ECLI:NL:RBROT:2022:3402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
5 mei 2022
Zaaknummer
9704287 / VZ VERZ 22-1530
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en doorbetaling salaris in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [verzoekster] en Bastion Hotelgroep B.V. [verzoekster] had verzocht om vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat op 22 december 2021 door haar werkgever was gegeven. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat [verzoekster] op de dag van het ontslag had aangegeven dat zij niet kon komen werken vanwege financiële problemen die voortvloeiden uit een te laag salaris. De kantonrechter stelde vast dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en vernietigde dit. Tevens werd Bastion veroordeeld om [verzoekster] weer toe te laten tot haar werkzaamheden en om het verschuldigde salaris, inclusief vakantietoeslag en wettelijke verhoging, te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke verhoging gematigd moest worden tot 10% vanwege de omstandigheden van het geval. Bastion werd ook veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9704287 / VZ VERZ 22-1530
uitspraak: 6 april 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster](hierna: [afkorting naam verzoekster]),
wonende in [woonplaats verzoeker],
verzoekster,
gemachtigde: mr. C.S. Winter te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bastion Hotelgroep B.V.(hierna: Bastion),
statutair gevestigd in Utrecht,
verweerster,
gemachtigde: mr. F.L. Bakker te Rotterdam.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet ex artikel 7:681 BW, tevens inhoudende incidentele vordering ex artikel 223 Rv, met producties, ontvangen op 21 februari 2022;
  • het verweerschrift, met producties, ontvangen op 4 maart 2022;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen aan de zijde van Bastion.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 maart 2022 plaatsgevonden. Op de mondelinge behandeling is [verzoekster] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Bastion zijn [naam 1] (personeelsmanager) en [naam 2] (regiomanager) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Bastion. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op vandaag.

2..De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1.
[verzoekster], geboren op 15 april 1988, is op 5 juli 2021 bij Bastion in dienst getreden in de functie van kok op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar voor 38 uur per week.
2.2.
Het laatstverdiende salaris van [verzoekster] bedraagt € 1.900,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Bij e-mail van 20 oktober 2021 heeft [naam 2] (regiomanager bij Bastion, hierna: [naam 2]) - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Beste [verzoekster],
Hierbij een korte bevestiging van ons gesprek.
Afgelopen tijd is het meermaals voorgekomen dat je niet op werk bent gekomen in verband met prive problemen. De eerste keer kwam dit omdat je geen tijd had om spullen te kopen voor je kinderen die weer naar school moesten, de tweede keer in verband met ziekte van je dochtertje, de derde keer vanwege prive problemen.
Voor alle bovengenoemde situaties hebben we begrip en willen we je helpen voor zover dat gaat. De eerste keer hebben dan ook een uitzondering gemaakt en last minute vakantie aanvraag goedgekeurd.
De andere keren meldde je je soms ook te laat af en was vaak niet bereikbaar. Dit kunnen we niet toestaan. Vanaf nu is het dan ook zaak dat je alleen afmeld voor een ingeroosterde dienst wanneer jijzelf ziek bent.
Dit moet voor 09:00 uur in de ochtend van die dienst. Mocht je dochtertje ziek zijn dien je hier zelf oppas voor te vinden.
Heb je roosterverzoekjes of wil je vakantie aanvragen moet dit tijdig binnen zijn á uiterlijk de 10e van de maand ervoor.
Je hebt aangegeven dat je het hier niet mee eens bent en op de eerste plaats moeder bent. Je wilt er altijd voor je kinderen zijn. Dit begrijpen we, we moeten er alleen wel vanuit kunnen gaan dat je werkt volgens het rooster. Wanneer dit niet het geval is zullen we onze samenwerking opnieuw moeten bekijken. (…)
[verzoekster], ik hoop dat we met het bij bovenstaande incidenten laten en we weer op elkaar kunnen bouwen! (…)”.
2.4.
Bij e-mail van 26 november 2021 heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Beste [verzoekster],
Hierbij een samenvatting van ons gesprek van afgelopen maandag.
