ECLI:NL:RBROT:2022:3435
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep gegrond verklaard inzake WOZ-waarde onroerende zaak met vernietiging van het bestreden besluit
Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van 29 februari 2020, waarin de waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op € 360.000,-. Eiser was van mening dat deze waarde te hoog was en stelde dat verweerder onvoldoende inzicht had gegeven in het gehanteerde indexeringspercentage en de onderbouwing daarvan. Verweerder, het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het indexeringspercentage was gebaseerd op marktonderzoek en dat de benodigde gegevens ter onderbouwing waren overgelegd.
Tijdens de zitting op 23 maart 2022 heeft verweerder verduidelijkingen gegeven over de totstandkoming van het indexeringspercentage. De rechtbank oordeelde dat eiser terecht in beroep was gekomen, omdat hij pas tijdens de zitting inzicht kreeg in de werkwijze van verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. De rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de door verweerder overgelegde vergelijkingsobjecten bruikbaar waren voor de waardering.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 541,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.