ECLI:NL:RBROT:2022:3586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
C/10/617480 / HA ZA 21-382
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil inzake beroepsaansprakelijkheid en uitsluitingsclausule bij volmachtoverschrijding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een dekkingsgeschil tussen Nedasco B.V. en AIG Europe S.A. Netherlands Branch. Nedasco, als gevolmachtigd agent van Goudse Schadeverzekeringen N.V., heeft een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij AIG. De zaak is ontstaan na een brand in panden die door Nedasco waren verzekerd, maar waarvoor geen geldige polis was afgegeven omdat de vereiste technische inspectie niet was uitgevoerd. Na de brand heeft Goudse Nedasco aansprakelijk gesteld voor de schade, en AIG heeft geweigerd dekking te verlenen op basis van een uitsluitingsclausule die betrekking heeft op bewuste volmachtoverschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat AIG zich terecht op deze uitsluitingsclausule heeft beroepen, omdat Nedasco's medewerker zich bewust was van het overschrijden van de volmacht door de polis zonder inspectie op te maken. De rechtbank heeft de vorderingen van Nedasco afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617480 / HA ZA 21-382
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDASCO B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. S.C. Banga te De Bilt,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AIG EUROPE S.A. NETHERLANDS BRANCH,
gevestigd te Luxemburg,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Nedasco en AIG genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 april 2021, met producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 11;
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 12 november 2021, waarin de verzoeken van partijen om de mondelinge behandeling op 29 november 2021 geen doorgang te laten vinden en schriftelijk verder te procederen, zijn gehonoreerd;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis ex artikel 130 Rv, met producties 14 tot en met 17;
  • de conclusie van dupliek;
  • de brief van de rechtbank van 29 december 2021 met een zittingsagenda;
  • het B16-formulier van mr. Rupert van 7 februari 2022 en de daaropvolgende correspondentie namens beide partijen en de rechtbank;
  • de mondelinge behandeling op 2 maart 2022 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen namens beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Nedasco is gevolmachtigd agent van - onder meer - Goudse Schadeverzekeringen N.V. (hierna: De Goudse). De samenwerking tussen Nedasco en De Goudse is schriftelijk vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. In de samenwerkingsovereenkomst is - onder meer - het volgende opgenomen:
“18.2 Risico’s die boven de in bijlage 7 genoemde limieten uitgaan en/of die buiten de grenzen van de acceptatienormen vallen (Special limits), mogen uitsluitend door de Gevolmachtigde in volmacht worden getekend, indien De Goudse daarvoor vooraf goedkeuring heeft verleend.
(…)
20.1
Acceptatie van verzekeringen onder deze volmacht vindt uitsluitend plaats in overeenstemming met de in bijlage 8 bij deze overeenkomst vermelde acceptatie-instructies en de door De Goudse afgegeven richtlijnen. Instructies en richtlijnen kunnen tijdens de looptijd van deze overeenkomst eenzijdig door De Goudse worden gewijzigd door schriftelijke kennisgeving van de wijziging aan Gevolmachtigde.”
2.2.
Nedasco heeft met ingang van 1 januari 2011 bij AIG een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten onder polisnummer [polisnummer]. Op de betreffende polis zijn de polisvoorwaarden ‘Algemene Voorwaarden Beroepsaansprakelijkheidsverzekering van AIG BA 2006’ (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. Daarnaast zijn op de polis - onder meer - de clausules ‘VC021-008 Activiteiten’ en ‘VX191-004 "Clausule Uitsluitingen"’ van toepassing verklaard.
2.3.
De polisvoorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 1 – Dekking
De verzekeraar dekt de aansprakelijkheid van een verzekerde voor door derden geleden schade als gevolg van een aanspraak die voor de eerste maal tegen de verzekerde wordt ingesteld en tijdens de verzekeringstermijn binnen 60 dagen daarna aan de verzekeraar schriftelijk wordt gemeld terzake van een fout gemaakt tijdens de verzekeringstermijn en/of een eventueel geldende inloopperiode.