De reden van dit gesprek was het te laat komen op donderdag 18-11-2021. (…)
Op 18-11-2021 ben je pas om 17:30 uur op werk gekomen. Jouw diensttijden zijn altijd van 15:30-0:00uur. Je had een probleem met de dagopvang, hier was een corona besmetting dus je kindje kon er niet heen gaan. Zelf zou je overdag bij je kindje blijven en de oppas zou jou overnemen zodat je tijdig naar werk kon gaan. De oppas werd verhinderd op werk en was als resultaat hiervan later beschikbaar. Je hebt gelijk naar locatie gebeld om te vertellen dat je later aanwezig zou zijn. Ook gaf je aan dat dit eenmalig was en dat je altijd je best doet tijdig aanwezig te zijn.
Dat is goed te horen. Ik ga er dan ook vanuit dat het een eenmalig incident was. Laten we wel voorop stellen jouw diensttijden altijd van 15:30-0:00 uur zijn en we vanaf heden dan ook verwachten dat jij je aan deze tijden zult houden. Bij herhaling van een soortgelijk incident, in dit geval te laat komen, zijn we genoodzaakt een officiële waarschuwing hiervoor te geven. (…)”.
2.5.
Bij e-mail van 7 december 2021 heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Beste [verzoekster],
Zojuist heb ik je getracht telefonisch te bereiken, helaas beantwoord jij je telefoon niet. Ik wilde graag met jou in gesprek over je wijze van handelen vanmorgen omtrent het afmelden voor je dienst vandaag.
Vanmorgen om 08:51 uur heb jij gebeld met Assistent Hotelmanager [naam 3] om je af te melden voor je dienst vandaag.
Zoals je weet is dit niet conform de procedure welke wij hanteren. Jij dient te alle tijden met Manager Operationele Planning [naam 4] telefonisch contact op te nemen voor ziek meldingen.
Daarnaast is de reden welke jij aangeeft vanmorgen bij [naam 3] dat je dochter ziek is en je haar niet alleen wilt laten. Ik begrijp dat jij je dochter niet alleen kunt laten als zij ziek is maar dit is geen reden om je zomaar af te melden voor je dienst en kun jij je hiervoor ook niet ziek melden.
Wij kunnen overal over in gesprek gaan en een oplossing zoeken met elkaar maar op dit moment maak jij op eigen houtje de beslissing om gewoon niet te komen op je werk vandaag.
Dit is onacceptabel en je ontvangt dan ook een officiële waarschuwing voor het onjuist afmelden voor je dienst van vandaag.
Voor je dienst van vandaag zullen wij een verlofdag inboeken en morgen, woensdag 8 december, verwacht ik je weer op je dienst om 15:30 uur. (…)”.
2.6.
Bij e-mail van 15 december 2021 heeft [naam 2] - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Beste [verzoekster],
Op 10-12-2021, hebben wij elkaar gesproken omtrent het foutief afmelden om redenen die niet acceptabel zijn.
Je hebt hiervoor op dinsdag 7-12-2021 om 13:53 ook een officiële waarschuwing gehad per e-mail.
We hebben je meermaals gewezen op de ziekmeld procedure. Jij kunt je alleen TELEFONISCH ziekmelden bij [naam 4] UITERLIJK voor 09:00 op de dag van de te werken dienst.
Via het hotel ziek of af melden is niet toegestaan. Ook kun jij je alleen ziek of af melden wanneer je zelf DAADWERKELIJK ziekt bent.
Wanneer 1 van jouw kinderen ziek is kun jij je dus niet ziek melden want jij bent zelf niet ziek.
Ik heb je gisteren om bovenstaande reden een ALLERlaatste waarschuwing gegeven.
Wanneer jij niet volgens het rooster werkt of je wederom foutief ziekmeld kunnen we je geen werkzaamheden meer bieden in de functie van kok.
We moeten er van uit kunnen gaan dat je er gewoon bent en niet om verschillende redenen voortdurend afmeld. (…)
Omdat je meermaals niet bent komen werken volgens het rooster zijn er vakantiedagen ingehouden. Zelf heb je in de tijd dat je werkzaam bent bij ons ook een paar dagen vakantie opgenomen.
Momenteel heb je een negatief saldo van 8,69 vakantiedagen. Deze dagen zullen worden verrekend met het salaris van december 2021. (…)”.
