ECLI:NL:RBROT:2022:361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
C/10/611641 / HA ZA 21-54
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade door heiwerkzaamheden en het bewijs van causaal verband

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, hebben eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] schadevergoeding gevorderd van gedaagde [naam gedaagde] wegens schade aan hun woningen, die zij toeschrijven aan heiwerkzaamheden uitgevoerd door gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 5 januari 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 16 augustus 2021. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waarbij werd opgemerkt dat de eisers beiden eigenaar zijn van woningen die naast de woning van een derde partij liggen, waar de heiwerkzaamheden plaatsvonden. De rechtbank heeft verschillende rapporten van deskundigen, waaronder Krepidoma en Ifco, in overweging genomen. Krepidoma concludeerde dat de schade aan de woningen van eisers het gevolg was van de heitrillingen, terwijl Ifco betoogde dat er geen causaal verband was tussen de heiwerkzaamheden en de schade. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van Krepidoma onvoldoende onderbouwd waren en dat de conclusies van Ifco meer gewicht hadden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen causaal verband was aangetoond tussen de heiwerkzaamheden en de schade aan de woningen van eisers. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 7.740,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/611641 / HA ZA 21-54
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van

1..[naam eiser 1] ,

2.
[naam eiseres 1],
beiden wonende te [woonplaats eisers 1 ] ,
en
3.
[naam eiser 2],
4.
[naam eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers 2] ,
eisers,
advocaat mr. W.F. Schovers te Prinsenbeek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat mr. I.I.P. Cuijpers te 's-Hertogenbosch.
Eisers sub 1 en 2 zijn gehuwd en zullen hierna ‘ [naam eiser 1] ’ (enkelvoud) genoemd worden. Eisers sub 3 en 4 zijn eveneens gehuwd en zij zullen hier als ‘ [naam eiser 2] ’ (eveneens in enkelvoud) worden aangeduid. Gedaagde zal ‘ [naam gedaagde] ’ genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 januari 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de brief van de rechtbank van 8 april 2021, waarin partijen worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling,
  • de mondelinge behandeling van 16 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser 1] woont en is eigenaar van het pand aan de [adres 1] . [naam eiser 2] woont en is eigenaar van het pand aan de [adres 2] aldaar. Direct naast [naam eiser 2] , aan de [adres 3] , is de woning gelegen van [naam] . De drie woningen maken onderdeel uit van dezelfde rij woningen, waarbij de woning van [naam] op de hoek is gelegen.
2.2.
[naam gedaagde] is een bouw- en timmerbedrijf.
2.3.
In oktober 2016 heeft [naam] [naam gedaagde] opdracht gegeven om een aanbouw aan de woning aan de [adres 3] te realiseren. Ten behoeve daarvan zijn in opdracht van [naam gedaagde] op of omstreeks 28 november 2016 door een onderaannemer heiwerkzaamheden uitgevoerd.
2.4.
Daags na de heiwerkzaamheden heeft [naam eiser 2] [naam gedaagde] mondeling aansprakelijk gesteld voor de schade (scheurvorming) die aan de woning op [adres 2] door de heiwerkzaamheden zou zijn ontstaan.
2.5.
Bij e-mail van 30 november 2016 heeft [naam gedaagde] aan [naam eiser 2] , voor zover van belang, geschreven:
Via deze mail willen w[e] u meedelen dat wij aansprakelijk zijn voor schade door ons veroorzaakt als gevolg van de werkzaamheden van en rondom de aanbouw van [naam] .
Bijgevoegd een kopie van onze CAR-verzekering.
2.6.
Per e-mail van 2 november 2018 heeft [naam eiser 2] [naam gedaagde] schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de woning aan de [adres 2] . De daarop volgende dag, per e-mail van 3 november 2018, is [naam gedaagde] door [naam eiser 1] aansprakelijk gesteld voor schade aan de woning [adres 1] .
2.7.