Artikel 2 – Definities
2.1
Aanspraak
Een omstandigheid of een schriftelijke aanspraak tot vergoeding van schade terzake van een fout of een reeks samenhangende fouten.
(…)
2.4
Fout
2.4.1
Iedere tekortkoming, nalatigheid, vergissing, verzuim of onachtzaamheid en dergelijke van een verzekerde in het kader van de uitvoering van werkzaamheden in de verzekerde hoedanigheid;
2.4.2
Iedere tekortkoming, nalatigheid, vergissing, verzuim of onachtzaamheid en dergelijke van een ander dan een verzekerde die in het kader van de uitvoering van werkzaamheden in de verzekerde hoedanigheid in opdracht of onder verantwoordelijkheid van een verzekerde werkt.
(…)
2.11
Verzekerden
2.11.1
de verzekeringnemer;
(…)
2.11.4
de ondergeschikten van de in de leden 2.11.1, 2.11.2 en 2.11.3 genoemde verzekerden;
(…)
Artikel 3 – Uitbreidingen
(…)
3.3
Opzet
In tegenstelling tot artikel 6.13 van de algemene voorwaarden dekt de verzekeraar de door de in artikel 2.11.4 genoemde verzekerden opzettelijk veroorzaakte schade waarvoor een verzekerde als werkgever wordt aangesproken, tenzij een in artikel 2.11.1 t/m 2.11.3 genoemde verzekerde aan het opzettelijk veroorzaken van de schade hun medewerking of hun goedkeuring hebben verleend.
(…)
Artikel 6 – Uitsluitingen
(…)
6.13
Opzet
Opzettelijk door een verzekerde veroorzaakte schade, voor zover deze schade het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of nalaten, danwel met zijn goedvinden is veroorzaakt.”
2.4.
De clausules die op de polis van toepassing zijn luiden, voor zover van belang, als volgt:
VC021-008 Activiteiten
De activiteiten van verzekerde(n) zijn:
Deze verzekering biedt dekking voor de aansprakelijkheid van verzekerde voor door derden geleden schade veroorzaakt door fouten gemaakt bij:
(...)
2.2
Activiteiten in de hoedanigheid van Gevolmachtigd Agent.
VX191-004 Uitsluitingen
In aanvulling op artikel 6 van de algemene voorwaarden is van deze verzekering uitgesloten de aansprakelijkheid verband houdende met of voortvloeiende uit:
(...)
10. bewuste volmachtoverschrijdingen;
(...)”
2.5.
Grachtenroos B.V. (hierna: Grachtenroos) had voor haar pand aan de [adres 1] (officieel adres: [adres 2]) - waarin een restaurant werd geëxploiteerd - een opstalverzekering afgesloten bij De Goudse.
2.6.
Grachtenroos heeft in augustus 2019 haar assurantietussenpersoon Univé opdracht gegeven om bij Nedasco een offerte op te vragen met het doel om ook de door haar gehuurde panden aan de [adres 3] en [adres 4] met ingang van 13 september 2019 bij De Goudse te verzekeren.
2.7.
Na ontvangst van het verzoek door Univé heeft Nedasco een voorstel voor een maatwerkofferte opgesteld. Vanwege de hoogte van de gezamenlijke verzekerde som voor de drie panden – die de acceptatielimiet van Nedasco overschreed – en omdat het naastgelegen pand ook bij De Goudse was verzekerd, heeft Nedasco het voorstel eerst ter goedkeuring aan de volmachtbeheerder van De Goudse voorgelegd.
2.8.
Een medewerker van De Goudse heeft op 29 augustus 2019 per e-mailbericht aan de medewerker Nedasco het volgende gereageerd:
“Dank voor je mail. Het onderstaande voorstel is akkoord onder voorbehoud van inspectie (horeca > € 500.000,-).”
2.9.