2.7.
Bij e-mail van 17 december 2021 heeft Van der Sterren - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Beste [verzoekster],
Wij hebben elkaar vandaag telefonisch gesproken.
Jij had gisteren 16 december 2021 om 15.00 uur moeten starten met je werkzaamheden in Rotterdam Alexander. Jij belde om 14.30 uur naar Bastion Hotel Rotterdam Alexander dat je niet komt werken. Je was moe.
Wij hebben jou inmiddels 2 officiële waarschuwingen gegevens en gesprekken met je gevoerd over de gang van zaken:- 7 december 2021: ziekmelden kan alleen telefonisch bij [naam 4] en niet in het hotel. [naam 4] is de enige persoon die de planningen maakt.
- Nogmaals is de gang van zaken besproken en bevestigd.- 15 december 2021: wederom het niet afmelden volgens procedure.
Nogmaals leg ik je de regels voor de laatste keer uit:- Als je ziek bent kan dit alleen telefonisch bij [naam 4]. (…)- Je dient VOOR 9 uur in de ochtend [naam 4] te bellen om je ziek te melden. Dit kan niet op een andere wijze.- Afmelden omdat je kinderen ziek zijn is niet handig in combinatie met je werkzaamheden. In overleg kunnen wij altijd zaken met elkaar bespreken. Echter ben jij zo vaak afwezig dat je vakantiesaldo nu al MIN 8.69 dagen zijn. Deze zullen wij dus moeten verrekenen met het salaris van december 2021. Dit heeft [naam 5] ook met je besproken en bevestigd op 15 december 2021. (…)
Als wij de volgende keer wederom weer een ziekmelding van jou ontvangen die niet volgens de regels is dan zullen wij deze ziekmelding niet accepteren. Als je dan niet op je werkt verschijnt zullen wij dit beschouwen als werkweigering en ontslag op staande voet toepassen. (…)”.
2.8.
Op 21 december 2021 heeft [verzoekster] een bedrag van € 719,62 aan salaris ontvangen.
2.9.
Bij e-mail van 22 december 2021 om 10:57 uur heeft [naam 6] (hotelmanager bij Bastion) - voor zover van belang - het volgende aan [verzoekster] bericht:

Goedemorgen,
Hierbij bevestig ik ons gesprek op 21/12.
Je bent na de betaling van het salaris naar mij toe gekomen met de vraag waarom dit aanzienlijk minder was dan normaal.
Ik heb aangegeven dat [naam 5] met jou in gesprek is gegaan en dat hij dit gesprek 15/12 heeft bevestigd per mail.
Hierin staat dat je je een aantal dagen niet conform de procedure hebt afgemeld en dat deze dagen zijn geregistreerd als vakantiedagen met gevolg een negatief saldo vakantiedagen. Dit zou met het eerst volgende salaris verrekend worden.
Je geeft zelf aan hier niet van op de hoogte te zijn geweest. Dat dit niet ter sprake is gekomen omdat je dan wel gelijk aangegeven had dat dit voor jou voor een hoop problemen zou zorgen.
Je geeft nu aan dat je geld moet gaan lenen voor boodschappen/het opladen van je ov om naar werk te komen etc.
Daarin gaf je ook aan: ‘[naam 6] wees niet verbaasd als ik morgen niet op werk kom’. (…)
Ik heb aangegeven dat je je conform procedure zou moeten afmelden. Ik als persoon je situatie begrijp en dat je moeder bent van twee dochters en dat deze voor jou op de eerste plaats staan.
Wel heb ik ook aangegeven dat ik als leidinggevende bastion ook begrijp. Je hebt een contract getekend/een samenwerking aan gegaan en je je ook aan deze afspraken moet houden. (…)”.
2.10.
Bastion heeft [verzoekster] op 22 december 2021 op staande voet ontslagen. Dit is bij e-mail van diezelfde datum om 15:52 uur (hierna: de ontslagbrief) - voor zover van belang - als volgt aan haar bevestigd:

Beste [verzoekster],
Vandaag (22 december 2021) ben jij niet op je werk verschenen. Wij hebben geen ziekmelding ontvangen en je stond gewoon op het rooster. Jij hebt deze ochtend bij [naam 6] aangegeven dat je niet van plan was om te komen werken. Je starttijd was om 15.30 uur in Bastion Hotel Rotterdam Alexander. Jij bent niet verschenen en je bent ook niet telefonisch bereikbaar.
