding
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat Q-Park geen boete van [gedaagde] vordert, maar dat zij op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden aanspraak maakt op schadevergoeding wegens het treintje rijden door [gedaagde] .
5.6.
De kantonrechter moet op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve beoordelen of de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat - in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn) - hij het beding niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08). Daartoe moet artikel 6:233 BW conform de Richtlijn worden uitgelegd en - indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is - het beding ambtshalve worden vernietigd.
5.7.
Q-Park heeft gemotiveerd gesteld dat de bedingen in haar algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn. De schadevergoeding waar zij aanspraak op maakt, beoogt volgens Q-Park in de eerste plaats treintje rijden te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om treintje rijden tegen te gaan dat even effectief is als deze bedongen schadevergoeding. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeeraccommodatie. Verder leidt Q-Park door deze gedraging schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het treintje rijden. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de bedongen schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De bedongen schadevergoeding is volgens Q-Park redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen, aldus Q-Park.
5.8.
Gelet op hetgeen onweersproken door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking van de door Q-Park bedongen schadevergoeding, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage en gezien de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, is de door Q-Park bedongen schadevergoeding niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn. Hier doet niet aan af dat in een andere zaak een ander (lager) bedrag aan schadevergoeding is gevorderd c.q. opgelegd; iedere zaak staat immers op zichzelf. Dit betekent dat het verweer van [gedaagde] tegen de hoogte van de door Q-Park gevorderde schadevergoeding wordt verworpen.
5.9.
Gelet op het voorgaande moet [gedaagde] de door Q-Park gevorderde schadevergoeding ten bedrage van € 300,00 betalen.
De toewijsbare hoofdsom
5.10.
[gedaagde] heeft tijdig (vóór het verstrijken van de in de brief van 6 oktober 2020 genoemde termijn) een bedrag van € 60,00 aan Q-Park betaald. Dit bedrag strekt in mindering van het totaal van het door [gedaagde] verschuldigde tarief verloren kaart à € 60,00 en de door [gedaagde] verschuldigde schadevergoeding à € 300,00, zodat een bedrag van € 300,00 resteert. Dat bedrag wordt aan hoofdsom toegewezen.
De wettelijke rente
5.11.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die wordt toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf 9 augustus 2020 (de datum waarop [gedaagde] treintje rijdend de parkeeraccommodatie heeft verlaten).
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
Q-Park maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park, althans haar gemachtigde heeft aan [gedaagde] een aanmaning verzonden, die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. Aangezien [gedaagde] hieromtrent geen verweer heeft gevoerd, zal van de ontvangst van deze aanmaning door hem worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat [gedaagde] niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn tot volledige betaling van de gevorderde hoofdsom is overgegaan. Het gevorderde bedrag van € 45,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten stemt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en dat bedrag wordt dan ook toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten vóór dagvaarding, dan wel vóór de ingebrekestelling door Q-Park aan haar gemachtigde zijn betaald.
De proceskosten
5.13.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Q-Park, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 228,15 aan verschotten (bestaande uit € 126,00 aan griffierecht en € 102,15 aan explootkosten) en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van Q-Park (bestaande uit twee punten à € 75,00).
De uitvoerbaar bij voorraadverklaring
5.14.
De veroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe op de wet is gegrond en er geen redenen zijn het niet in te willigen.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen € 345,00 aan hoofdsom en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 9 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Q-Park begroot op € 228,15 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671