ECLI:NL:RBROT:2022:3544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
9439675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van overeenkomst inzake fotograferen en filmen van een bruiloft door tekortkomingen in levering en kwaliteit

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een overeenkomst gesloten met gedaagde, [gedaagde], voor het fotograferen en filmen van hun bruiloft op 13 oktober 2019. De totale kosten van de overeenkomst bedroegen € 1.900,-, met een afgesproken levertijd van 10 weken voor het foto- en videomateriaal. Eisers hebben het volledige bedrag betaald, maar de levering van de video heeft meer dan 100 weken geduurd, terwijl de foto's pas op 1 februari 2020 zijn geleverd. Eisers hebben herhaaldelijk geprobeerd contact op te nemen met gedaagde over de vertraging, maar kregen geen bevredigende antwoorden. Uiteindelijk hebben zij gedaagde aansprakelijk gesteld voor de ondermaatse kwaliteit van de geleverde foto's en het niet tijdig leveren van de video.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet in verzuim was met betrekking tot de kwaliteit van de foto's, omdat eisers geen concrete klachten hadden geuit over de kwaliteit. Echter, de late levering van de video werd als een ernstige tekortkoming beschouwd, waardoor de kantonrechter heeft besloten de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden. Eisers hoeven slechts € 1.425,- te betalen in plaats van het volledige bedrag van € 1.900,-, en gedaagde moet € 475,- terugbetalen aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, omdat hij bij dagvaarding de video nog niet had geleverd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9439675 \ CV EXPL 21-30527
uitspraak: 6 mei 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander.
Partijen worden hierna [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde] genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties van 6 september 2021;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn op 13 oktober 2019 met elkaar getrouwd. Zij zijn met [gedaagde] overeengekomen dat hij deze bruiloft zou fotograferen en daarvan een videoreportage zou maken, voor een bedrag van in totaal € 1.900,-. In de offerte die hierop ziet heeft [gedaagde] onder meer opgenomen dat de levertijd van het foto- en videomateriaal 10 weken bedraagt.
2.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben het overeengekomen bedrag van € 1.900,- betaald.
2.3.
Op 1 februari 2020 heeft [gedaagde] de foto’s geleverd aan [eiser 1] en [eiser 2] .
2.4.
In februari 2020 heeft [gedaagde] per WhatsApp aan [eiser 1] en [eiser 2] gevraagd om muziek aan te leveren die hij onder de trouwfilm zou kunnen monteren. Uiteindelijk hebben [eiser 1] en [eiser 2] dat op 25 juli 2020 gedaan.
2.5.
Op 6 december 2020 stuurt [eiser 2] een e-mail naar [gedaagde] , waar hij meldt:
“Ik wil graag weten hoe ver jullie zijn met onze video's en fotomateriaal van onze bruiloft (dd 13-10-2019).
Ik heb weer meerdere malen contact proberen op te nemen, helaas weer telkens tevergeefs en zonder reactie. In uw laatste reactie van 10-09-2020 zei u dat u de materialen binnen een maand zou opsturen, inmiddels is het 3 maanden geleden en nog steeds hebben we nog niets ontvangen.
Wij willen eerlijk behandeld worden, ook indien u de materialen kwijt bent geraakt. Het is inmiddels 14 maanden geleden na de bruiloft, en nog steeds hebben we nauwelijks wat ontvangen!
In onze contract staat duidelijk wat u moet leveren voor de 1900 euro die u daarvoor ontvangen heeft. Tevens verwachten we de kwaliteit zoals wat u presenteert op uw Instagram pagina.
Indien u het beeldmateriaal kwijt bent geraakt, willen we dat ook weten en kunnen we samen tot een oplossing komen.
Indien u geen tijd kunt maken om eraan te werken en de materialen niet kunt leveren of als u ermee bezig bent, willen u ook op de hoogte gebracht worden zodat we weten wat we moeten verwachten.”
2.6.
Op 30 januari 2021 stuurt [eiser 2] nogmaals een e-mail aan [gedaagde] , daarin meldt hij:
“Op 6 december 2020 had ik je een email gestuurd en gevraagd naar de foto's en video's. Dat is inmiddels bijna 2 maanden geleden en we hebben helaas nog steeds geen enkele reactie van je ontvangen. Sinds juni 2020 probeer ik contact met je te krijgen voor het afleveren van de foto's en video's. Helaas zonder resultaat.
Zoals jij aan het begin hebt aangegeven, zou jij alles afleveren binnen 3 maanden. Enige vertraging is niet erg, maar de bruiloft (13 okt 2019) is inmiddels 15 maanden geleden. Het is vanzelfsprekend dat wij alle foto's en video's willen en wij vragen je alsnog je afspraken na te komen zoals op de contract staat. Daarvoor hebben we je 1900 euro gegeven. Bruiloft is een eenmalig iets, het kan niet zo zijn dat jij de video's en foto's niet gaat leveren.
Mochten er problemen zijn, willen we dat jij het eerlijk benoemt zodat wij tot een oplossing kunnen komen.
Graag binnen 2 weken reageren op onze bericht. Anders zijn wij genoodzaakt om onze advocaat te vragen om verdere juridische procedures te starten, uiteraard zijn bijkomende kosten voor u.”
2.7.
Op 19 juli 2021 stuurt de gemachtigde van [eiser 1] en [eiser 2] een e-mail aan [gedaagde] , waarin hij schrijft:
“U heeft in 2019 met mijn cliënten een overeenkomst gesloten: als fotograaf levert u foto's van goede kwaliteit en een video, als verslaglegging van de bruiloft.
U heeft slechts (onbewerkte) foto's ter beschikking gesteld, niet volgens de afspraak. De kwaliteit is duidelijk onder de maat bij wat is afgesproken.
Er zijn video opnamen gemaakt. Mijn cliënten hebben er herhaaldelijk bij u op aangedrongen op het leveren van de video beelden, conform de gemaakte afspraken. U heeft dat tot op heden nagelaten. U bent derhalve ernstig tekort geschoten. Mijn cliënten houden u aansprakelijk voor de geleden en te lijden
schade.”