Dat betekent dat jij je werk weigert uit te voeren. Dat is voor ons de reden voor ontslag op staande voet per 22 december 2021. (…)”.
2.11.
Bij e-mail van 31 december 2021 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan Bastion - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Cliënte kan zich niet verenigen met het ontslag op staande voet en zij stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een dringende redenen. Ik zal in de loop van volgende week nader inhoudelijk reageren op uw e-mailbericht van 22 december jl.
Cliënte houdt zich uitdrukkelijk beschikbaar om haar werkzaamheden - indien u haar hiertoe oproept - te verrichten. (…)”.
2.12.
Bij brief van 8 februari 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] aan Bastion - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Cliënte vertelde mij dat zij op 22 december 2021 niet op het werk is verschenen, nu zij geen geld had voor het vervoer naar het werk. De reden hiervoor is dat cliënte op 21 december 2021 slechts een salarisbetaling van € 731,- heeft ontvangen. Cliënte heeft hierover telefonisch contact met u gehad. Cliënte is verteld dat er teveel opgenomen vakantiedagen zouden zijn verrekend, waardoor het salaris in de maand december 2021 een stuk lager was dan gebruikelijk. Cliënte kwam hierdoor financieel in de knel en kon hierdoor niet naar het werk.
Er was naar het oordeel van cliënte dan ook geen sprake van werkweigering doch van een onmogelijkheid om naar het werk te komen vanwege een gebrek aan financiële middelen. Cliënte is volgens haar ook niet zonder bericht weggebleven. Cliënte heeft in de ochtend aangegeven dat zij niet naar het werk zou kunnen komen. U geeft dit zelf ook aan in de ontslagbrief. Voor zover al sprake was van werkweigering, is een ontslag op staande voet niet rechtvaardig. Een ontslag op staande voet is immers een uiterst middel. U had ook kunnen overgaan tot een minder ingrijpend middel. Ten overvloede wordt opgemerkt dat cliënte tijdens het telefoongesprek in de ochtend ook niet is gewezen op de mogelijke consequentie van een ontslag met onmiddellijke ingang.
Gelet op het bovenstaande is cliënte van mening dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven nu er geen dringende reden is voor het ontslag. (…) Cliënte is dan ook van mening dat haar arbeidsovereenkomst vooralsnog niet rechtsgeldig kan worden beëindigd.
Graag verneem ik van u of het ontslag op staande voet wordt ingetrokken en cliënte haar werkzaamheden op gebruikelijke wijze kan hervatten. Cliënte houdt zich ook uitdrukkelijk beschikbaar om de bedongen werkzaamheden te verrichten. (…)”.

3..Het verzoek van [verzoekster]

3.1.
verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
I. Bastion, op de voet van artikel 223 Rv, te veroordelen om binnen twee dagen na het geven van deze beschikking aan [verzoekster] te voldoen het verschuldigde salaris ten bedrage van € 1.900,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 22 december 2021 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, onder verstrekking van de salarisspecificaties, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Bastion hiermee in gebreke blijft;
II. Bastion te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris ex artikel 7:625 BW;
III. Bastion te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor onder I. en II. vermelde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot aan de dag van de algehele betaling;
in de hoofdzaak
primair
I. het ontslag op staande voet, gegeven per e-mail van 22 december 2021, te vernietigen;
II. Bastion te verplichten [verzoekster] toe te laten de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te verrichten;
III. Bastion te veroordelen om binnen twee dagen na het geven van deze beschikking aan [verzoekster] te voldoen het verschuldigde salaris ten bedrage van € 1.900,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 22 december 2021 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, onder verstrekking van de salarisspecificaties, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte daarvan dat Bastion hiermee in gebreke blijft;
IV. Bastion te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen de wettelijke verhoging van 50% over het achterstallige salaris ex artikel 7:625 BW;
V. Bastion te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor onder III. en IV. vermelde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot aan de dag van de algehele betaling;
subsidiair
I. Bastion te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ten bedrage van € 2.500,00, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
II. Bastion te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag gelijk aan het verschuldigde brutoloon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had voortgeduurd, althans een zodanige vergoeding als de kantonrechter juist acht;
III. Bastion te veroordelen om aan [verzoekster] een transitievergoeding ten bedrage van € 318,73 te voldoen, althans een zodanige vergoeding als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
meer subsidiair
IV. voor het geval de arbeidsovereenkomst door het ontslag op staande voet wel is geëindigd, Bastion te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een transitievergoeding ten bedrage van € 318,73 te voldoen, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
zowel in het incident, als in de hoofdzaak, primair, subsidiair en meer subsidiair
I. Bastion te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoeken naast de hiervoor onder 2. genoemde feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag.