Na de verkregen goedkeuring heeft Nedasco op 30 augustus 2019 een maatwerkofferte gestuurd naar Univé. In het begeleidende e-mailbericht schrijft Nedasco - onder meer - als volgt:
“Definitieve acceptatie is wel onder voorbehoud van inspectie dus deze zullen we aan de hand van de aanvraag uitzetten.”
In de maatwerkofferte zijn de volgende clausules opgenomen:
Clausule(s) van toepassing op offerte 20190800167
(…)
1001 de Goudse, Voorbehoud.
Deze offerte geschiedt onder voorbehoud van een gunstig schadeverloop en een technische inspectie.”
2.10.
Grachtenroos heeft de maatwerkofferte op 17 september 2019 voor akkoord ondertekend. Nedasco heeft de ondertekende maatwerkofferte op 18 september 2019 retour ontvangen.
2.11.
Na ontvangst van de getekende offerte is Nedasco vergeten om een technische inspectie in de panden [adres 3] en [adres 4] uit te laten voeren. De polis met ingangsdatum 13 september 2019 is daarom als ‘wachtbestand’ in het interne systeem blijven staan. Als gevolg daarvan is aan Grachtenroos geen polisblad afgegeven en is evenmin bij haar premie in rekening is gebracht.
2.12.
Op 21 januari 2020 is brand uitgebroken in de panden aan de [adres 3] en [adres 4]. De technische inspectie was (ook) op dat moment nog niet uitgevoerd.
2.13.
Op 21 januari 2020 heeft Grachtenroos een schademelding gedaan bij Nedasco. Voor de schadeafdeling van Nedasco was het echter niet mogelijk om de schademelding te registreren in het systeem, omdat de polis op dat moment (nog) als ‘wachtbestand’ stond opgenomen. De medewerker van Nedasco die bij de polisopmaak betrokken was geweest is hiervan nog diezelfde dag op de hoogte gebracht. Hij heeft de polis vervolgens alsnog doorgezet, waardoor op 21 januari 2020 een polisblad met de vermelding voorlopige dekking vanaf de oorspronkelijke ingangsdatum van 13 september 2019 is afgegeven. De polis rept niet van enig voorbehoud in verband met een technische inspectie. Op 24 januari 2021 heeft Grachtenroos de tot dan toe verschuldigde premie betaald.
2.14.
Op 21 januari 2020 heeft een medewerker van de schadeafdeling van Nedasco aan De Goudse het volgende bericht:
“Hierbij willen wij een ernstige brandschade melden. (…)
(…)
Daar de polis nog in de wacht stond bij ons en vandaag is doorgedrukt zodat wij de schade konden behandelen is de premie nog net in rekening gebracht.”
2.15.
Op 28 januari 2020 heeft een medewerker van Nedasco aan de schadeafdeling van De Goudse het volgende bericht:
“Inzake bovengenoemd dossier hebt u contact gehad met [naam] van ons kantoor. Van haar begreep ik dat u graag in het bezit wil komen van een overzicht van het acceptatieproces. Bijgaand treft u alle stukken mbt het acceptatietraject aan.
In het bijgevoegde Word document treft u een overzicht aan. Daarnaast treft u het aanvraagformulier aan en een mail met uw kantoor over dit risico.
Hieruit blijkt o.a. dat wij na het accorderen van de offerte door de klant wel een wachtpolis is aangemaakt maar dat door een administratieve fout er geen inspectie is uitgezet. Na het melden van de schade heeft onze schadebehandelaar contact gehad met onze acceptant die opmerkte dat wij vergeten waren een inspectie uit te zetten. Hij heeft getracht zijn fout te herstellen door een polisblad af te geven met terugwerkende kracht vanaf 13-09-2019.
Het acceptatieproces zoals dat verlopen is, verdient geen schoonheidsprijs. Om die reden zijn wij nu aan het onderzoeken welke verbeteringen mogelijk zijn. Ten aanzien van de verdere schadebehandeling verdienen de gestelde garantiebepalingen uw bijzondere aandacht omdat daaraan wellicht niet is voldaan. Deze bepalingen maakten onderdeel uit van de offerte en de afgegeven polis.”