Nadat eerder expertisebureau Van der Wal in november 2018 een verkennend onderzoek had verricht naar de scheurvorming in hun woningen, hebben [naam eiser 1] en [naam eiser 2] aan constructiebureau Krepidoma opdracht gegeven de staat van de woningen te onderzoeken. Krepidoma heeft op 11 oktober 2019 rapport uitgebracht. In het rapport staat onder meer:
(…)
2. Omschrijving van de schade
De schades betreffende de woning op nr.6 gaan vooral om lichte scheidingswanden t.p.v. 1e verdieping, waarbij deze door de heitrillingen zijn gaan scheuren, het gaat om de wanden tussen de slaapkamers en de wand tussen badkamer en trapgat, zie foto’s als bijlage, maar waarschijnlijk zijn meerdere wanden gescheurd omdat er nog behang etc. op zit, dit nader ter plaatse te onderzoeken door aannemer.
Alle lichte wanden zijn “los” gaan staan en zijn volledig doorgescheurd (in brokken gescheurd) en kunnen de wanden als het ware “er uit vallen”, zodoende zullen al deze wanden vervangen moeten worden met alle stuc- en tegelwerk, behang etc., ook zijn er ramen en deuren die zijn gaan klemmen wat voorheen nog niet zo was, ook deze problemen zullen opgelost moeten worden.
De schade op [adres 1] zijn scheuren in de aansluiting aanbouw/woning die tijdens het heien op [adres 3] zijn opgetreden, er is namelijk een hoekpaal van de aanbouw tijdens het heien na gaan zakken, tijdens het nazakken van de paal zijn scheuren in wanden opgetreden, zodoende zal hier ook de bestaande paalfundering weer in orde gebracht moeten gaan worden evenals de scheuren in de wanden en de vloer van de aanbouw.
Het is bekend dat er door het heien van palen schades kunnen ontstaan zoals hierboven is omschreven. De afstand van het heiwerk op [adres 2] t.o.v. de bestaande palen zijn zeer gering te noemen, de afstand van het heiwerk tot [adres 1] is ongeveer 21.5m, zie fragment voorblad, zie ook blad 4 en 5 van dit rapport.
Het bestaande blok woningen met aanbouwen wordt ingedeeld in categorie 2, en het type trillingsbron in categorie type 3, zie blad 4 van dit rapport.
Ook zijn er helaas geen trillingsmetingen en een 0-meting uitgevoerd, dit had wel gemoeten volgens de CAR verzekering van de aannemer.
Mw. [naam eiser 2] heeft haar gekregen via email d.d. 30-16-2016 van de aannemer, zie email op blad 3 van dit rapport.

3..Conclusie

Op nr.6 zullen alle lichte scheidingswanden vooral op de 1e verdieping (gasbeton) nagekeken moeten worden op scheurvorming, en indien dat zo is zullen deze in zijn geheel vervangen moeten worden, zie ook wand tussen slaapkamers foto's blad 8 t/m 11. Ook klemmen er deuren en ramen, deze zullen nagekeken moeten worden en het klemmen dient opgelost te worden. Ook zijn er vele naden ontstaan tussen verschillende materialen door de heitrillingen zoals aansluitingen van wanden en aansluitingen van kozijnen op wanden, ook deze naden aan te pakken.
Er zal door de aannemer goed gekeken moeten worden of er ergens meer scheuren en gebreken zijn die te maken hebben met de heitrillingen van [adres 3] dit dan gelijk op te lossen.
Op [adres 1] zal een nieuwe heipaal (stalen buispaal) aangebracht moeten worden (hoek linksachter) en de bestaande hoek wat op te vijzelen zodat deze weer op het oude peil hersteld wordt. De scheuren in het tegelwerk van de b.g. vloer dienen hersteld te worden en zo ook alle scheuren die zijn ontstaan in wanden, en de naden tussen verschillende materialen dienen weer hersteld te worden naar het oude. In het gevelmetselwerk zijn scheuren te zien door de verzakking van de fundering en deze dienen weer hersteld te worden, zoals ook de kitnaad (dilatatie) tussen aanbouw en woning.