in het incident
3.2.1.
Vanwege het ontslag op staande voet ontvangt [verzoekster] op dit moment geen loon meer. [verzoekster] heeft echter belang bij het hebben van een inkomen en vordert bij wijze van voorlopige voorziening, in ieder geval tenminste voor de duur van de procedure, dat Bastion wordt veroordeeld tot doorbetaling van het verschuldigde salaris. [verzoekster] vordert verder de wettelijke verhoging wegens vertraging van de betaling van het aan haar toekomende loon. [verzoekster] heeft spoedeisend belang bij haar vordering, nu zij voor het kunnen voorzien in de kosten van haar levenshoud en dat van haar kinderen met name afhankelijk is van haar inkomen bij Bastion. [verzoekster] heeft geen loon meer ontvangen en zij leeft sinds het ontslag alleen van haar toeslagen van de Belastingdienst. Dit is echter ontoereikend om in haar kosten en de kosten van haar kinderen te voorzien.
in de hoofdzaak
3.2.2.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven, omdat er geen sprake is van een dringende reden. Er is geen sprake geweest van werkweigering. [verzoekster] heeft in de ochtend van 22 december 2021aanBastion laten weten dat zij niet naar het werk kon komen, omdat zij geen geld had voor vervoer. Dit kwam vanwege het feit dat er slechts een bedrag van € 719,62 aan [verzoekster] was uitbetaald. [verzoekster] heeft de zorg voor drie minderjarige kinderen en met een salarisbetaling van € 719,62 zou zij de maand niet kunnen doorkomen, nog daargelaten dat Bastion net voor de feestdagen had besloten om de teveel opgenomen vakantiedagen te verrekenen. [verzoekster] was zo van slag, dat zij zelf geen oplossing voor haar financiële situatie kon bedenken. Een ontslag op staande voet is onder de gegeven omstandigheden een te zware sanctie, zeker nu namens Bastion in het telefoongesprek van 22 december 2021 op geen enkel moment is aangegeven dat tot ontslag zou worden overgegaan als [verzoekster] die dag niet op het werk zou verschijnen.
3.2.3.
[verzoekster] was er pas na ontvangst van de salarisbetaling en het daaropvolgende telefoongesprek met Bastion van op de hoogte dat er vakantiedagen waren verrekend. [verzoekster] heeft de daaraan voorafgegane berichten van Bastion over de verrekening niet ontvangen. Deze berichten zijn verstuurd naar een Outlook-account, terwijl [verzoekster] al een tijd geleden bij Bastion heeft gemeld dat zij geen toegang meer had tot dat account. [verzoekster] had Bastion daarom verzocht om haar in het vervolg op haar Hotmail-account te berichten, maar dat is kennelijk niet gebeurd.

4..Het verweer van Bastion

4.1.
Het verweer strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster], zowel in het incident als in de hoofdzaak, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
in de hoofdzaak
4.2.
Bastion voert aan dat zij [verzoekster] werkweigering verwijt en dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven. Bastion voert hiertoe naast de hiervoor onder 2. genoemde feiten - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aan.
4.2.1.
[verzoekster] is op 22 december 2021 niet op het werk verschenen. Op diezelfde dag is zij op staande voet ontslagen en dat is onverwijld.
4.2.2.