3..Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk te ontbinden, in die zin dat [eiser 1] en [eiser 2] niet meer dan € 400,- verschuldigd zijn, en [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan hen van een schadevergoeding van € 2.995,-, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan hun vordering hebben [eiser 1] en [eiser 2] aanvankelijk, toen de videorapportage door [gedaagde] nog niet geleverd was, het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De geleverde foto’s zijn namelijk van zeer matige kwaliteit en de trouwfilm is in het geheel niet geleverd. De geleverde prestatie is slechts € 400,- waard. De overeenkomst moet daarom voor het overige gedeelte worden ontbonden, en [gedaagde] moet worden veroordeeld tot terugbetaling van de resterende € 1.500,-. [gedaagde] moet daarnaast de schade van [eiser 1] en [eiser 2] vergoeden. Dat betreft € 495,- aan materiële schade, omdat [eiser 1] en [eiser 2] ten behoeve van de video een hotel en kasteel hadden gehuurd. Daarnaast is sprake van € 1.000,- aan immateriële schade, omdat de videorapportage, als zeer belangrijke herinnering aan de bruiloft ontbreekt.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het aanleveren van de video heeft lang geduurd, doordat [eiser 1] en [eiser 2] pas laat de muziek daarvoor hebben aangeleverd en doordat de onderneming van [gedaagde] in verband met de coronacrisis op een laag pitje stond. Inmiddels zijn zowel de foto’s als de video geleverd. Deze zijn van de kwaliteit die [eiser 1] en [eiser 2] mochten verwachten. Er is daarom geen aanleiding voor ontbinding en voor vergoeding van schade.