Het metselwerk van de tuinmuur dient ook hersteld te worden in oorspronkelijke staat.
Er zal door de aannemer goed gekeken moeten worden of er ergens meer scheuren en gebreken zijn die te maken hebben met de heitrillingen op [adres 3] dit dan gelijk op te lossen.
(…)
2.8.
Naar aanleiding van het rapport van Krepidoma heeft [naam gedaagde] aan expertisebureau Ifco Funderingsexpertise B.V. (hierna: Ifco) opdracht gegeven om een mogelijk oorzakelijk verband tussen de gestelde heischades van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] en de verrichte heiwerkzaamheden te onderzoeken. In het door Ifco op 6 juli 2020 uitgebrachte rapport staat onder meer:
(…)
8
BEANTWOORDING VRAGEN.
Op grond van het uitgevoerde onderzoek, kunnen de gestelde vragen worden beantwoord:
a. Is het mogelijk dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het uitgevoerde heiwerk en de scheurvorming in de woning [adres 2] ?
A. Nee, de trillingshinder die door het heien van de kleine diameter stalen buispalen is veroorzaakt, moet zodanig gering zijn geweest dat alleen in de zone nabij de achtergevel - linkerzijgevel er sprake is van een iets verhoogd schaderisico (< 3%). Voor het overige deel van de woning, waar de schade wordt geclaimd (met name de trapopgang, scheidingswanden 1ste verdieping slaapkamers voorzijde van de woning), is de afstand tot het heiwerk te groot geweest en daarmee de trillingsamplitude te gering om schade te kunnen veroorzaken.
Het patroon van de scheuren in de scheidingswanden en de scheurwijdte zijn zodanig dat deze schade niet door trillingen kan zijn veroorzaakt.
De scheidingswanden op de eerste verdieping zijn relatief licht uitgevoerd. Dit betekent dat het dichtvallen van een deur danwel het dichtslaan van een deur als gevolg van bijv. tocht tot aanzienlijk hogere trillingen zal leiden dan de trillingen veroorzaakt door het heiwerk van de stalen buispalen (op ca. 7 à 8 m afstand).
Indien er een oorzakelijk verband zou zijn geweest tussen schade / scheurvorming in het pand [adres 2] en het heiwerk van de stalen buispalen, dan zou de schade / scheurvorming geconcentreerd aanwezig moeten zijn geweest ter plaatse van de hoek achtergevel – linker tussenwand. Naarmate de afstand tot deze hoek groter wordt, zou (de concentratie van) de scheurvorming af moeten nemen. Dit blijkt niet het geval te zijn. In de betreffende hoek is geen of nagenoeg geen scheurvorming waargenomen. De meeste scheurvorming bevindt zich in de trapgang en in de scheidingswanden van de slaapkamers op de eerste verdieping (aan de voorzijde van de woning).
b. Is het mogelijk dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen het uitgevoerde heiwerk en de verzakking van de aanbouw van woning [adres 1] ?
A. Nee, het is uitgesloten dat de trillingen van het heiwerk ter plaatse van [adres 3] enige invloed kunnen hebben gehad op (het draagvermogen van) de fundering onder de aanbouw van het pand [adres 1] . De afstand tussen het heiwerk en de aanbouw is veel te groot (> 20 m) waardoor de opgetreden trillingen ter plaatse van de aanbouw zeer gering moeten zijn geweest. Daar komt bij dat de aanbouw op palen is gefundeerd waardoor feitelijk geen beïnvloeding door trillingen (bijv. vermindering van het draagvermogen) kan plaats vinden.
Aan de hand van de beschikbare gegevens is aangetoond dat de fundering van de aanbouw niet reikt tot in of op de draagkrachtige zandlaag. Het verschil in type paalfundering (voetdraagvermogen prefabbeton palen versus “kleefpalen”) en het verschil in funderingsniveau is de oorzaak van de verzakking van de aanbouw (en de daarmee gepaard gaande scheurvorming).
(…)
2.9.
