ECLI:NL:RBROT:2022:3644

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
9590243 \ CV EXPL 21-5384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en toewijzing van wettelijke rente en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Siemens Nederland N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Siemens vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 5.709,84, alsook wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had de gelegenheid gekregen om zijn verweer te onderbouwen, maar heeft dit nagelaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 maart 2022 was de gedaagde niet verschenen, en had hij geen bewijs van betaling overgelegd. Siemens had eerder een bedrag van € 1.228,95 verminderd van de vordering, omdat dit bedrag door de gedaagde was betaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij de overige facturen had betaald en dat de vordering van Siemens daarom toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9590243 \ CV EXPL 21-5384
uitspraak: 28 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Siemens Nederland N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Siemens” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 14 december 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van 20 januari 2022 van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
  • het vonnis van 17 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Siemens van 17 maart 2022 met productie 3.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022. Namens de gemachtigde van Siemens is [naam] verschenen. [gedaagde] is, zonder bericht, niet verschenen.

2..Het geschil

2.1.
Siemens heeft gesteld dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten om in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse beveiligingsdiensten te leveren (de doormelding naar de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond). Op grond hiervan heeft Siemens voor de jaren 2019, 2020 en 2021 en voor meerdere objecten van [gedaagde] diverse facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 5.709,84. [gedaagde] heeft deze facturen behouden en niet betaald.
2.2.
Siemens heeft in de dagvaarding op grond hiervan gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Siemens te betalen € 5.709,84 aan hoofdsom, € 571,70 aan wettelijke handelsrente tot en met 3 december 2021 en € 660,49 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom van € 5.709,84 vanaf 4 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Tevens heeft Siemens gevorderd [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Siemens haar eis met € 1.228,95 verminderd, omdat [gedaagde] dit bedrag op 23 maart 2022 heeft betaald.
2.4.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en zich op het standpunt gesteld dat hij alle facturen van Siemens heeft betaald.

3..De beoordeling

3.1.
[gedaagde] heeft op de rolzitting van 20 januari 2022 mondeling verweer gevoerd en gesteld dat hij de facturen betaald heeft. Hij is toen in de gelegenheid gesteld om voor de rolzitting van 17 februari 2022 zijn verweer op schrift te stellen en betalingsbewijzen van de door hem gestelde betalingen over te leggen. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Evenmin is [gedaagde] op de mondelinge behandeling van 31 maart 2022 verschenen. [gedaagde] heeft daarom niet onderbouwd dat hij de openstaande facturen ten bedrage van € 5.709,84 heeft betaald. Omdat [gedaagde] de vordering van Siemens verder niet heeft betwist, zal de door Siemens gevorderde hoofdsom ten bedrage van € 5.709,84 worden toegewezen.
3.2.
De buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW zijn als onbetwist en op de wet gegrond eveneens toewijsbaar. Siemens heeft tijdens de zitting echter gesteld dat [gedaagde] op 23 maart 2022 een bedrag van € 1.228,95 heeft betaald en zij op grond van artikel 6:44 lid 1 BW eerst de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en vervolgens de verschenen wettelijke handelsrente hiermee vermindert. Door deze eisvermindering is wat deze posten betreft nog toewijsbaar de gevorderde wettelijke handelsrente tot een bedrag van € 3,24 alsmede de (toekomstige) wettelijke handelsrente vanaf 4 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom, zodat [gedaagde] wordt veroordeeld om deze aan Siemens te betalen.
3.3.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Siemens tegen kwijting te betalen € 5.709,84 aan hoofdsom en € 3,24 aan wettelijke handelsrente, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over € 5.709,84 vanaf 4 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Siemens vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 107,01 aan dagvaardingskosten en € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten met een waarde van € 311,- per punt);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688