[verzoekster] is in een periode van slechts zes maanden veelvuldig te laat of niet op het werk verschenen, iedere keer onder vermelding van een andere (niet-legitieme) reden. Bastion verwijst in dit verband naar de volgende incidenten:
 24 september 2021: [verzoekster] meldde zich een uur voor de start van haar dienst af, met als reden dat haar kind ziek was en dat zij geen oppas had;
 6 oktober 2021: [verzoekster] meldde zich kort voor de start van haar dienst af, met als reden dat er een deurwaarder voor de deur stond;
 18 november 2021: [verzoekster] kwam twee uren te laat voor haar dienst, met als reden dat er een probleem was bij de dagopvang van haar kind en dat de oppas was verhinderd;
 29 november 2021: [verzoekster] verscheen niet op het werk, met als reden dat zij geen geld had om te komen;
 7 december 2021: [verzoekster] meldde zich af voor haar dienst, met als reden dat haar dochter ziek was;
 8 december 2021: [verzoekster] verscheen niet op het werk, met als reden dat haar dochter ziek was;
 16 december 2021: [verzoekster] meldde zich een half uur voor de start van haar dienst af, met als reden vermoeidheid.
4.2.3.
[verzoekster] was aldus veelvuldig afwezig, zonder daarbij een (legitieme) reden aan te voeren. Uit vaste rechtspraak volgt dat dit als een dringende reden kwalificeert. Daarnaast levert werkweigering een objectief dringende reden op in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub j BW, aangezien [verzoekster] hardnekkig weigerde te voldoen aan de redelijke voorschriften van Bastion. Helemaal in de functie van [verzoekster] is stiptheid van groot belang. Het feit dat [verzoekster] regelmatig niet (of ruim te laat) op het werk verscheen, leidde tot grote problemen. Om de klanten van Bastion toch (op tijd) van eten te voorzien, moest vaak op het laatste moment in de roosters worden geschoven. Dit lukte niet altijd. In veel gevallen was het restaurant open, maar was er nog geen [naam 2] aanwezig.
4.2.4.
[verzoekster] was een gewaarschuwd mens. Bastion heeft meermaals met [verzoekster] gesprekken gevoerd, waarin haar ziekmeldingen en de procedure voor het afmelden voor diensten met haar zijn besproken. Deze gesprekken zijn schriftelijk aan [verzoekster] bevestigd. Daarnaast heeft [verzoekster] op 7 december 2021 een schriftelijke officiële waarschuwing ontvangen (zie 2.5.) en heeft zij op 14 december 2021 in een gesprek (dat daarna op 15 december 2021 schriftelijk is bevestigd, zie 2.6.) een allerlaatste waarschuwing ontvangen. Tot slot heeft Bastion in een gesprek van 17 december 2021 (dat daarna op diezelfde datum schriftelijk is bevestigd, zie 2.7.) tegen [verzoekster] gezegd dat een nieuw incident zou leiden tot een ontslag op staande voet.
4.2.5.
De verschillende omstandigheden leveren - in samenhang bezien - een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Dat in de ontslagbrief (de e-mail van 22 december 2021 om 15:52 uur, zie 2.10.) de andere data waarop [verzoekster] afwezig was niet zijn genoemd, brengt niet met zich mee dat al die andere incidenten geen rol spelen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dringende reden. De directe aanleiding moet in de context worden bezien en de context is duidelijk: [verzoekster] was structureel en stelselmatig afwezig, zonder daarvoor een legitieme reden aan te kunnen voeren. Het incident van 22 december 2021 vormde de spreekwoordelijke druppel. Er zijn geen persoonlijke omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd is.
4.2.6.
Indien het gegeven ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt Bastion om de wettelijke verhoging op een lager percentage vast te stellen. Toewijzing van de maximale wettelijke verhoging is immers alleen aan de orde wanneer een werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat is evident niet het geval.
in het incident
4.3.
Gelet op het voorgaande moet de vordering van [verzoekster] worden afgewezen.

5..De beoordeling

ten aanzien van de verzoeken in de hoofdzaak
het ontslag op staande voet
5.1.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen of op zijn verzoek aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever de werknemer ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. [verzoekster] heeft ervoor gekozen om primair de vernietiging van het ontslag op staande voet te vragen.