Onder verwijzing naar het rapport van Ifco heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam gedaagde] per e-mail van 24 juli 2020 aansprakelijkheid voor schade aan de woning van [naam eiser 1] afgewezen.
2.10.
Krepidoma heeft op 12 oktober 2020 een tweede rapport uitgebracht, waarin zij inhoudelijk heeft gereageerd op het rapport van Ifco. In reactie hierop heeft vervolgens ook Ifco, op 30 december 2020, een tweede rapport uitgebracht. Beide rapporten strekken tot handhaving van de eerder door hen getrokken conclusies.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. a. [naam gedaagde] wordt veroordeeld om aan [naam eiser 1] te betalen een bedrag van € 54.960,79,
b. [naam gedaagde] wordt veroordeeld om aan [naam eiser 2] te betalen een bedrag van € 94.380,--,
subsidiair:
c. de schade aan de woningen van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] wordt geschat op grond van artikel 6:97 BW,
meer subsidiair:
d. [naam gedaagde] wordt veroordeeld om aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] te voldoen de door hen geleden schade, nader op te maken bij staat,
II. [naam gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] aan Krepidoma betaalde bedrag van € 1.909,70, met dien verstande dat [naam gedaagde] aan [naam eiser 1] en [naam eiser 2] afzonderlijk een bedrag zal moeten betalen van € 954,85,
III. [naam gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten alsmede tot betaling van de wettelijke rente over de schadeposten vanaf de datum dat de schade aan de woningen is ingetreden,
IV. [naam gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten.
3.2.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] stellen dat er als gevolg van de heiwerkzaamheden op het adres [adres 3] schade aan hun woningen op [adres 1] en [adres 2] is ontstaan, ter onderbouwing waarvan zij verwijzen naar de rapporten van Krepidoma. De schade bij [naam eiser 1] op [adres 1] ziet op scheuren in de aansluiting van de aanbouw op de woning. De schade bij [naam eiser 2] op [adres 2] ziet met name op scheurvorming in de scheidingswanden op de eerste verdieping, te weten in de wanden tussen de slaapkamers en in de wand tussen de badkamer en het trapgat, waarbij alle lichte wanden los zijn gaan staan en in brokken zijn (door)gescheurd. Daarnaast zijn ramen en deuren gaan klemmen en zijn er vele naden ontstaan in aansluitingen van wanden en aansluitingen van kozijnen op wanden. De gevorderde bedragen zien op de kosten van herstelwerkzaamheden van € 54.960,79 voor [naam eiser 1] en € 94.380,- voor [naam eiser 2] alsmede een totaalbedrag van € 1.909,70 (ieder de helft) aan kosten voor Krepidoma.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, met hoofdelijke veroordeling van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] in de proceskosten met nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Onder verwijzing naar de slotconclusies van Ifco betwist [naam gedaagde] dat de gestelde schades aan de woningen het gevolg zijn van de verrichte heiwerkzaamheden.

4..De beoordeling

4.1.
Voorop gesteld wordt dat het antwoord op de vraag of de in november 2016 verrichte heiwerkzaamheden meerdere werkdagen in beslag hebben genomen (visie [naam eiser 2] en [naam eiser 1] ) of dat de werkzaamheden op één dag hebben plaatsgevonden (visie [naam gedaagde] ) in het midden kan worden gelaten, nu ter zitting is gebleken dat deze kwestie niet van wezenlijk belang is voor de kernvraag of de door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] gestelde schades al dan niet het gevolg zijn (geweest) van de in opdracht van [naam gedaagde] verrichte heiwerkzaamheden.
Het eerste rapport van Krepidoma
4.2.
Met betrekking tot de woning van [naam eiser 1] is volgens het eerste rapport van Krepidoma een hoekpaal van de aanbouw tijdens het heien gaan ‘nazakken’ waardoor scheurvorming in de muren en de vloer van de aanbouw is ontstaan.
4.3.
