ECLI:NL:RBROT:2022:372

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
C/10/629379 / KG ZA 21-1027
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verdeling huwelijksgemeenschap en medewerking aan levering van onroerende zaak

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen twee partijen, de man en de vrouw, die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De rechtbank Rotterdam heeft op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeit uit een eerdere echtscheiding, waarbij de vrouw verzocht om medewerking aan de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de man. De man heeft de vrouw verzocht om mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning, die gezamenlijk eigendom is, en om documenten met betrekking tot een motorboot af te geven. De vrouw heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een verzoek om een nieuwe taxatie van de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat de vrouw moet meewerken aan de toedeling en levering van haar aandeel in de woning, onder bepaalde voorwaarden. Tevens is de vrouw veroordeeld tot het afgeven van documenten met betrekking tot de motorboot en zijn er dwangsommen opgelegd voor het geval zij niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn voor de vrouw, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/629379 / KG ZA 21-1027
Vonnis in kort geding van 18 januari 2022
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. F. van Schaik te Berkel en Rodenrijs,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.J.W. Govers te Zoetermeer.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 november 2021, met 11 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met 3 producties;
  • de aanvullende 2 producties van de man;
  • de mondelinge behandeling op 4 januari 2022;
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Ter zitting heeft de man een aanvullende productie overgelegd. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen de late indiening daarvan en verzocht de productie buiten beschouwing te laten. Dit verzoek wordt afgewezen, nu de productie beperkt van omvang is (1 pagina) en de vrouw voldoende in de gelegenheid is gesteld om daarop verweer te voeren. De aanvullende productie van de man maakt derhalve deel uit van het procesdossier.
Verder heeft de vrouw ter zitting haar vordering (onder II.) ten aanzien van de inboedelgoederen verminderd.
Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter op de voet van artikel 22 Rv de man verzocht de beslagstukken in het geding te brengen. Diezelfde dag heeft de advocaat van de man de beslagstukken doen toekomen aan de voorzieningenrechter en de vrouw.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 20 augustus 1996 zijn partijen in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk (ieder voor de helft) eigenaar van de woning gelegen aan het [adres] te Bergschenhoek (hierna: de woning).
2.3.
Bij beschikking van 16 juli 2019, gewezen onder zaak-/rekestnummers C/10/554377 / FA RK 18-5482 en C/10/559762 / FA RK 18-7896, heeft de familiekamer van deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Sindsdien hebben partijen voortgeprocedeerd over de (verdere) verdeling en partnerbijdrage. Dit heeft geleid tot de tussenbeschikkingen van 13 februari 2020 en 15 april 2021.
Op 30 september 2021 is de eindbeschikking gegeven. In de eindbeschikking heeft deze rechtbank (voor zover relevant):
  • zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de verzoeken van partijen ten aanzien van de appartementen gelegen in Kroatië;
  • de wijze van partiële verdeling van de gemeenschap gelast zoals weergegeven bij:
  • de beschikking van 16 juli 2019 onder r.o. 2.12.3 t/m 2.12.16,
  • de beschikking van 13 februari 2020 onder r.o. 2.2 t/m 2.2.4;
  • de beschikking van 15 april 2021 onder r.o. 2.2.1 t/m 2.2.14.
  • bepaald dat r.o. 2.12.3. van de op 16 juli 2019 gegeven beschikking wordt verbeterd, in die zin dat aan de boot een waarde wordt toegekend van € 5.000,00 (in plaats van € 2.500,00).
In de beschikking van 16 juli 2019 is, voor zover relevant, het volgende overwogen:
“(…)
2.12.3.
Partijen zijn het ten aanzien van de verdeling op de volgende punten eens:
- (…)
- de boot wordt aan de man toebedeeld onder verrekening van een waarde van € 2.500,-. De vrouw zal alle relevante bescheiden, waaronder het vaarbewijs, aan de man afgeven.
(…)
Woning
2.12.5.