5.2.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of al dan niet sprake is van een dringende reden voor het gegeven ontslag op staande voet.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:671 BW kan de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging geschiedt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder der partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.4.
Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschapen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moeten alle omstandigheden van het geval - in onderling verband en samenhang - in aanmerking worden genomen.
5.5.
Bastion heeft aangevoerd dat niet enkel de in de ontslagbrief genoemde reden voor het gegeven ontslag op staande voet in de beoordeling van het geschil moet worden betrokken, maar dat de ontslagbrief in de context moet worden bezien en dat de door Bastion in het verweerschrift genoemde eerdere incidenten zoals hiervoor onder 2.3. tot en met 2.7. en 2.9. genoemd derhalve ook in ogenschouw moeten worden genomen.
5.6.
Uitgangspunt is dat de in de ontslagbrief vermelde redenen maatgevend zijn voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De ontslagbrief fixeert als het ware de reden voor het ontslag op staande voet. Het is echter niet uitgesloten dat bij de beoordeling van de vraag of bepaalde gedragingen van de werknemer een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren ook rekening wordt gehouden met eerdere incidenten die niet in de ontslagbrief staan vermeld. Daarvoor is echter wel vereist dat de werknemer ten tijde van het ontvangen van de ontslagbrief - in de gegeven omstandigheden van het geval - moet of kon hebben begrepen dat die eerdere incidenten hebben bijgedragen aan het oordeel van de werkgever dat ontslag op staande voet op zijn plaats was (HR 28 september 1984, NJ 1985, 245 en HR 20 november 1987, NJ 1988, 282).
5.7.
De kantonrechter constateert allereerst dat Bastion heeft gesteld noch onderbouwd dat [verzoekster] ten tijde van het ontvangen van de ontslagbrief moet of kon hebben begrepen dat de eerdere incidenten hebben bijgedragen aan het oordeel van Bastion dat ontslag op staande voet op zijn plaats was. Verder heeft [verzoekster] gemotiveerd betwist dat zij een aantal e-mailberichten van Bastion heeft ontvangen, omdat Bastion die e-mailberichten ten onrechte naar een Outlook-account heeft verstuurd. Deze omstandigheid komt op grond van artikel 3:37 lid 3 BW weliswaar voor rekening van [verzoekster], omdat niet is gesteld of gebleken dat zij een verandering van haar e-mailadres aan Bastion heeft doorgegeven overeenkomstig de daarvoor bij Bastion geldende procedure, maar dit neemt niet weg dat er feitelijk niet van kan worden uitgegaan dat [verzoekster] deze e-mailberichten vóór het ontslag op staande voet heeft ontvangen. Op grond hiervan kan er ook niet van worden uitgegaan dat [verzoekster] ten tijde van de ontvangst van de ontslagbrief moet of kon hebben begrepen dat de eerdere incidenten hebben bijgedragen aan het oordeel van Bastion dat ontslag op staande voet op zijn plaats was. De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat in de ontslagbrief op geen enkele wijze aan die eerdere incidenten is gerefereerd en dat [verzoekster] tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd heeft gezegd dat zij heeft begrepen dat zij (enkel) vanwege het op 22 december 2021 niet op het werk verschijnen op staande voet is ontslagen. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [verzoekster] ten tijde van het ontvangen van de ontslagbrief moet of kon hebben begrepen dat de eerdere incidenten hebben bijgedragen aan het oordeel van Bastion dat ontslag op staande voet op zijn plaats was.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat enkel op basis van de door Bastion in de ontslagbrief vermelde reden beoordeeld moet worden of [verzoekster] terecht op staande voet is ontslagen. Concretiseringen en aanvullingen die in het verweerschrift en/of tijdens de mondelinge behandeling door Bastion naar voren zijn gebracht, zijn niet mede aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
5.9.