Krepidoma heeft echter niet duidelijk gemaakt waarop zij die conclusie heeft gebaseerd. Als enige toelichting op die door haar getrokken conclusie kan worden aangemerkt de vermelding in het rapport dat
‘het bekend is dat er door het heien van palen schades kunnen ontstaan’zoals die bij [naam eiser 1] zijn opgetreden, maar met een dergelijke algemene vermelding is nog niet aangetoond dat in dit concrete geval de verzakking van de funderingspaal daadwerkelijk het gevolg is geweest van de heiwerkzaamheden.
4.4.
Het hiervoor opgemerkte gaat in grote lijnen ook op voor de woning van [naam eiser 2] . Ook ten aanzien van de schade aan de woning van [naam eiser 2] heeft Krepidoma in haar eerste rapport niet duidelijk gemaakt waarop zij haar conclusie, dat de scheuren in de scheidingswanden op de eerste verdieping het gevolg zijn van de heitrillingen, heeft gebaseerd en ook hier geldt dat met de algemene vermelding dat
‘het bekend is dat er door het heien van palen schades kunnen ontstaan’nog niet is aangetoond dat in dit concrete geval de scheurvorming in de scheidingswanden, de klemmende ramen en deuren en de naden in de aansluitingen daadwerkelijk het gevolg zijn geweest van de in opdracht van [naam gedaagde] uitgevoerde heiwerkzaamheden.
Het eerste rapport van Ifco
4.5.
Ifco heeft in haar rapport van 6 juli 2020 (zie 2.8.) gereageerd op het rapport van Krepidoma. Ifco merkt, evenals de rechtbank hiervoor heeft gedaan, op dat de door Krepidoma in haar eerste rapport getrokken conclusies niet zijn onderbouwd.
4.6.
Ifco heeft er allereerst op gewezen dat, gezien de normaal verlopen kalendering en het bij het heiwerk gebruikte valblok van (slechts) 475 kg, het heiwerk als ‘licht’ gekwalificeerd moet worden en dat de toepassing van zeer slanke buispalen (een schachtdiameter van 168 mm en een voetplaatdiameter van 180 mm) betekent dat de heitrillingen beperkt moeten zijn geweest.
4.7.
Ifco merkt verder op dat er tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden geen trillingsmetingen zijn verricht en dat daardoor niet bekend is welke maximale trillingsamplituden er tijdens de heiwerkzaamheden zijn opgetreden. Volgens Ifco is het echter goed mogelijk om de trillingsamplituden nauwkeurig te berekenen middels een trillingsprognose. Doel van een dergelijke prognose is om op basis van de toepasselijke SBR-richtlijn vast te stellen binnen welke afstand de mate van trillingen dermate gering is dat de kans op het ontstaan van trillingsschade zodanig klein is dat deze verwaarloosbaar is en er dus geheid kan worden zonder schade aan naastgelegen/omringende panden te veroorzaken. Volgens Ifco heeft de ervaring geleerd dat bij conusweerstanden van gemiddeld 10 MPa de trillingshinder de opgestelde prognose(grafiek) in het algemeen goed volgt. Verder merkt Ifco in haar rapport op dat wanneer er trillingsschade ontstaat, dit in het algemeen cosmetische schade betreft en dat het ontstaan van constructieve trillingsschade is uitgesloten wanneer aan de bedoelde SBR-richtlijn wordt voldaan.
4.8.
Ifco heeft op basis van een door haar gemaakte trillingsprognose (aan de hand van de in het rapport opgenomen tabel IV), geconcludeerd dat op een afstand van 1,5 à 2,0 meter vanuit de geheide palen sprake is van een schaderisico van < 3% (welk schade-risico uitsluitend van toepassing is op de hoek achtergevel - linker tussengevel van de woning op [adres 2] ) en dat voor een grotere afstand (voor de rest van de woning op [adres 2] en voor de woning op [adres 1] ) een schaderisico is van < 1%, hetgeen volgens Ifco betekent dat het schaderisico verwaarloosbaar is.
4.9.