2.16.
De medewerker van Nedasco die bij de polisopmaak betrokken was geweest heeft achteraf over de gang van zaken het volgende verklaard:
“Op 21 januari 2020 werd ik gebeld door de afdeling schade omdat er een pand aan de Rozengracht te Zaandam in de brand stond. De medewerker van de afdeling schade had gezien dat ik bij de polisopmaak betrokken was geweest (ik vermoed omdat mijn naam zichtbaar was in "midoffice zakelijk"). Zij kon echter geen polis vinden in het computersysteem Anva.
Het bleek dat ik de polis (ingangsdatum: 13-09-2019) bij de opmaak niet had doorgezet in het systeem. Dat houdt in dat de gegevens wel in het systeem staan, maar als wachtbestand. Als een wachtbestand niet doorgezet wordt, wordt er geen polis afgegeven en geen premie in rekening gebracht.
Ook had ik geen inspectie uitgezet in september. Dat was wel vereist. De specialist, die de maatwerkofferte heeft gemaakt, had aangegeven dat er een inspectie moest plaatsvinden (1001 clausule).
Toen ik hier op 21 januari naar aanleiding van de brand achter kwam, ben ik behoorlijk geschrokken. Ik heb toen te snel gehandeld. De medewerker van de schadeafdeling wilde een schademelding aanmaken in het systeem, wat, voorzover ik begreep, niet mogelijk was bij een wachtbestand.
Ik heb toen de polis doorgezet in het systeem en daarbij een polisblad met voorlopige dekking afgegeven per oorspronkelijke ingangsdatum (zo stond hij ook gereed als wachtbestand). Niet verstandig, maar ik was op dat moment volledig gericht op het snel ondernemen van actie. Die beslissing had ik op dat moment zelf genomen, en
kwam niet vanuit een/de specialist. De specialist die de offerte had gemaakt was die dag niet aanwezig op de afdeling (vrij?).
Mogelijk heb ik in mijn hoofd teveel laten meespelen dat klant voor een offerte had getekend en heb ik daaraan volkomen onterecht een "recht op dekking" verondersteld? En heb ik daardoor een domme haastbeslissing genomen? En waarschijnlijk heb ik mij op dat moment niet goed beseft dat geen premie betalen geen recht is. En dat er alleen volledige acceptatie is na inspectie.
Wat ook heeft meegewogen was het feit dat er geen dossier in anva kon worden aangemaakt, in de snelheid en drukte van dat moment had ik het gevoel snel te moeten handelen, zodat mijn schadecollega's aan de slag konden.
Het te snel ondernemen van actie kwam ook omdat de melding vanuit het schadeteam bij mij als erg dringend doorkwam. De urgentie was (terecht) hoog. Ik werd er ook op gewezen dat over de brand uitgebreid op internet gerapporteerd werd. Helder nadenken was er op dat moment even niet bij.”
2.17.
Nedasco heeft na de schademelding een onderzoeksbureau opdracht gegeven om technisch en tactisch onderzoek te verrichten. Mede op basis van het rapport van dit onderzoeksbureau heeft De Goudse dekking verleend voor de schade van Grachtenroos.
2.18.
Nedasco is door De Goudse op 30 maart 2020 aansprakelijk gesteld. In de aansprakelijkstelling is - onder meer - het volgende opgenomen:
“Met het opmaken van een polis zonder dat de voor acceptatie als voorwaarde gestelde inspectie heeft plaatsgevonden en zonder dat wij onze goedkeuring voor tekening hebben gegeven, heeft Nedasco in strijd gehandeld met artikel 18.2 en 20.1 van de samenwerkingsovereenkomst.
Nedasco heeft hiermee buiten de haar gegeven bevoegdheid en buiten de haar gegeven
instructies gehandeld.
