ECLI:NL:RBROT:2022:3722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/10/623221 / HA ZA 21-700
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot beperkte kennisneming van een overeenkomst wegens bescherming van bedrijfsgeheimen in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een incident tot beperkte kennisneming van een overeenkomst tussen HGK Dry Shipping en een derde partij, ter bescherming van bedrijfsgeheimen. De rechtbank oordeelde dat de informatie in de overeenkomst bedrijfsgeheimen bevatte en dat de incidentele vordering tot beperkte kennisneming werd toegewezen. Dit houdt in dat alleen de advocaten van de verweerders inzage in de overeenkomst mogen hebben, met de verplichting tot geheimhouding. De rechtbank benadrukte dat de procesbelangen van de verweerders niet geschaad mogen worden en dat zij zich op niet-geheime informatie uit de overeenkomst mogen beroepen in de renvooiprocedure. Tevens werd bepaald dat de advocaat van HGK Dry Shipping twee versies van de overeenkomst moet overleggen: een gecensureerde en een niet-gecensureerde versie. De rechtbank heeft ook de procedure rondom de aansprakelijkheid in het kader van een aanvaring tussen het binnenschip 'Herkules XII' en een koppelverband van andere schepen besproken, waarbij de aansprakelijkheid van de betrokken partijen aan de orde kwam. De rechtbank heeft de kosten van het incident gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623221 / HA ZA 21-700
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Duits recht
HGK DRY SHIPPING GMBH
gevestigd te Duisburg, Duitsland,
eiseres in het incident tot geheimhouding,
2. de rechtspersoon naar Luxemburgs recht
HGK PUSHBARGING LUX S.A.R.L.
gevestigd te Wasserbillig, Luxemburg,
3. de rechtspersoon naar Duits recht
ESA EUROSHIP GMBH & CO KG UNDERWRITING FOR SHIPPING
gevestigd te Bad Friedrichshall, Duitsland,
4. de rechtspersoon naar Duits recht,
ALLIANZ VERSICHERUNGS-AG
gevestigd te München, Duitsland,
5. de rechtspersoon naar Duits recht
HDI GLOBAL SE
gevestigd te Hannover, Duitsland,
eiseressen in renvooi,
advocaat mr. D.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
tegen

1..DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN WIJLEN [naam erflater] ,

de erflater, voorheen wonende te [woonplaats erflater] ,
2.
[naam verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerders in het incident tot geheimhouding en in renvooi,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam.
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMALS BOUWGRONDSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Herten,
verweerster in incident tot geheimhouding en in de renvooiprocedure,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam.
Eiseres in het incident wordt hierna HGK Dry Shipping genoemd. De overige eiseressen in renvooi worden HGK Pushbarging, ESA Euroship, Allianz, HDI en (gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud) HGK c.s. genoemd.
Verweerders sub 1 en 2 worden hierna [naam erflater] , [naam verweerder] en (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) [verweerders] genoemd.
Verweerster sub 3 wordt hierna Smals genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van voortzetting verificatievergadering gehouden op 29 juli 2021, op grond waarvan Imperial Shipping Services GmbH, Imperial Pushbarging Lux S.a.r.l. en Esa Euroship GmbH & Co. KG als eiseressen en [verweerders] en Smals als verweerders naar renvooi zijn verwezen tegen de roldatum 4 augustus 2021;
  • de brief van mr. Blussé van Oud-Alblas van 3 augustus 2021, waarin onder meer de identiteit van de erfgenamen van [naam erflater] is toegelicht, met vier bijlagen;
  • de conclusie van eis in incident strekkende tot niet-ontvankelijkheid, tevens houdende conclusie van eis in incident bescherming bedrijfsgeheim (art. 22a lid 3 Rv), tevens houdende conclusie van eis tot verificatie van 29 september 2021 van HGK c.s., met producties;
  • de brief van mr. Van Bemmel van 28 september 2021, met als bijlage een ter griffie te deponeren overeenkomst met het verzoek deze overeenkomst (als productie E8) toe te voegen aan het procesdossier en de inzage te beperken tot (naast de rechtbank) de betrokken advocaten, te weten mrs. Blussé van Oud-Alblas, Baart en Van de Velde;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten van [verweerders] , met een productie;
  • de conclusie van antwoord in de incidenten van Smals;
  • de mededeling van de rechtbank per e-mail van 19 november 2021 dat in het incident strekkende tot niet-ontvankelijkheid naar de rol zal worden verwezen voor mondelinge behandeling en in het onderhavige incident de zaak naar de rol zal worden verwezen voor vonnis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in dit incident.