Specifiek ten aanzien van de woning van [naam eiser 2] op [adres 2] heeft Ifco erop gewezen dat, als de heitrillingen al schade hadden kunnen veroorzaken, deze gezien de afstand alleen had kunnen ontstaan ter plaatse van de hoek achtergevel - linker tussenwand. In die hoek is nagenoeg geen scheurvorming waargenomen, terwijl de afstand tot het heiwerk te groot is geweest om de schade bij de trapopgang en aan de scheidingswanden van de slaapkamers aan de voorzijde van de woning veroorzaakt te kunnen hebben. Daarnaast is het patroon en de wijdte van de scheuren zodanig dat deze volgens Ifco niet kunnen zijn veroorzaakt door trillingen.
4.10.
Met betrekking tot de woning van [naam eiser 1] op [adres 1] heeft Ifco geconcludeerd dat de aanbouw is gefundeerd op geschakelde houten palen met een lengte van 13 meter, wat volgens haar betekent dat de houten palen niet tot in de draagkrachtige (15 meter diep gelegen) zandlaag reiken en daardoor waarschijnlijk te weinig draagvermogen hebben, terwijl dat bij de prefabbeton palen onder het woonblok (17 tot 18 meter lang) wel het geval is. Volgens Ifco is het verschil in type paalfundering en het verschil in funderingsniveau de oorzaak van de verzakking van de aanbouw van de woning van [naam eiser 1] en van de daarmee gepaard gaande scheurvorming.
De nadere rapportages van Krepidoma en Ifco
4.11.
In het tweede rapport van Krepidoma wordt weliswaar een reactie gegeven op de bevindingen van Ifco, maar een expliciete onderbouwing van de eerder getrokken conclusies dat de schades in de woning van [naam eiser 1] en [naam eiser 2] zijn veroorzaakt door de heiwerkzaamheden, wordt ook in dit tweede rapport niet gegeven.
4.12.
Krepidoma is slechts summier ingegaan op de door Ifco gemaakte trillingsprognose. De rechtbank merkt daarbij op dat Krepidoma niet heeft betwist dat door middel van een trillingsprognose de mate van trillingen nauwkeurig kan worden berekend en dat bij conusweerstanden van gemiddeld 10 MPa de trillingshinder de opgestelde prognose(grafiek) in het algemeen goed volgt. Ook [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben dit ter zitting niet betwist.
4.13.
Krepidoma heeft in haar tweede rapport opgemerkt dat uit figuur 2 van het rapport van Ifco (bladzijde 2) blijkt dat er in de zandlaag onder de Van der Waalsstraat gemiddelde conusweerstanden zijn van 15 MPa (in plaats van de bij de prognosegrafiek te volgen 10 MPa) en dus 50% hoger zijn en dat dit wel degelijk effect heeft op de trillingen. Nog daargelaten dat Krepidoma met deze opmerking nog niet heeft onderbouwd dat de trillingen daarmee dermate heftig zijn geweest dat deze de schade aan beide woningen moet hebben veroorzaakt, heeft Ifco in haar tweede rapport deze door Krepidoma gemaakte opmerking gemotiveerd tegengesproken door erop te wijzen dat tussen de 16,0 meter en 17,0 meter NAP de gemiddelde conusweerstand maximaal 10 MPa (in figuur 2) dan wel 11 MPa (in figuur 3) is.
4.14.
Aan de opmerking van Krepidoma dat de heitrillingen (bij toepassing van bouwcategorie I) viermaal hoger zijn geweest dan de streefwaarde en dat ‘de kans op schade dus groot is’, moet als niet ter zake dienend althans als onvoldoende onderbouwd voorbij worden gegaan, aangezien deze opmerking niet is onderbouwd en door Ifco voor de trillingsberekeningen is uitgegaan van bouwcategorie II (
‘normaal’), waarbij eerder door Krepidoma zelf ook is aangegeven dat de woningen onder bouwcategorie II vallen.
4.15.
Ook voor de opmerking van Krepidoma dat het heiblok zwaarder moet zijn geweest dan het door Ifco vermelde gewicht van 475kg, geldt dat deze niet van enige feitelijke onderbouwing is voorzien en dus onvoldoende is om daaruit te concluderen dat de heitrillingen de opgetreden schades in de beide woningen hebben veroorzaakt.