Het opmaken van de polis met terugwerkende kracht heeft er bovendien toe geleid dat voor een reeds ingetreden schade - een zeker voorval - alsnog een verzekering werd gesloten.
Ten tijde van de brand waren de panden namelijk niet verzekerd, bestond er ook geen voorlopige dekking - die was blijkens de mail van 28 augustus jl. aan Univé slechts voor twee weken afgegeven - en was er nooit premie betaald.
Door te handelen op voornoemde wijze en buiten de haar gegeven bevoegdheid heeft Nedasco jegens De Goudse wanprestatie gepleegd danwel onrechtmatig gehandeld.
Nedasco is voor de daardoor ontstane schade, zoals ook bepaald in artikel 11.1 van de
samenwerkingsovereenkomst, aansprakelijk.
Nedasco heeft De Goudse richting Grachtenroos BV wel gebonden. Dat brengt met zich mee dat wij de schade als gevolg van de brand daarom onder de polis in behandeling zullen nemen en in voorkomend geval ook tot een uitkering van de schade zullen moeten overgaan.
Onze schade bestaat derhalve uit de aan Grachtenroos BV uit te keren schade, (expertise)kosten en eventuele wettelijke rente.”
2.19.
De Goudse heeft bij de rechtbank Midden-Nederland een procedure aanhangig gemaakt tegen Nedasco ter vergoeding van de door haar (De Goudse) geleden schade. In deze procedure is nog geen vonnis gewezen.

3..Het geschil

3.1.
Nedasco vordert na wijziging van eis - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de eventuele aansprakelijkheid van Nedasco voor de schade als gevolg van de gestelde beroepsfout waarvoor zij aansprakelijk wordt gehouden door De Goudse in de aansprakelijkstelling van 30 maart 2020 is gedekt onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering én voor recht verklaart dat AIG met haar dekkingsweigering is tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst, op grond waarvan AIG gehouden is de door Nedasco geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
II. AIG veroordeelt om aan Nedasco te voldoen al hetgeen zij aan De Goudse zal moeten betalen in de bij de rechtbank Midden-Nederland aanhangige procedure tegen De Goudse en alle overige in het kader van het geschil tegen De Goudse door haar geleden en nog te lijden schade, voor zover deze kosten niet volledig worden vergoed in diezelfde procedure tegen De Goudse dan wel ingevolge onderdeel III;
III. AIG veroordeelt om aan Nedasco te betalen de geleden schade en de gemaakte (buitengerechtelijke) kosten van verweer in het geschil tegen De Goudse voor zover deze kosten niet volledig worden vergoed in de procedure tegen De Goudse, als ook AIG te veroordelen in de kosten van deze procedure, één en ander te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
AIG concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van Nedasco in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.

4..De beoordeling

4.1.
De bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Nederlandse recht staan tussen partijen niet ter discussie.
4.2.
In deze procedure staat de vraag centraal of AIG terecht geweigerd heeft dekking te verlenen onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering nadat Nedasco door haar volmachtgever De Goudse op 30 maart 2020 schriftelijk aansprakelijk is gesteld (zie 2.18). In dat kader is tussen partijen in geschil of sprake is van een bewuste volmachtoverschrijding als bedoeld in de uitsluitingsclausule VX191-004 (zie 2.3).
4.3.
Als uitgangspunt geldt dat AIG op grond van artikel 1 van de polisvoorwaarden (zie 2.3) gehouden is dekking te verlenen voor - kort samengevat - de aansprakelijkheid van Nedasco voor door derden geleden schade als gevolg van een aanspraak terzake van een fout. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een schriftelijke aanspraak van een derde - in dit geval van De Goudse - tot vergoeding van schade. Het is evenmin in geschil dat voldaan is aan het vereiste dat sprake is van een fout door een medewerker van Nedasco als bedoeld in artikel 2.4.1 van de polisvoorwaarden, zodat AIG in beginsel gehouden is dekking te verlenen voor de aanspraak van De Goudse.
4.4.
