ECLI:NL:RBROT:2022:3405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
ROT 21/264
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor buitenschoolse opvang in kwetsbare wijk Dordrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht over de afwijzing van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Eiseres had op 10 december 2019 een aanvraag ingediend voor het gebruik van een locatie in Dordrecht als buitenschoolse opvang (BSO) voor maximaal 22 kinderen. Het college heeft de aanvraag op 16 april 2020 afgewezen, en dit besluit werd in een later bestreden besluit op 10 december 2020 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op de vrees voor ontoelaatbare hinder voor de (woon)omgeving, gezien de kwetsbaarheid van de wijk Kromhout. De rechtbank oordeelt dat de door verweerder aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om te concluderen dat de BSO ontoelaatbare hinder zal veroorzaken. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van ontoelaatbare hinder niet alleen aan de kwetsbaarheid van de wijk moet worden getoetst, maar ook aan de aard van de activiteit zelf. Eiseres heeft haar aanvraag inmiddels aangepast door de BSO te beperken tot de begane grond en het bruto vloeroppervlak te reduceren tot 250 m2, maar dit is niet in de vorm van een nieuwe aanvraag gedaan.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar te beslissen, rekening houdend met de gewijzigde omstandigheden. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Meijer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. van Bruggen).

Procesverloop

In het besluit van 16 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor de locatie [adres] in Dordrecht afgewezen.
In het besluit van 10 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 10 december 2019 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het van de bestemming afwijkend gebruik van de locatie [adres] in Dordrecht (hierna: de locatie) in verband met het voorgenomen gebruik van de locatie als buitenschoolse opvang (hierna: BSO) voor maximaal 22 kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat gevreesd moet worden dat de BSO voor ontoelaatbare hinder zal zorgen voor de toch al onrustige (woon)omgeving. Het Kromhout maakt deel uit van een kwetsbare wijk. Er is geen sprake van een rustige woonomgeving. Zo zijn in het Kromhout en omgeving zorginstellingen, coffeeshops, een casino en beschermd-wonen-locaties gevestigd. De concentratie van deze gebruiksfuncties, met daarbij ook de verkeersbewegingen/samenscholingen, heeft ervoor gezorgd dat de leefbaarheid en veiligheid in de buurt onder druk staat. Er is al sprake van een cumulatie van functies en activiteiten en dit zorgt er voor dat nieuwe ontwikkelingen eerder als ontoelaatbaar en onwenselijk worden aangemerkt. Een BSO zorgt onder meer voor extra verkeersbewegingen, parkeerdruk en geluidsbelasting. Ook is niet gebleken dat de bewoners van het naast de locatie gelegen pand (uit 1896, met houten vloeren) geen geluidsoverlast hoeven te vrezen. Dit alles maakt de hinder in deze context ontoelaatbaar. Op een andere locatie zal de BSO denkelijk niet voor ontoelaatbare hinder zorgen, maar in deze kwetsbare wijk is daar volgens verweerder wel sprake van. In het verweerschrift heeft verweerder opgemerkt dat de gemeenteraad van Dordrecht inmiddels een vernieuwd plan van aanpak heeft vastgesteld voor het gebied Kromhout/Kasperspad. Het plan geeft een goed beeld van de kwetsbaarheid van de wijk.
Verweerder baseert zich op de weigeringsgrond van artikel 7.4, sub a onder 1, van de gebruiksregels in het bestemmingsplan.
3. Eiseres voert aan dat verweerder deze weigeringsgrond ten onrechte aan de afwijzing van haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
Feit is dat volgens het vigerende bestemmingsplan de begane grond van het pand gebruikt mag worden voor activiteiten ‘waar de kwalificatie "maatschappelijk" aan kan worden gegeven’. Feit is ook dat alle als “maatschappelijk" gekwalificeerde activiteiten gepaard plegen te gaan met specifiek op die activiteiten gerichte verkeersbewegingen en geluidsproductie. Indien een bestemmingsplan een bepaalde bestemming of gebruiksfunctie toekent, mag het van algemene bekendheid worden geacht dat onder de kwalificatie "maatschappelijk" passend gebruik ook is toegestaan. De vraag of er ontoelaatbare hinder is moet volgens eiseres ook niet worden getoetst aan de (kwetsbaarheid van de) wijk, maar aan de aard van de activiteit. Als verweerder maatschappelijke dienstverlening toestaat dan moet de ontoelaatbaarheid van de hinder gerelateerd worden aan de aard van de dienstverlening. Datgene wat normaal is moet dan worden geaccepteerd, dat wat daarboven uitgaat mag niet.
Indien verweerder een BSO niet wenselijk vindt aan het Kromhout of in die wijk, dan had verweerder het bestemmingsplan moeten wijzigen. Het bestemmingsplan laat maatschappelijke dienstverlening (een BSO) toe en verweerder kan niet buiten het bestemmingsplan om planologisch beleid formuleren, aldus eiseres.
Het oordeel van de rechtbank
4.1
Op de locatie is het bestemmingsplan "Schil" van toepassing.
De locatie valt binnen de enkelbestemming "Gemengd - 1" (artikel 7) en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" (artikel 19) en "Waarde - Beschermd Stadsgezicht" (artikel 21). Partijen zijn het met elkaar eens dat een BSO kan worden geschaard onder de functie "maatschappelijk" en dat deze functie volgens de specifieke gebruiksregels van artikel 7.4, sub a, uitsluitend is toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat: (1) er geen sprake is van ontoelaatbare hinder voor de (woon)omgeving en (2) een vestiging niet groter mag zijn dan 250 m2 bruto-vloeroppervlakte.
Hieruit volgt dat het door eiseres beoogde gebruik van de locatie [adres] als BSO is toegestaan, mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7.4, sub a, van het bestemmingsplan.
4.2
In het bestemmingsplan is het begrip ontoelaatbare hinder voor de (woon)omgeving niet gedefinieerd. Gelet op de formulering van artikel 7.4, sub a, is de rechtbank van oordeel dat de bestemmingsplanwetgever met het criterium ontoelaatbare hinder voor de (woon)omgeving heeft gedoeld op door de beoogde maatschappelijke voorziening veroorzaakte hinder die zodanig uitstijgt boven de hinder die normaal van een dergelijke voorziening mag worden verwacht dat deze ontoelaatbaar is. De door verweerder naar voren gebrachte omstandigheden zien voornamelijk op de kwetsbaarheid van het gebied Kromhout / Kasperspad en zien slechts voor een deel op extra verkeersbewegingen, parkeerdruk en geluidsbelasting die volgens verweerder met een BSO samenhangen. Laatstgenoemde omstandigheden kunnen echter niet de conclusie dragen dat de beoogde BSO ontoelaatbare hinder veroorzaakt voor de (woon)omgeving. De beroepsgrond slaagt.
4.3
De rechtbank constateert dat eiseres inmiddels ervoor heeft gekozen de BSO te beperken tot de begane grond en het bruto vloeroppervlak terug te brengen tot 250 m2.
Zij heeft dit echter niet gedaan in de vorm van een nieuwe aanvraag of een verzoek om een wijzigingsbesluit. Daarom kan de rechtbank niet zelf voorzien in de zaak en zal verweerder opnieuw op het bezwaar moeten beslissen met inachtneming van deze gewijzigde omstandigheden en van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.