Geen nulmeting voorafgaand aan de heiwerkzaamheden
4.16.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] hebben erop gewezen dat [naam gedaagde] voorafgaand aan de werkzaamheden geen onderzoek heeft verricht naar de bouwkundige staat van de woningen. Ook Krepidoma heeft in haar tweede rapport daarop gewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat geen ‘nulmeting’ heeft plaatsgevonden. Dat een nulmeting niet heeft plaatsgevonden, hoe ongelukkig ook, brengt echter niet mee dat de door [naam eiser 1] en [naam eiser 2] gestelde schades reeds daarom als een gevolg van de heiwerkzaamheden aan [naam gedaagde] moeten worden toegerekend.
Schade aan de woning op [adres 1] ( [naam eiser 1] ) een gevolg van de heiwerkzaamheden?
4.17.
Zoals hiervoor is overwogen, bevat het eerste rapport van Krepidoma onvoldoende onderbouwing voor de stelling van [naam eiser 1] dat de schade aan zijn woning het gevolg is van de heiwerkzaamheden. [naam eiser 1] heeft - gelet op hetgeen in 4.11. tot en met 4.15. is overwogen - met het overleggen van het tweede rapport van Krepidoma zijn stelling evenmin van de vereiste nadere onderbouwing voorzien. Ook bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is van de zijde van [naam eiser 1] geen nadere onderbouwing gegeven voor de stelling dat de scheurvorming in de aansluiting van de aanbouw op het woonblok het gevolg is van de door [naam gedaagde] uitgevoerde heiwerkzaamheden. Het had op de weg van [naam eiser 1] gelegen die onderbouwing wel te verschaffen, aangezien de rapportages van Ifco voldoende informatie bevatten dat de gestelde scheurvorming in de woning van [naam eiser 1] geen gevolg is van de uitgevoerde heiwerkzaamheden, maar van het toepassen van te korte funderingspalen onder de aanbouw van de woning van [naam eiser 1] . Namens [naam eiser 1] is ter zitting verklaard dat de funderingspalen onder de aanbouw aan zijn woning wel lang genoeg waren om tot in de zandlaag te geraken. Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar een opmerking in het tweede rapport van Krepidoma dat de funderingspalen onder de aanbouw niet 13,5 maar 15,5 meter lang zijn en in de zandlaag op 15,5 meter staan. Voor een onderbouwing van zijn stelling volstaat deze verwijzing door [naam eiser 1] echter niet. Krepidoma merkt uitsluitend op dat haar “bekend” is dat de funderingspalen 15,5 meter zouden zijn. Van enige onderbouwing heeft Krepidoma deze opmerking niet voorzien. Het had op de weg van [naam eiser 1] gelegen die stelling wel met documentatie te staven. Dit is voor de rechtbank voldoende om niet nadere op deze kwestie in te gaan. Overigens is [naam eiser 1] ook in het geval dat vast zou komen te staan dat de fundering van de aanbouw niét de oorzaak van de scheurvorming kan zijn geweest, er nog niet in geslaagd aan te tonen dat de uitgevoerde heiwerkzaamheden de schade aan zijn woning tot gevolg hebben gehad. Bij gebrek aan voldoende onderbouwing voor die stelling, gaat de rechtbank aan die stelling voorbij.
4.18.
Van de zijde van [naam eiser 1] is ter zitting voorgesteld om de deskundige van Krepidoma als getuige te horen. Niet duidelijk is echter gemaakt welke feitelijke stellingen van [naam eiser 1] door het doen horen van deze persoon als getuige bewezen zouden kunnen worden verklaard. Door de advocaat van [naam eiser 1] is ter zitting verklaard dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank om eventueel een (nieuwe) deskundige te benoemen. De rechtbank acht onvoldoende grond aanwezig een deskundige te benoemen om de oorzaak van de scheurvorming in de woning van [naam eiser 1] te onderzoeken. De reden daarvoor is dat de scheurvorming in de woning [naam eiser 1] zich bij de aanbouw van de woning heeft voorgedaan. [naam eiser 1] heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard de scheuren in de wanden op die plaats inmiddels te hebben laten herstellen en daarnaast inmiddels ook vier nieuwe funderingspalen onder de aanbouw van zijn woning te hebben laten heien. Tegen die achtergrond is het benoemen van een deskundige, die de feitelijke situatie niet meer kan onderzoeken, zinloos.