De man verzoekt de voormalige echtelijke woning aan hem toe te delen. Hij denkt financieel in staat te zijn het aandeel van de vrouw in de woning van haar over te nemen.
2.12.6.
De vrouw maakt bezwaar tegen deze toedeling. Zij verwacht dat de woning meer zal opleveren bij verkoop aan een derde en verzoekt dit te bepalen.
2.12.7. (…)
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man de gelegenheid moet krijgen om te onderzoeken of hij de woning kan financieren. De rechtbank zal de man hiervoor een termijn van drie maanden geven te rekenen vanaf de datum van deze beschikking.
2.12.8.
Voor het taxeren van de woning, zal op de volgende wijze een makelaar worden aangewezen: de vrouw zal drie makelaars voorstellen aan de man waaruit de man een makelaar zal kiezen. Als de man niet in staat is de toedeling van de woning aan hem te financieren en/of het ontslag van de vrouw uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, dient de woning te worden verkocht.
Bij toedeling van de woning aan de man
2.12.9.
Als de waarde van de woning hoger is dan de hypothecaire schuld, nadat de aanspraken uit de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering daarop in mindering zijn gebracht, is sprake van overwaarde. De man zal in dat geval de helft van de overwaarde aan de vrouw voldoen.
(…)
Inboedel
(…)
2.12.16.
De rechtbank acht het belang van de man bij verdeling van de inboedelgoederen groter dan het belang dat de vrouw bij verkoop van die goederen heeft. Omdat de vrouw noch de man een gespecificeerde lijst in het geding heeft gebracht waaruit de omvang, samenstelling en waarde van de inboedel blijkt, zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van de man bepalen dat partijen de inboedelgoederen in onderling overleg verdelen.
(…)”
In de beschikking van 13 februari 2020 is, voor zover relevant, het volgende overwogen:
“(…)
De woning
2.2.2.
In de beschikking is de man in de gelegenheid gesteld gedurende drie maanden te onderzoeken of hij de voormalige echtelijke woning (de woning) kan financieren. (…)
2.2.3.
Uit de door de vrouw bij brief van 9 september 2019 in het geding gebrachte taxatie blijkt dat de woning op 21 augustus 2019 is getaxeerd door 3B Makelaardij B.V. gevestigd te Bergschenhoek (hierna: de makelaar) voor een bedrag van € 290.000,-. De vrouw heeft daarnaast een e-mail van de advocaat van de man van 19 augustus 2019 aan de makelaar overgelegd waarin staat dat behoefte is aan “een reële taxatie”. Volgens de vrouw gaat van dit laatste een sturende werking uit waardoor de taxatie niet als onafhankelijk kan worden beschouwd. Volgens de vrouw kan dit ook uit de taxatiewaarde worden afgeleid, gegeven een eerdere taxatie van 18 december 2018 waarbij de waarde van de woning op € 295.000,- werd bepaald en in aanmerking nemende dat woningen in zijn algemeenheid alleen maar in waarde zijn gestegen. Zij verzoekt primair te bepalen dat de woning aan een derde zal worden verkocht en subsidiair deze aan de man toe te delen voor een bedrag van
€ 295.000,-.
2.2.4.
De rechtbank stelt vast dat in de beschikking van 16 juli 2019 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud over de waardebepaling van de woning is beslist. De rechter is hieraan, in beginsel, in de verdere loop van het geding gebonden. Alleen als deze beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke misslag, is de rechter bevoegd om, nadat partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten, deze beslissing te heroverwegen. Uit de stellingen van de vrouw volgt niet dat deze situatie hier aan de orde is. De nadere verzoeken van de vrouw als hiervoor vermeld worden daarom afgewezen.
(…)”
2.4.
Op 24 december 2019 heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam de vrouw verlof verleend om conservatoir beslag te doen leggen op onder meer de onverdeelde helft van de woning die aan de man in eigendom toebehoort. De vordering van de vrouw op de man is daarbij begroot op € 630.000,00 inclusief rente en kosten. Op 7 januari 2020 heeft de vrouw het beslag laten leggen.
