ECLI:NL:RBROT:2022:3471

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
10/018553-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/018553-22
Datum uitspraak: 10 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde, met onder de feiten 1, 3 en 4 partiële vrijspraak van het beletten van aangeefster om voedsel tot zich te nemen en het dwingen van aangeefster tot het nuttigen van alcoholhoudende drank;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Voorts vordert zij dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving), 3(verkrachting), 4 (poging tot verkrachting), 5 (bedreiging) en 6 (diefstal met een valse sleutel)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 5, maar dat de onder 1, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij heeft hiervoor het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 (wederrechtelijke vrijheidsberoving) is de verklaring van de verdachte dat de aangeefster de woning zelf niet wilde verlaten en dat hij geen ambulance voor haar mocht bellen, strijdig met het dossier. Daarbij acht de officier van justitie van belang dat de aangeefster in de periode dat zij in de woning van de verdachte verbleef twee dagen niet op Whatsapp online is geweest, wat volgens de getuigenverklaring van haar moeder nooit voorkomt en reden was tot bezorgdheid. Daarnaast heeft de aangeefster zelf de hulpdiensten en haar ouders gebeld en was zij dus – anders dan door de verdachte is verklaard – niet bang om weer bij Antes te moeten worden opgenomen. Tot slot wordt het forse letsel van de aangeefster meegewogen.
Ten aanzien van feit 3 (verkrachting) heeft de aangeefster vlak na haar aankomst in het ziekenhuis en tijdens haar informatieve gesprek aangegeven dat de verdachte haar heeft gedwongen om haar te pijpen. Dat zij dit in haar aangifte niet heeft verklaard, doet hier niet aan af. Gelet op de mishandeling van aangeefster, het feit dat zij niet weg mocht en kon gaan en het feit dat verdachte ook niet heeft ontkend dat er orale seks heeft plaatsgevonden, komt de officier van justitie tot de bewezenverklaring van verkrachting, meermalen gepleegd.
Gelet op het voorgaande, alsmede het feit dat de panty van de aangeefster kapot was - wat past bij haar verklaring dat de verdachte deze kapot heeft gescheurd tijdens een poging om haar tot (orale) seks te dwingen - acht de officier van justitie ook het onder 4 ten laste gelegde feit (poging tot verkrachting) wettig en overtuigend bewezen.
Het onder 6 ten laste gelegde feit (diefstal met een valse sleutel) acht de officier van justitie bewezen op grond van de verklaring van aangeefster dat haar pasjes door de verdachte zijn weggenomen, het feit dat er is gepind en de verklaring van de verdachte dat hij met de pinpas van aangeefster heeft afgerekend.
4.1.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigen is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 6 wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat de aangeefster [naam aangeefster] (hierna ook: [naam aangeefster]) in de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 in de woning van de verdachte te Rotterdam is geweest, dat zij daar naartoe is gegaan omdat verdachte en zij dat hadden afgesproken en dat zij en de verdachte daarvóór al via de telefoon seksueel getinte gesprekken hadden gevoerd. [naam aangeefster] is op 21 januari 2022 door de politie in de woning van verdachte aangetroffen met fors letsel en is overgebracht naar het ziekenhuis. De verdachte, eveneens in de woning aanwezig, is aangehouden.
Zowel de verdachte als [naam aangeefster] hebben verschillende verklaringen afgelegd. Beiden hebben zij – onder andere – verklaard dat zij in de woning van de verdachte hebben afgesproken en dat zij van plan waren daar samen alcohol te gaan drinken. Uit het dossier is ook gebleken dat de verdachte en de aangeefster flinke hoeveelheden alcohol hebben genuttigd. In de verklaringen van de aangeefster, te weten haar eerste verklaringen in het ziekenhuis, het daaropvolgende informatieve gesprek en de aangifte van enkele dagen later, zitten aanzienlijke verschillen. Dit geldt eveneens voor de verklaringen van de verdachte bij zowel de politie als de rechter-commissaris en ter terechtzitting.
Dit maakt dat de verklaringen over het verloop van de gebeurtenissen met betrekking tot de uitvoeringshandelingen en wanneer deze zouden hebben plaatsgevonden gedurende het verblijf bij de verdachte op meerdere - en ook relevante - punten uiteenlopen. Onduidelijk is of [naam aangeefster] de woning van verdachte al dan niet kon verlaten. Of [naam aangeefster] de verdachte al dan niet vrijwillig heeft gepijpt kan evenmin worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de ten laste gelegde poging tot verkrachting. En hoewel vaststaat dat goederen zijn gekocht en betaald met de pinpas van [naam aangeefster], kan hiervan niet worden vastgesteld dat dit niet met haar instemming was.