AIG heeft zich echter tegen de vorderingen van Nedasco verweerd door, zo begrijpt de rechtbank, een beroep te doen op de uitsluitingsclausule VX191-004, waarin is bepaald dat aansprakelijkheid verband houdende met of voortvloeiende uit (onder meer) een bewuste volmachtoverschrijding is uitgesloten van dekking. Dit betekent dat AIG, die een beroep doet op de uitsluitingsclausule, de bewijslast en in voorkomend geval het bewijsrisico draagt van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat zij niet gehouden is om dekking te verlenen omdat sprake is van een bewuste volmachtoverschrijding.
4.5.
AIG baseert haar afwijzende dekkingsstandpunt op de aansprakelijkstelling van De Goudse van 30 oktober 2020. Uit die aansprakelijkstelling volgt volgens AIG dat eventuele aansprakelijkheid van Nedasco jegens De Goudse betrekking heeft op een van dekking uitgesloten fout als gevolg van een bewuste volmachtoverschrijding.
4.6.
Nedasco betwist dit standpunt van AIG. Volgens Nedasco is geen sprake van een bewuste volmachtoverschrijding als bedoeld in de uitsluitingsclausule VX191-004, omdat (a) er geen sprake is van bewust handelen en (b) er geen sprake is van een volmachtoverschrijding. De vermeende fout is bovendien - al dan niet bewust - gemaakt door een medewerker en daarom gedekt op grond van artikel 3.3 van de polisvoorwaarden. Die bepaling (insluiting van de uitsluiting van opzet voor zover het gaat om ondergeschikten) is volgens Nedasco ook van toepassing op clausule VX191-004. Voorts geldt dat het beroep op de uitsluitingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, aldus Nedasco.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.8.
AIG baseert haar dekkingsstandpunt op de aansprakelijkstelling van De Goudse van 30 oktober 2020. Dat staat AIG in beginsel vrij. Zij mag haar standpunt omtrent (uitsluiting van) dekking baseren op de gronden waarop een derde haar verzekerde aansprakelijk houdt. Die gronden blijken in dit geval uit de aansprakelijkstelling van De Goudse. Gesteld noch gebleken is dat De Goudse Nedasco nog op andere gronden aansprakelijk houdt dan zoals geformuleerd in deze schriftelijke aanspraak. Anders dan Nedasco mogelijk meent, is AIG niet verplicht om (al dan niet onder voorbehoud) dekking te verlenen, kosten van verweer te vergoeden en pas een definitief standpunt in te nemen nadat duidelijk is of Nedasco daadwerkelijk aansprakelijk is.
4.9.
Daarmee rijst de vraag of AIG zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit deze schriftelijke aanspraak van De Goudse volgt dat deze betrekking heeft op een bewuste volmachtoverschrijding als bedoeld in de uitsluitingsclausule VX191-004.
4.10.
Allereerst is van belang hoe de term ‘bewuste volmachtoverschrijding’ in de op de polis van toepassing verklaarde uitsluitingsclausule moet worden uitgelegd. Voor deze uitlegvraag is het arrest van de Hoge Raad van 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793 (Chubb/Europoint) richtinggevend nu gesteld noch gebleken is dat over deze uitsluitingsclausule tussen partijen is onderhandeld. In dat geval is de uitleg met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polis als geheel en van de in voorkomend geval bij de verzekeringsvoorwaarden behorende toelichting, de gebruiken in de branche en de branchevoorwaarden op dit punt, alsook het beoogde doel en de functie van de verzekering, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (de zogenoemde geobjectiveerde Haviltex-norm).
4.11.
De rechtbank stelt vast dat het begrip ‘bewuste volmachtoverschrijding’ in de polisvoorwaarden niet is gedefinieerd. Naar normaal taalgebruik is een volmacht het geheel van instructies, richtlijnen en limieten waarbinnen een gevolmachtigde bevoegd is om namens de volmachtgever rechtshandelingen te verrichten. Het bewust overschrijden van de volmacht impliceert dat er bij de handelende persoon besef van de overschrijding van die volmacht moet zijn. Niet gebleken is van andere objectieve factoren om het begrip ‘bewuste volmachtoverschrijding’ uit te leggen.