2.5.
Bij dagvaarding van 14 oktober 2020 heeft de vrouw bij de voorzieningenrechter te Rotterdam gevorderd de man te gebieden mee te werken aan het verstrekken van een neutrale taxatieopdracht met betrekking tot de woning. Bij vonnis van 2 december 2020 is die vordering afgewezen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten (ad
€ 1.284,00).
2.6.
Bij verzoekschrift van 21 december 2021 heeft de vrouw bij het gerechtshof
Den Haag hoger beroep ingesteld tegen de eindbeschikking van 30 september 2021 en de tussenbeschikkingen van 16 juli 2019, 13 februari 2020 en 15 april 2021. Geen van de in haar appelschrift opgenomen grieven is gericht tegen de beslissingen betreffende de (waarde van de) woning.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen mede te werken aan de toedeling en levering aan de man van de onroerende zaak [adres] te Bergschenhoek, kadastraal Bergschenhoek sectie [sectie] nummer [nummer] , onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit het hoofdelijk schuldverband van de op dit pand rustende hypotheekschuld aan de ABN AMRO-bank / Florius, en tegen gelijktijdige betaling door de man aan de vrouw van de somma van € 32.305,32, alsmede zorg te dragen voor doorhaling van het gelegde conservatoire beslag en hiertoe op eerste verzoek van de instrumenterende notaris te zijnen kantore te verschijnen en mee te werken aan het verlijden van de hiervoor benodigde aktes overeenkomstig de instructie van de betreffende notaris;
II. de vrouw te veroordelen binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis aan de man af te geven alle documenten behorende bij de zich in Kroatië bevindende motorboot en de sleutels van deze motorboot, alsmede het vaarbewijs van de vrouw;
III. de veroordeling onder I. te versterken met een dwangsom;
IV. de veroordeling onder II. te versterken met een dwangsom;
alles met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure en vermeerderd met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf 10 dagen na vonnisdatum alsmede met de nakosten volgens het liquidatietarief, indien en voor zover de vrouw de proceskosten niet uiterlijk binnen 10 dagen na het te wijzen vonnis zal hebben betaald.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
De vrouw vordert – na eisvermindering ter zitting – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te gebieden om mee te werken aan het verstrekken van een neutrale taxatieopdracht aan 3B Makelaardij en in dat kader de man te veroordelen om:
- binnen uiterlijk 3 werkdagen na de betekening van het te wijzen vonnis aan de man, aan 3B Makelaardij een e-mail te sturen, met cc aan de advocaat van de vrouw (info@bosvanderburg.nl), waarin uitsluitend de navolgende tekst staat:
'Geachte heer, mevrouw,
Graag verzoek ik u de woning gelegen aan de [adres] te Bergschenhoek opnieuw te taxeren en mij en de advocaat van de mede-eigenaresse mevrouw [persoon B] , meegenomen in de cc, per e-mail het taxatierapport toe te sturen.
