Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het inleidend exploot van dagvaarding van 15 januari 2015, met een productie;
- het verstekvonnis van 20 februari 2015;
- de verzetdagvaarding van 17 december 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De oorspronkelijke eiser, Fa-Med B.V., had een verstekvonnis verkregen tegen de gedaagde, die in verzet was gekomen. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.E. van der Pols, betwistte de vordering van Fa-Med en stelde dat hij niets aan hen verschuldigd was. Fa-Med had een zorgverlener ingeschakeld die medische behandelingen had verricht voor de gedaagde, en vorderde betaling van € 924,55 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tijdig in verzet was gekomen en dat Fa-Med niet had gereageerd op de verzetdagvaarding. De rechter oordeelde dat Fa-Med niet voldoende bewijs had geleverd om de vordering te onderbouwen, aangezien zij geen facturen of andere bewijsstukken had overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de gedaagde enige betaling aan Fa-Med verschuldigd was.
De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 20 februari 2015 vernietigd en de oorspronkelijke vordering van Fa-Med afgewezen. Tevens werd Fa-Med veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot aan deze uitspraak op € 124,00 werden begroot. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.I. Mentink op een openbare zitting.