4..De beoordeling

grondslag
4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hun vordering tot gedeeltelijke ontbinding aanvankelijk onder meer gebaseerd op het standpunt dat de video niet geleverd is. Aangezien de video inmiddels alsnog is geleverd, hebben zij hun vordering tijdens de mondelinge behandeling gebaseerd op de standpunten dat (1) zowel de foto’s als de video van onvoldoende kwaliteit zijn en (2) dat de video te laat is geleverd. Het volgende juridische kader wordt voorop gesteld.
juridisch kader
4.2.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarbij geldt dat, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Volgens artikel 6:82 lid 1 BW treedt het verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De functie van een ingebrekestelling is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is (HR 10 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581, r.o. 3.2.1). Op grond van artikel 6:82 lid 2 en 83 BW is in sommige gevallen geen ingebrekestelling of slechts een schriftelijke aansprakelijkheidsstelling vereist. Dat sprake is van een van die gevallen is echter niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat verzuim in dit geval pas intreedt na een ingebrekestelling. Met inachtneming van dit juridische kader wordt ten aanzien van de gestelde tekortkomingen het volgende overwogen.
kwaliteit
4.3.
De gestelde ondermaatse kwaliteit van de beelden kan naar oordeel van de kantonrechter niet leiden tot ontbinding van de overeenkomst. Ter zake verkeert [gedaagde] namelijk niet in verzuim. Daartoe wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft zich zowel in zijn correspondentie, als in deze procedure op het standpunt gesteld dat hij nooit heeft gehoord wat er mis is met de kwaliteit van het beeldmateriaal. [gedaagde] wordt daarin gevolgd. [eiser 1] en [eiser 2] hebben zowel voorafgaand aan, als in deze procedure weliswaar het standpunt ingenomen dat de kwaliteit ondermaats is, echter hebben zij hier op geen enkele manier handen en voeten aan gegeven. Van hen had op dit punt een toelichting mogen worden verwacht, zoals concrete klachten over belichting, compositie, kleuren, montage, of iets dergelijks. Daarbij hadden zij [gedaagde] de gelegenheid moeten bieden om deze concrete gebreken binnen een redelijke tijd te herstellen. Daarvan is echter niets gebleken. Aangezien zij dit hebben nagelaten hebben zij [gedaagde] ook niet een laaste mogelijkheid geboden om de overeenkomst alsnog na te komen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] daarom ter zake van de vermeende ondermaatse kwaliteit van de foto’s niet in verzuim verkeert, zodat [eiser 1] en [eiser 2] in dat opzicht (op dit moment) geen bevoegdheid hebben tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Of de kwaliteit van de foto’s en de film daadwerkelijk ondermaats is kan daarom buiten beschouwing blijven.
levertijd
4.4.
Ten aanzien van de levering van de video wordt het volgende overwogen. De bruiloft heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2019. Uit de offerte volgt dat de video in beginsel na 10 weken geleverd zou worden, dus omstreeks 22 december 2019. Uiteindelijk is de video pas op 4 oktober 2021 geleverd. Dat komt neer op een levertijd van ruim 100 weken, dus ongeveer tien maal zo lang als toegezegd. De verklaring voor deze zeer lange termijn ligt er weliswaar enigszins in dat [eiser 1] en [eiser 2] pas op 25 juli 2020 de muziek hebben aangeleverd. Echter heeft het daarna nog ruim een jaar geduurd voordat [gedaagde] de video heeft geleverd, onder druk van deze procedure, terwijl [gedaagde] zelf te kennen heeft gegeven dat de video in februari 2020 al nagenoeg klaar was. [gedaagde] heeft voor deze lange termijn geen steekhoudende verklaring gegeven. Hij heeft weliswaar aangevoerd dat hij door de coronacrisis zowel zakelijk als mentaal in moeilijke omstandigheden verkeerde, echter valt niet in te zien waarom hij de video van [eiser 1] en [eiser 2] daarom niet af kon ronden. Daarbij rekent de kantonrechter het [gedaagde] ook aan dat hij niets van zich heeft laten horen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben namelijk onbetwist gesteld dat zij [gedaagde] via vele communicatiekanalen hebben benaderd, maar dat hij geen inhoudelijke reactie heeft gegeven, waardoor [eiser 1] en [eiser 2] (begrijpelijkerwijs) in de angst verkeerden dat zij het beeldmateriaal nooit meer zouden ontvangen.
4.5.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] ten aanzien van de late levering van de video wel in verzuim is komen te verkeren. Bij e-mail van 30 januari 2021 heeft [eiser 2] immers gemeld dat het beeldmateriaal nog steeds niet geleverd was en heeft hij gevraagd de overeenkomst alsnog na te komen en om binnen 2 weken te reageren op dat bericht. Naar oordeel van de kantonrechter kan deze brief worden aangemerkt als ingebrekestelling. Binnen de daarin genoemde termijn is [gedaagde] niet tot nakoming overgegaan, zodat hij op dit punt in verzuim is komen te verkeren.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de buitensporig late levering van de video een dermate ernstige tekortkoming is dat deze gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter ziet aanleiding om de overeenkomst in die zin te ontbinden dat [eiser 1] en [eiser 2] slechts de helft van het bedrag dat ziet op de video dienen te betalen. [gedaagde] heeft tijdens de zitting onbetwist aangevoerd dat ongeveer de helft van het overeengekomen bedrag (dus € 950,-) ziet op de video en de andere helft op de foto’s. Dat betekent dat [eiser 1] en [eiser 2] niet meer dan € 1.425,- verschuldigd zijn aan [gedaagde] . Het teveel betaalde bedrag van € 475,- moet [gedaagde] daarom terugbetalen (artikel 6:271 BW). De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt als onbetwist en op de wet gegrond toegewezen.
schadevergoeding
4.7.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen verder een schadevergoeding van € 1.495,-. Zij baseerden hun schade op de omstandigheid dat zij de video in het geheel niet hadden ontvangen. Inmiddels is deze video alsnog geleverd. Daarom is er niet langer sprake van schade op dit punt, en dus geen aanleiding meer voor toekenning van die schadevergoeding, zoals ter zitting ook met zoveel woorden onderkend door de gemachtigde van [eiser 1] en [eiser 2] . Dit deel van de vorderingen wordt daarom afgewezen.
proceskosten
4.8.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben [gedaagde] terecht in deze procedure betrokken, te meer omdat hij bij dagvaarding de video nog niet geleverd had. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. Aangezien [eiser 1] en [eiser 2] procederen op basis van een toevoeging blijven die proceskosten beperkt tot € 85,- aan griffierecht en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 218,-).

5..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk, in die zin dat [eiser 1] en [eiser 2] niet meer dan € 1.425,- verschuldigd zijn voor de door [gedaagde] geleverde prestatie;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] en [eiser 2] van € 475,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] vastgesteld op € 521,-, welk bedrag rechtstreeks aan hun gemachtigde dient te worden betaald;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
33394