Met vriendelijke groet,
[persoon A] ';
  • alle medewerking te verlenen die nodig is voor het op neutrale wijze laten verrichten van de taxatie, waaronder in ieder geval dient te worden verstaan de taxateur toegang geven tot de woning en ervoor zorgen dat de woning taxatiewaardig / opgeruimd is;
  • de man te verbieden om direct of indirect, persoonlijk of via derden, enige invloed uit te oefenen op de taxateur, in wat voor vorm of hoedanigheid of taal dan ook;
  • en voor elk van deze punten te bepalen dat de man aan de vrouw dient te betalen een dwangsom groot € 500,00 per dag of per keer dat hij in gebreke blijft aan de hiervoor genoemde verplichtingen te voldoen, en de man te veroordelen de taxatiekosten geheel te betalen;
  • en, voor zover de man binnen 3 maanden na de ontvangst van het taxatierapport (financieel) niet in staat blijkt de woning van de vrouw over te nemen:
partijen te gebieden tot onmiddellijke verkoop van de woning over te gaan via 3B Makelaardij en daarbij te bepalen dat de overwaarde, gebaseerd op de hypotheek en de waarde van de levensverzekering per peildatum, na aftrek van de met de verkoop gemoeide kosten, bij helfte dient te worden verdeeld, althans te beslissen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
II. de man te veroordelen om, binnen uiterlijk zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de man, aan de vrouw op zijn kosten in propere en schone staat ter hand te stellen de navolgende inboedelgoederen:
  • Bankstel 2 + 3 persoons
  • Boxpring 2 persoons incl. matrassen
  • TV
  • Lounge set tuin (2x fauteuil, 1 bank inclusief kussens)
  • Openhaardtafel tuin
  • Terrasverwarming
  • Computer
  • Wasmachine
  • Droger
  • Pannenset
  • Luxe bestekset
  • Eethoek + 6 stoelen
zulks op straffe van een dwangsom, althans de man te veroordelen uit hoofde van overbedeling een geldbedrag aan de vrouw ineens te voldoen van € 5.000,00;
EN, zowel in conventie als in reconventie, de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw, bestaande uit € 306,00 salaris advocaat (eigen bijdrage toevoeging) en het griffierecht, althans hooguit de proceskosten te compenseren, in dier voege, dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen is door deze rechtbank bij eindbeschikking van 30 september 2021 (voor een deel) vastgesteld, waarbij is verwezen naar al eerder genomen bindende eindbeslissingen in de tussenbeschikkingen van 16 juli 2019, 13 februari 2020 en 15 april 2021. Dat de man volgens de vrouw te lang heeft stilgezeten om de verdeling te bewerkstelligen, is dan ook onjuist. Dat klemt te meer nu de man heeft gesteld dat hij kort na de eerste tussenbeschikking een hypotheekofferte had opgevraagd maar dat de vrouw niet mee wilde werken aan de overdracht van haar aandeel in de woning aan hem, wat de vrouw onweersproken heeft gelaten. Gelet daarop en op het algemene uitgangspunt dat van de man in redelijkheid niet kan worden gevergd om in een onverdeelde gemeenschap te blijven zitten, in de situatie dat door de rechter al verdeeld is, is het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen voldoende gegeven.
5.2.
Dat er een hoger beroep aanhangig is ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap doet aan het voorgaande niet af en maakt niet dat deze zaak zich niet leent voor een kort geding. De beschikking van 30 september 2021 is immers uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Daar komt nog bij dat geen van de in het appelschrift van de vrouw opgenomen grieven is gericht tegen de beslissingen betreffende de (waarde van de) woning.
De woning
5.3.
De vrouw is het niet eens met de taxatiewaarde van € 290.000,00 die de man wil hanteren in het kader van de toedeling van de woning. De taxatie heeft volgens haar plaatsgevonden onder beïnvloeding van de taxateur door de man en bovendien is het taxatierapport van augustus 2019 niet meer actueel. De vrouw vordert in voorwaardelijke reconventie dat 3B Makelaardij een nieuwe taxatie uitvoert. Zij gaat uit van een waarde van minstens € 400.000,00.
5.4.
Vaststaat dat 3B Makelaardij na de tussenbeschikking van 16 juli 2019 in opdracht van partijen een taxatie heeft uitgevoerd en de waarde van de woning heeft bepaald op
€ 290.000,00. De vrouw was het niet eens met die waarde en heeft dat in de verdelingsprocedure aan de orde gesteld. In de tussenbeschikking van 13 februari 2020 heeft de rechtbank in r.o. 2.2.2. t/m 2.2.4. de bezwaren van de vrouw verworpen en geoordeeld dat de in de tussenbeschikking van 16 juli 2019 omschreven waardebepaling van de woning bindend is. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat de rechtbank van oordeel is dat de taxatie deugdelijk en conform de tussenbeschikking van 16 juli 2019 heeft plaatsgevonden. Daarmee staat de taxatiewaarde van de woning ad € 290.000,00 tussen partijen vast.