4.19.
Uit het voorgaande vloeit voort dat naar het oordeel van de rechtbank een causaal verband tussen de heiwerkzaamheden op het perceel [adres 3] en de schade aan de woning op [adres 1] niet is komen vast te staan. De vorderingen van [naam eiser 1] zullen daarom worden afgewezen.
Schade aan de woning op [adres 2] ( [naam eiser 2] ) een gevolg van de heiwerkzaamheden?
4.20.
De situatie van [naam eiser 2] verschilt van die van [naam eiser 1] omdat de woning van [naam eiser 2] direct náást de woning van [naam] op [adres 3] , waar de heiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden, is gelegen. Dit maakt het op zichzelf minder onwaarschijnlijk dat de door [naam eiser 2] gestelde schade aan de heiwerkzaamheden kunnen worden gerelateerd, maar dit neemt echter niet weg dat ook hier geldt dat [naam eiser 2] de stelplicht en bewijslast daarvan draagt en dat, gelet op hetgeen in overweging 4.4 en onder 4.11 tot en met 4.15 is overwogen, met het overleggen van de rapporten van Krepidoma de stelling, dat van een dergelijk oorzakelijk verband sprake is, niet van de vereiste nadere onderbouwing is voorzien.
4.21.
De rechtbank overweegt op dit punt nader het volgende. Wanneer men ervan uitgaat dat de heitrillingen dermate heftig zijn geweest dat deze gezien de korte afstand schade aan de woning van [naam eiser 2] zouden hebben kunnen veroorzaken, zou men in het algemeen mogen verwachten dat naar mate de afstand van het heiwerk tot de verschillende locaties in het huis van [naam eiser 2] toeneemt, de mate van scheurvorming in de scheidingswanden afneemt. Het schadebeeld in de woning van [naam eiser 2] laat echter juist een compleet tegenovergesteld beeld zien. Ifco heeft daaraan in haar eerste rapport aandacht besteed door er op te wijzen dat op de locatie in het huis die het dichtst bij het heiwerk was gelegen, namelijk de hoek achtergevel - linker tussenwand, nagenoeg géén scheurvorming in de muren is waargenomen, terwijl er wel scheurvorming is opgetreden in de verder van het heiwerk gelegen scheidingswanden tussen de slaapkamers aan de voorzijde van de woning en tussen de badkamer en het trapgat. Krepidoma is daarop in haar tweede rapport in het geheel niet ingegaan en ook ter zitting heeft (de advocaat van) [naam eiser 2] hier geen verklaring voor gegeven.
4.22.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden ook met betrekking tot de woning van [naam eiser 2] onvoldoende aanleiding om de opsteller van het rapport van Krepidoma als getuige te horen dan wel om een deskundige te benoemen om te rapporteren over de (mogelijke) schade aan de woning van [naam eiser 2] en de eventuele relatie tussen de verrichte heiwerkzaamheden en die schade.
4.23.
Naar het oordeel van de rechtbank is een causaal verband tussen de uitgevoerde heiwerkzaamheden en de schade aan de woning op [adres 2] evenmin komen vast te staan en daarom zullen de vorderingen van [naam eiser 2] eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.24.
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op € 4.200,00 aan griffierecht en € 3.540,00 (2 punten × tarief V van € 1.770,00) aan salaris advocaat, in totaal € 7.740,00.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 7.740,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [naam eiser 1] en [naam eiser 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Molenaar, rechter, bijgestaan door mr. P. Stehouwer, griffier. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
2438/3152