Uit de ontslagbrief blijkt dat Bastion [verzoekster] verwijt dat zij op 22 december 2021 om 15:30 uur moest werken, dat zij niet op het werk is verschenen en telefonisch onbereikbaar was en dat derhalve sprake is van werkweigering. Ingevolge artikel 7:678 lid 2 sub j BW levert werkweigering in beginsel een dringende reden op, wanneer sprake is van hardnekkige werkweigering. Naar het oordeel van de kantonrechter kan verder in het midden blijven of in dit geval sprake is van hardnekkige werkweigering. Ook wanneer daarvan wordt uitgegaan, kan in de gegeven omstandigheden niet gezegd worden dat sprake is van een dringende reden in de zin van de wet. Daarbij komt betekenis toe aan de omstandigheid dat [verzoekster] op 22 december 2021 aan Bastion heeft laten weten dat zij geen geld had om de kosten van het openbaar vervoer naar haar werk te betalen en de omstandigheid dat Bastion geheel eigenmachtig tot verrekening van de teveel opgenomen vakantiedagen is overgegaan. Het had in de gegeven omstandigheden op de weg van Bastion gelegen om met [verzoekster] in overleg te treden over de verrekening van de teveel opgenomen vakantiedagen en daarvoor eventueel met [verzoekster] een betalingsregeling te treffen in plaats van de teveel opgenomen dagen in één keer in mindering te brengen op het salaris en die verrekening toe te passen op het salaris over de maand december, enkele dagen voor de Kerst. Het op 22 december 2021 door Bastion aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet ontbeert dan ook een dringende reden en is derhalve niet rechtsgeldig gegeven. Dat ontslag zal daarom - conform het primaire verzoek van [verzoekster] - worden vernietigd.
wedertewerkstelling
5.10.
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, wordt het verzoek van [verzoekster] om Bastion te verplichten (de kantonrechter begrijpt: veroordelen) om haar weer toe te laten de overeengekomen werkzaamheden - tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd - te verrichten, toegewezen.
de loonvordering
5.11.
Bastion heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de loonvordering van [verzoekster], zodat die - nu het ontslag op staande voet geen stand houdt - wordt toegewezen, met dien verstande dat Bastion zal worden veroordeeld om binnen vijf werkdagen na het geven van deze beschikking aan [verzoekster] te voldoen het netto-equivalent van het verschuldigde salaris ten bedrage van € 1.900,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 22 december 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd.
5.12.
Het verzoek om Bastion te veroordelen om salarisspecificaties aan [verzoekster] te verstrekken, wordt - als onweersproken en op de wet gegrond - toegewezen.
5.13.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen, nu er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat Bastion niet vrijwillig zal voldoen aan de veroordeling om salarisspecificaties te verstrekken.
de wettelijke verhoging
5.14.
De verzochte wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris wordt toegewezen, omdat Bastion het loon te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging zal - gelet op de omstandigheden van het geval - worden gematigd tot 10%.
de wettelijke rente
5.15.
De wettelijke rente over het achterstallige loon vermeerderd met de wettelijke verhoging wordt - als onweersproken en op de wet gegrond - toegewezen, zoals hierna in het dictum van deze beschikking vermeld.
in het incident
5.16.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van [verzoekster], is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Het door [verzoekster] verzochte wordt daarom afgewezen.
verder ten aanzien van de verzoeken in de hoofdzaak en in het incident
5.17.
Bastion wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [verzoekster] veroordeeld, die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoekster] (bestaande uit twee punten à € 249,00). De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is ook toewijsbaar.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
wijst het door [verzoekster] verzochte af;
in de hoofdzaak
vernietigt het op 22 december 2021 door Bastion aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Bastion om [verzoekster] weer toe te laten de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
veroordeelt Bastion om - onder verstrekking van de betreffende salarisspecificaties - binnen vijf werkdagen na datering van deze beschikking aan [verzoekster] te voldoen het netto-equivalent van het verschuldigde salaris ten bedrage van € 1.900,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 22 december 2021 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig wordt beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% wegens te late betaling ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het aldus verhoogde bedrag vanaf de dag van de opeisbaarheid van de betreffende individuele bedragen tot aan de dag van de algehele betaling;
verder in het incident en in de hoofdzaak
veroordeelt Bastion in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 86,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor haar gemachtigde, genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na het geven van deze beschikking tot aan de dag van de algehele betaling;
verklaart deze beschikking voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken op een openbare terechtzitting.
38671