5.5.
Dat de man het aandeel van de vrouw in de woning nog niet heeft overgenomen, kan hem niet worden verweten. Het was immers de vrouw die, zoals al overwogen in 5.1., het niet eens was met de taxatiewaarde en daarom weigerde medewerking te verlenen aan de overdracht. Overigens was de in de tussenbeschikking van 16 juli 2019 gegeven termijn van drie maanden (vanaf de datum van de beschikking) enkel bedoeld om de man in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of hij de woning kon financieren, wat hij ook heeft gedaan. Een termijn waarbinnen de levering van de woning dient plaats te vinden, is niet bepaald.
5.6.
De door de man gevorderde medewerking van de vrouw aan toedeling en levering van haar aandeel in de woning aan de man wordt dan ook toegewezen.
5.7.
Wat betreft het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen, wordt uitgegaan van de berekening van de man in randnummers 24. t/m 30. van de dagvaarding, zijnde het bedrag van € 32.305,32. Anders dan de vrouw meent, kan de man op grond van de eindbeschikking van 21 september 2021 de woningwaarde verrekenen met andere zaken die behoren tot de gemeenschap. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het spaardeel van de levensverzekering en de bankrekeningen. De waarde van de kapsalon, de boot en de auto’s (Audi en Opel) is door de rechtbank vastgesteld. Ten aanzien van de schuld van partijen aan hun zoon heeft de rechtbank in r.o. 2.2.5. van de beschikking van 15 april 2021 bepaald dat de man in de interne verhouding met de vrouw zal zorgdragen voor aflossing van die schuld, waarbij hij de helft van de schuld met de vrouw kan verrekenen in het kader van de verdeling van de gemeenschap. De wijze van verdeling is vervolgens vastgelegd in de eindbeschikking van 30 september 2021 die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zodat de man bevoegd is om die beschikking jegens de vrouw ten uitvoer te leggen, ongeacht het hoger beroep dat daartegen loopt waarin specifiek gegriefd is tegen de beslissing over die schuld. Ten slotte staat vast dat de man van de vrouw € 1.284,00 aan proceskosten te vorderen heeft op grond van het vonnis in kort geding van 2 december 2020.
5.8.
Dat betekent dat de vrouw wordt veroordeeld om, na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de toedeling en levering van haar aandeel in de woning (zijnde de onverdeelde helft) aan de man, onder de voorwaarden van gelijktijdig ontslag van de vrouw uit het hoofdelijk schuldverband van de op de woning rustende hypotheekschuld en van gelijktijdige betaling van € 32.305,32 door de man aan de vrouw. De man moet daar wel voortvarend mee aan de slag gaan, reden waarom in de beslissing een termijn wordt opgenomen om een en ander te bewerkstelligen.
5.9.
Gezien de onwillige houding van de vrouw, is het opleggen van een dwangsom geïndiceerd. De dwangsom wordt beperkt zoals hierna vermeld.
5.10.
De gevorderde medewerking aan het doorhalen van het conservatoir beslag wordt afgewezen. Het beslag is gelegd ten laste van de man, dus op de onverdeelde helft van de woning die eigendom is van de man. Gesteld noch aannemelijk is dat dit beslag in de weg staat aan levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man onder gelijktijdig ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Daarmee ontbreekt het (spoedeisend) belang van de man bij dit gedeelte van de vordering.
Afgifte documenten
5.11.
In r.o. 2.12.3. van de beschikking van 16 juli 2019 is bepaald dat de boot aan de man wordt toebedeeld en dat de vrouw alle relevante bescheiden, waaronder het vaarbewijs, aan de man dient af te geven. Op grond daarvan ligt de gevorderde afgifte van documenten, de sleutels en het vaarbewijs met betrekking tot de boot voor toewijzing gereed. Aan de man wordt daartoe een termijn gegeven van drie dagen na betekening van dit vonnis.