4.12.
Om te bepalen of de schriftelijke aanspraak van De Goudse betrekking heeft op een ‘bewuste volmachtoverschrijding’ in de hiervoor bedoelde zin moeten de uitlatingen van De Goudse in haar schriftelijke aanspraak naar redelijkheid worden uitgelegd. Het is daarvoor niet bepalend of De Goudse exact de bewoordingen zoals geformuleerd in de uitsluitingsclausule heeft gebruikt. Voor De Goudse is het immers niet van belang of haar verwijt aan Nedasco al dan niet gekwalificeerd moet worden als een bewuste volmachtoverschrijding. Die kwalificatie is alleen van belang in de verhouding tussen de twee partijen bij de verzekeringsovereenkomst, dus Nedasco en AIG.
4.13.
Uit de aansprakelijkstelling volgt met zoveel worden dat De Goudse Nedasco verwijt dat één van haar medewerkers heeft gehandeld buiten de gegeven bevoegdheid en instructies door op 21 januari 2020 een definitieve polis voor Grachtenroos op te maken. De Goudse verwijst hierbij naar de tussen De Goudse en Nedasco gesloten samenwerkingsovereenkomst die specifiek gaat over de aan Nedasco verleende volmacht en de grenzen daarvan, in het bijzonder artikelen 18.2 en 20.1. Hieruit volgt dat de aansprakelijkstelling van De Goudse in redelijkheid niet anders kan worden begrepen dan in die zin dat Nedasco wordt verweten de aan haar verleende volmacht te hebben overschreden.
4.14.
Voor het antwoord op de vraag of deze volmachtoverschrijding volgens De Goudse ook bewust is geweest, geldt het volgende. De tekst van de aansprakelijkstelling moet worden begrepen in het licht van de e-mailberichten van Nedasco aan De Goudse van 21 en 28 januari 2020 (zie 2.14 en 2.15), waaruit volgt dat de betreffende medewerker van Nedasco zich heeft gerealiseerd dat de polis nog in de ‘wachtstand’ stond vanwege het niet uit laten voeren van de vereiste technische inspectie en dat de medewerker vervolgens heeft geprobeerd zijn fout te herstellen door de polis alsnog ‘door te drukken’ en met terugwerkende kracht vanaf 13 september 2019 een polisblad af te geven. Uit de eigen, naderhand gegeven, toelichting van de medewerker van Nedasco (zie 2.16) volgt dat hij ‘behoorlijk geschrokken was’ nadat hij zich realiseerde een fout te hebben gemaakt omdat de vereiste technische inspectie niet was uitgevoerd. Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan redelijkerwijs tot geen andere conclusie leiden dan dat de schriftelijke aanspraak van De Goudse betrekking heeft op een volmachtoverschrijding die bewust heeft plaatsgevonden. De desbetreffende medewerker is zich op het moment van handelen op 21 januari 2020 bewust geweest van de instructie van De Goudse, namelijk dat de polis onder voorbehoud van een technische inspectie was geaccepteerd en dat die inspectie (nog) niet was uitgevoerd. Niettemin heeft hij de polis alsnog opgemaakt en afgegeven. Dit impliceert een bewust handelen in strijd met de instructies van De Goudse.
4.15.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat AIG zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de schriftelijke aanspraak van De Goudse volgt dat deze betrekking heeft op een bewuste volmachtoverschrijding als bedoeld in de uitsluitingsclausule VX191-004.
4.16.
Nedasco heeft nog aangevoerd dat de uitsluitingsclausule AIG niet kan baten omdat het begrip ‘bewuste volmachtoverschrijding’ opzet impliceert en opzet van ondergeschikten - zoals de hiervoor bedoelde medewerker van Nedasco - op grond van artikel 3.3 van de polisvoorwaarden wel is gedekt. Dit betoog slaagt niet. Het volgende is daarvoor redengevend.
