ECLI:NL:RBROT:2022:351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
21.453 FT RK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van WPM HOLDING B.V. op verzoek van KININA BEHEER B.V.

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementsprocedure van WPM HOLDING B.V., op verzoek van KININA BEHEER B.V. KININA BEHEER B.V., de 50% aandeelhouder en enig bestuurder van WPM HOLDING B.V., heeft verzocht om faillietverklaring van de vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat KININA Beheer B.V. geen kans heeft gezien om een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen om het faillissement aan te vragen, omdat de verhoudingen met de andere aandeelhouder ernstig verstoord zijn. De rechtbank oordeelde dat er summierlijk bewijs was van het vorderingsrecht van KININA BEHEER B.V. en dat WPM HOLDING B.V. in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen, waarbij de rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger is benoemd en mr. R.M. Avezaat als curator is aangesteld. De rechtbank heeft ook het verzoek van WPM HOLDING B.V. tot veroordeling van KININA BEHEER B.V. in de proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor de partijen die daartoe recht hebben volgens de Faillissementswet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 20 januari 2022
VONNIS op het op 23 december 2021 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KININA BEHEER B.V. E.A.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoeksters,
advocaat: mr. W.P. Groenendijk,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WPM HOLDING B.V.,
gevestigd te Vissersdijk Beneden 70,
3319 GW Dordrecht,
statutair gevestigd te Ridderkerk,
verweerster.

1.De procedure

Op 18 januari 2022 zijn in raadkamer gehoord, verzoeksters, bij monde van mr. W.P. Groenendijk en [naam] , gemachtigde namens de bestuurster van verweerster.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Kininia Beheer B.V. houdt vijftig procent van de aandelen in verweerster en is tevens enig bestuurder van verweerster. Ten aanzien van de keuze voor het indienen van het onderhavige verzoekschrift, heeft de gemachtigde van verzoeksters naar voren gebracht dat Kininia Beheer B.V. geen kans heeft gezien om een algemene vergadering van aandeelhouders uit te roepen en vervolgens via een eigen aangifte het faillissement van verweerster aan te vragen. Het uitroepen van een algemene vergadering van aandeelhouders is in het verleden al meerdere malen geprobeerd, echter werd hier geen gehoor aan gegeven door de andere vijftig procent aandeelhouder. De verhoudingen met de andere aandeelhouder zijn al geruime tijd ernstig verstoord.
De gemachtigde van verzoeksters heeft aangegeven dat het uitspreken van het faillissement in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers en de enige wijze om tot afwikkeling van verweerster te komen. Kininia Beheer B.V. zal afstand doen van haar pandrecht op de vorderingen op de andere (middellijk) aandeelhouder, zodat de incasso-inspanningen ter zake ten goede zullen komen aan de gezamenlijke crediteuren. Tevens is ter zitting naar voren gebracht dat er bij de afhandeling van het faillissement aandacht moet zijn voor het rechtmatigheidsonderzoek en dat daaruit eventueel baten kunnen voortvloeien.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelende ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeksters en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeksters belang hebben bij een faillissement. Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart WPM HOLDING B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. R.M. Avezaat, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht;
- wijst het verzoek van verweerster tot veroordeling van verzoeker in de proceskosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022 te 10:00 uur. [1]
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.