5.12.
De medegevorderde dwangsom wordt beperkt zoals hierna vermeld.
Proceskosten
5.13.
Het standpunt van de vrouw dat de taxatiewaarde van de woning niet klopt en de man bij de verdeling van de woning niet mag verrekenen met andere posten uit de huwelijksgemeenschap, is door de rechtbank in haar tussenbeschikkingen en de eindbeschikking besproken. Dat heeft niet geleid tot een nieuwe, andersluidende, beslissing. Ook een andere poging van de vrouw om tot een nieuw taxatierapport te komen, is bij vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank bij vonnis van 2 december 2020 afgewezen. Doordat de vrouw, desondanks, volhardt in haar standpunt en blijft weigeren om mee te werken aan de verdeling zoals die door de rechtbank is gelast, is de man genoodzaakt geweest om de onderhavige procedure aanhangig te maken. Daarmee heeft de vrouw de man onnodig op kosten gejaagd. In die omstandigheid ziet de voorzieningenrechter aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt om de proceskosten tussen ex-echtelieden te compenseren en de vrouw als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van de procedure.
5.14.
De kosten aan de zijde van de man worden begroot op:
- betekening oproeping € 119,21
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.444,21
5.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6..De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
In conventie is geoordeeld dat de zaak zich leent voor een kort geding en dat de man voldoende spoedeisend belang heeft zijn vorderingen. Daarmee is de voorwaarde voor het instellen van de vordering in reconventie vervuld.
6.2.
De hiervoor in r.o. 5.4. verwoorde beslissing in conventie brengt met zich dat er geen grond is voor toewijzing van de vordering onder I., die vordering wordt afgewezen.
6.3.
Ten aanzien van de vordering onder II. heeft de man ter zitting verklaard bereid te zijn de door de vrouw (na eisvermindering) gestelde inboedelgoederen ter hand te stellen aan de vrouw. Gelet daarop wordt de vordering onder II. toegewezen.
6.4.
De medegevorderde dwangsom wordt beperkt zoals hierna te melden.
6.5.
Nu nergens uit blijkt dat een van partijen zich na de eindbeschikking tot de ander heeft gewend om (in onderling overleg) tot een verdeling van de inboedel te komen, worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw om, na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de toedeling en levering aan de man van haar aandeel in de woning gelegen aan het [adres] te Bergschenhoek, kadastraal Bergschenhoek sectie [sectie] nummer [nummer] , onder de voorwaarde dat de man binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis en gelijktijdig met de hiervoor bedoelde toedeling en levering de vrouw doet ontslaan uit het hoofdelijk schuldverband van de op de woning rustende hypotheekschuld aan de ABN AMRO-bank / Florius en onder de voorwaarde van gelijktijdige betaling van € 32.305,32 door de man aan de vrouw;
7.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 35.000,00 is bereikt;
7.3.
veroordeelt de vrouw om, binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, alle documenten behorende bij de zich in Kroatië bevindende motorboot en de sleutels van deze motorboot alsmede het vaarbewijs af te geven aan de man;
7.4.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
7.5.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 1.444,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.6.
veroordeelt de vrouw in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.9.
veroordeelt de man om, binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, aan de vrouw op zijn kosten in propere en schone staat ter hand te stellen de navolgende inboedelgoederen:
  • Bankstel 2 + 3 persoons
  • Boxpring 2 persoons incl. matrassen
  • TV
  • Lounge set tuin (2x fauteuil, 1 bank inclusief kussens)
  • Openhaardtafel tuin
  • Terrasverwarming
  • Computer
  • Wasmachine
  • Droger
  • Pannenset
  • Luxe bestekset
  • Eethoek + 6 stoelen;
7.10.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 7.9. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
7.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.12.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022.2091 / 2009