4.17.
De uitsluitingsclausule VX191-004 bevat gronden voor aansprakelijkheid van een verzekerde die van dekking zijn uitgesloten, ook al vloeien ze voort uit een in beginsel gedekte beroepsfout. Deze opsomming geldt als een aanvulling op de lijst met uitsluitingen zoals opgenomen in artikel 6 van de polisvoorwaarden, waaronder de uitsluiting in artikel 6.13 voor de aansprakelijkheid in verband met opzet. Op die opzetclausule in artikel 6.13 bevat artikel 3.3 een insluiting voor aansprakelijkheid in verband met opzet veroorzaakt door ondergeschikten. Anders dan Nedasco meent, kan uit de polis niet worden afgeleid dat die insluiting in artikel 3.3 ook betrekking heeft op de uitsluitingsclausule VX191-004 en evenmin dat artikel 3.3 een bredere strekking heeft dan alleen de algemene opzetclausule in artikel 6.13. De tekst van artikel 3.3 wijst juist op het tegendeel en andere relevante omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Daarbij moet worden bedacht dat het AIG vrij staat om te bedingen dat specifieke vormen van opzet in geen enkel geval gedekt zijn, ook niet als het gaat om opzettelijk veroorzaakte schade door ondergeschikten.
4.18.
Het voorgaande zou in een ander licht komen te staan als moet worden aangenomen dat De Goudse haar aanspraak heeft gewijzigd of uitgebreid, in die zin dat deze niet langer (alleen) betrekking heeft op handelen dat als bewuste volmachtoverschrijding moet worden beschouwd. Nedasco heeft hierover echter niets gesteld. Zij heeft bovendien de processtukken uit de bij de rechtbank Midden-Nederland aanhangige procedure tussen De Goudse en Nedasco niet willen overleggen, zodat dit ook daaruit niet kan worden afgeleid.
4.19.
Voor het antwoord op de vraag of het beroep van AIG op de uitsluitingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, geldt het volgende. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Nedasco stelt zich op het standpunt dat daarvan sprake is, omdat zij naar eigen zeggen mocht vertrouwen op een dekking en er sprake was van een niet of nauwelijks verwijtbare inschatting van Nedasco. Volgens Nedasco is de uitsluitingsclausule niet hiervoor geschreven. De rechtbank verwerpt dit standpunt. AIG heeft de vrijheid om te bepalen met wie en onder welke voorwaarden zij een verzekeringsovereenkomst wenst aan te gaan. Het stond AIG dan ook vrij om bewuste volmachtoverschrijdingen, ook van ondergeschikten, van dekking uit te sluiten. Niet valt in te zien dat het onaanvaardbaar zou zijn als AIG daarop vervolgens een beroep doet. Voor het overige hebben de in dit verband door Nedasco aangevoerde stellingen betrekking op de vraag of zij jegens De Goudse aansprakelijk is. Wat daar ook van zij, het antwoord op die vraag maakt niet dat een beroep op de uitsluitingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, ook niet als het gevolg daarvan is dat AIG de kosten van verweer van Nedasco in de procedure tegen De Goudse niet vergoedt. De onderhavige verzekering is immers geen rechtsbijstandsverzekering.
4.20.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat het beroep van AIG op de uitsluitingsclausule slaagt, zodat zij niet gehouden is tot het verlenen van dekking voor de aanspraak van De Goudse. De vorderingen van Nedasco zijn hiermee ongegrond. De vorderingen zullen worden afgewezen.
4.21.
Nedasco zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AIG worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat €
1.689,00(3 punten × tarief II à € 563)
Totaal € 3.765,00
4.22.
De vorderingen van AIG die zien op de wettelijke rente en de nakosten zullen worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Nedasco in de proceskosten, aan de zijde van AIG tot op heden begroot op € 3.765,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt Nedasco in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.
[3070/1980]