Mede gelet op de ontkenning van de verdachte ziet de rechtbank – naast de aangifte van [naam aangeefster] – in het dossier onvoldoende objectief steunbewijs, op grond waarvan met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte voornoemde strafbare feiten heeft begaan. Dit leidt ertoe dat de verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 2 (poging tot zware mishandeling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de aangeefster heeft mishandeld, maar dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het schoppen en het slaan op andere plekken dan het hoofd en het gezicht van de aangeefster.
4.2.2.
Beoordeling
De aangeefster is in de woning van de verdachte aangetroffen met fors letsel, waaronder een hoofdwond en twee flinke blauwe ogen. In het ziekenhuis is daarnaast van meer letsel gebleken.
De verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd over het ontstaan van het letsel bij de aangeefster. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat de aangeefster op de bank urineerde, waarna hij kwaad werd. Hij heeft aangeefster daarop - naar zijn zeggen - van de bank afgetrokken en haar met haar hoofd tegen de tafel geduwd. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij veel van wat is voorgevallen niet meer weet.
De rechtbank gaat ten aanzien van de mishandeling uit van de aangifte van [naam aangeefster], nu deze op voldoende onderdelen steun vindt in de FARR-verklaring van 8 april 2022. Naast de hoofdwond en de blauwe ogen, zijn er verschillende bloeduitstortingen over het gehele lichaam van [naam aangeefster] zichtbaar, waaronder op haar linkerheup- en bovenbeen, buik en linkerarm. Volgens de forensisch arts is er bovendien sprake van letsel bestaande uit een aantal gebroken ribben, een klaplong, een gaatje in het trommelvlies van haar rechteroor en een mogelijke breuk in het driehoeksbeen van haar linkerhand. Dit past bij de verklaring van [naam aangeefster] dat zij meerdere malen is geslagen met de vlakke hand en vuisten op verschillende plekken op haar hoofd, gezicht en lichaam en is geschopt in haar linkerzij.
De rechtbank concludeert op basis van de aangifte van [naam aangeefster], de aard en veelheid van het letsel, de ernst daarvan en de mate waarin deze verspreid is over het lichaam, dat dit niet veroorzaakt kan worden door enkel het trekken van aangeefster van de bank en het duwen van haar hoofd tegen de tafel, zoals door de verdachte is verklaard. Het betreffende letsel past derhalve wel bij hetgeen de aangeefster, maar niet bij hetgeen de verdachte omtrent het ontstaat daarvan heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte aangemerkt kan worden als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het meerdere malen met kracht met een vuist slaan tegen iemands hoofd en het schoppen tegen de ribben, levert naar algemene ervaringsregel de aanmerkelijke kans op dat als gevolg daarvan zwaar lichamelijk hoofd- en/of schedelletsel, of letsel aan de ribben en organen zal optreden. De verdachte heeft - door te handelen zoals hij heeft gedaan - deze aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan een poging tot zware mishandeling (het onder 2 (primair) ten laste gelegde). Voor partiële vrijspraak, zoals bepleit, ziet de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 (primair) ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2 ( primair)
hij in de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam aangeefster]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen tegen het gezicht en het hoofd en de schouders en het borstbeen en de (boven)benen, van die [naam aangeefster] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en
- die [naam aangeefster] (met kracht) van de bank heeft getrokken en (vervolgens) die [naam aangeefster]
door de kamer heeft gesleept,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 2 (primair)
Poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, door het slachtoffer tegen haar gezicht en hoofd te slaan en tegen haar schouders, borstbeen en benen te slaan en te schoppen. De verdachte heeft ernstig letsel bij het slachtoffer veroorzaakt, waardoor zij meerdere dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Zij verklaart te hebben gevreesd voor haar leven. De gebeurtenissen hebben blijkens de ter zitting voorgelezen en overgelegde schriftelijke slachtofferverklaring grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Zij heeft blijvend lichamelijk letsel opgelopen, een posttraumatische stress-stoornis ontwikkeld en krijgt psychische hulp. De ervaring leert dat dergelijk geweld langdurige psychische en emotionele gevolgen kan hebben voor slachtoffers daarvan. De verdachte heeft er door zijn gedrag blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt in strafverzwarende zin in aanmerking dat de verdachte en het slachtoffer bevriend waren, dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte, alwaar het slachtoffer zich, mede gelet op de vriendschap tussen hun beiden, veilig zou moeten kunnen voelen en dat de verdachte het feit heeft begaan onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 april 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Het betreft een 44-jarige, deels bekennende verdachte. Als delictgerelateerde factor wordt de middelenverslaving van de verdachte aangemerkt. De houding van de verdachte kan door het overmatige alcoholgebruik een ontremmende werking gehad hebben op zijn functioneren. De impulsiviteit van de verdachte lijkt afwijkend te zijn, welke onder invloed van alcohol aangewakkerd wordt, waardoor agressief gedrag lijkt te ontstaan. Onder invloed van alcohol kan de zelfregulatie het ongepaste en ongewenste contact hebben veroorzaakt. Gezien de beperkte informatievoorziening omtrent de verdachte is er onvoldoende zicht op risicofactoren, waardoor het risicomanagement onzeker blijft. Gelet hierop wil de reclassering het gedrag van de verdachte monitoren, diagnosticeren en behandelen in een toezicht en/of behandeling.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts is daarbij in ogenschouw genomen dat het feit onder invloed van alcohol is gepleegd. De op te leggen straf is aanzienlijk lager dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank minder feiten bewezen acht. Door de verdediging is verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank hiervoor geen aanleiding.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.186,00 aan materiële schade met het verzoek hiervan € 5.000,00 niet-ontvankelijk te verklaren, nu de benadeelde partij niet tijdig in de gelegenheid is geweest de vordering nader te onderbouwen. Voorts wordt een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade gevorderd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de materiële schade bestaande uit daggeldvergoeding van opname in het ziekenhuis ter hoogte van € 186,00 en de immateriële schade ter hoogte van € 10.000,00 voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de overige materiële kosten ter hoogte van € 5.000,00 verzoekt de officier van justitie de benadeelde partij, conform haar verzoek, niet-ontvankelijk te verklaren in dit deel van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het materiële deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd en derhalve niet voor toewijzing vatbaar is. Ten aanzien van het immateriële deel merkt de verdediging op dat het een fors bedrag is en verzoekt dit bedrag te matigen tot een bedrag van € 1.500,00. Voorts geeft de verdediging aan dat zij zich kan vinden in het verzoek van de benadeelde partij om de vordering tot schadevergoeding deels niet-ontvankelijk te verklaren.
8.3.
Beoordeling
Nu vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 (primair) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot de daggeldvergoeding van de ziekenhuisopname ter hoogte van € 186,00 genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen. Conform het verzoek van de benadeelde partij zal zij voor het resterende deel van de vordering dat ziet op de overige materiële kosten niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het de bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 januari 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.686,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 (primair) ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen na zijn vrijlating bij de GGZ Fivoor Reclassering op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door het forensisch FACT van Fivoor of een door de reclassering nader te bepalen instelling. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering en de behandelaar nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Tevens is het afnemen en afronden van diagnostiek verplicht;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster]), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
4. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Het alcoholverbod duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 3.686,00 (zegge: zesendertighonderdzesentachtig euro), bestaande uit € 186,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te
betalen € 3.686,00 (hoofdsom, zegge:
zesendertighonderdzesentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.686,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
46 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. A.M. Zwaneveld en K. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een persoon, genaamd [naam aangeefster], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet
- de toegangsdeur van zijn, verdachtes, woning op slot gedraaid, en/of
- tegen die [naam aangeefster] gezegd: “Jij gaat nergens meer heen, je bent van mij”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam aangeefster] gedwongen voornoemde periode in zijn, verdachtes, afgesloten woning te verblijven en/of
- die [naam aangeefster] heeft belet voedsel tot zich te nemen en/of
- die [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het nuttigen van (grote hoeveelheden) alcoholhoudende drank;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te
Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of op/tegen de schouder(s) en/of het borstbeen en/of de (boven)benen, althans het lichaam, van die [naam aangeefster] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- die [naam aangeefster] (met kracht) van de bank heeft getrokken en/of (vervolgens) die [naam aangeefster]
door de kamer heeft gesleept,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te Rotterdam
[naam aangeefster] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of op/tegen de schouder(s) en/of het borstbeen en/of de (boven)benen, althans het lichaam, van die [naam aangeefster] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam aangeefster], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk zijn, verdachtes, penis in de mond van die [naam aangeefster] heeft ingebracht en/of heen en weer bewogen,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- dwingen van die [naam aangeefster] te verblijven in zijn, verdachtes, woning gedurende
voornoemde periode en/of
- onthouden van het nuttigen van voedsel en/of
- dwingen tot het nuttigen van (grote hoeveelheden) alcoholhoudende drank;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 januari 2022 tot en met 21 januari 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam aangeefster] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster],
- de toegangsdeur van zijn, verdachtes, woning op slot gedraaid, en/of
- tegen die [naam aangeefster] gezegd: “Jij gaat nergens meer heen, je bent van mij”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam aangeefster] gedwongen voornoemde periode in zijn, verdachtes, afgesloten woning te verblijven en/of
- die [naam aangeefster] heeft belet voedsel tot zich te nemen en/of
- die [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het nuttigen van (grote hoeveelheden) alcoholhoudende drank en/of
- de panty van die [naam aangeefster] kapot heeft getrokken en/of (vervolgens) die [naam aangeefster] van achteren heeft benaderd en/of (vervolgens) door is gegaan, terwijl die [naam aangeefster] had aangegeven het niet te willen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 21 januari 2022 te Rotterdam [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood, kanker dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 21 januari 2022 te Rotterdam (telkens) een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam aangeefster], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van een pinpas, tot welk gebruik hij niet bevoegd en/of gerechtigd was;