2..De feiten in het incident

De rechtbank neemt in het incident de volgende feiten tot uitgangspunt.
2.1.
HGK Dry Shipping droeg tot 28 september 2020 de statutaire naam Imperial Shipping Services GmbH. HGK Dry Shipping is eigenares van het binnenschip de “Herkules XII”.
2.2.
Tussen HGK Dry Shipping en staalproducent Hüttenwerke Krupp Mannesmann GmbH (hierna: HKM) bestaat een bevrachtingsovereenkomst op grond waarvan HGK Dry Shipping verplicht is tot bevoorrading van de industrie in Huckingen (hierna: de overeenkomst).
2.3.
HGK Pushbarging droeg tot 13 oktober 2020 de statutaire naam Imperial Pushbarging Lux S.a.r.l.. HGK Pushbarging is de rompbevrachter van de “Herkules XII”.
2.4.
ESA Euroship dan wel Esa Euroship GmbH & Co. KG vertegenwoordigt de risicodragende leidende verzekeraar onder de cascopolis van de “Herkules XII”.
2.5.
[verweerders] zijn gezamenlijk eigenaar van het binnenschip “ [naam schip] ”. De “ [naam schip] ” voer ten tijde van de hierna te bespreken aanvaring gekoppeld met de vrachtduwbak “ [naam vrachtduwbak] ” als koppelverband. De “ [naam vrachtduwbak] ” is eigendom van Smals.
2.6.
Op 8 januari 2019 heeft een aanvaring plaatsgevonden tussen het koppelverband “ [naam schip] ”/“ [naam vrachtduwbak] ” en de “Herkules XII”.
2.7.
Bij verzoekschrift van 3 maart 2020 heeft [verweerders] verzocht tot beperking van aansprakelijkheid op grond van artikel 1 lid 3 CLNI en artikel 8:1060 BW.
Bij verzoekschrift van 24 maart 2020 - het ‘aanhaakverzoek’ - heeft Smals verzocht te bepalen dat het door [verweerders] te stellen zakenfonds tevens geldt ter beperking van de aansprakelijkheid van Smals en tot voeging bij de door [verweerders] ingeleide beperkingsprocedure ter zake van de “ [naam schip] ”.
2.8.
Bij beschikking van 18 juni 2020 in de zaak met nummer C/10/592695 / HA RK 20-225 heeft de rechtbank het verzoek van [verweerders] toegewezen. Daarbij is onder meer beslist dat het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van [verweerders] voorshands is beperkt en het bedrag waarvoor [verweerders] een zakenfonds diende te stellen SDR 869.683,95 bedraagt (naar de koers van de dag van het stellen van het fonds om te rekenen in euro’s).
2.9.
Bij afzonderlijke beschikking van 18 juni 2020 in de zaak met nummer C/10/593867 / HA RK 20-284 heeft de rechtbank het aanhaakverzoek van Smals toegewezen. In die beschikking heeft de rechtbank, voor zover relevant, de voeging bevolen van de door Smals ingeleide procedure met de door [verweerders] ingeleide procedure, het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van Smals voorshands is beperkt bepaald overeenkomstig het bedrag genoemd in de beschikking op het verzoek van [verweerders] en verklaard dat het door [verweerders] gestelde beperkingsfonds mede strekt ter beperking van aansprakelijkheid van Smals ter zake van de aanvaring.
2.10.
[verweerders] heeft op 3 augustus 2020 voldaan aan het bevel van de rechtbank om het zakenfonds te stellen. Smals heeft op 4 augustus 2020 een bedrag van € 7.500,00 in het gestelde zakenfonds gestort ter bestrijding van de kosten van - kort gezegd - de afwikkeling van het aanhaakverzoek.
2.11.
HGK Dry Shipping, HGK Pushbarging en ESA Euroship dan wel Esa Euroship GmbH & Co. KG zijn belanghebbenden in de beperkingsprocedure die door [verweerders] is ingeleid en waarbij Smals is aangehaakt.

3..De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
HGK c.s. vordert om bij vonnis in renvooi, mede wegens art. 642x lid 2 Rv uitvoerbaar bij voorraad te verklaren:
I. voor recht te verklaren dat [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals hoofdelijk, althans [naam erflater] dan wel [naam verweerder] dan wel Smals, aansprakelijk zijn voor de schade geleden ten gevolge van de aanvaring met d/b “Herkules XII” d.d. 8 januari 2019;
II.a voor recht te verklaren dat de schadevergoedingsverplichting van [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals hoofdelijk, althans van [naam erflater] dan wel [naam verweerder] dan wel Smals, zich uitstrekt tot vergoeding van de door HGK Dry Shipping gevorderde bedrijfsschade;
II.b de door HGK Dry Shipping geleden schade vast te stellen op EUR 833.979,40, althans door een gerechtelijk deskundige te doen vaststellen en/of (navolgend) in goede justitie te begroten, vermeerderd met de wettelijke rente per de dag van de aanvaring, althans per de vervaldatum van ieder der overgelegde facturen;
III.a voor recht te verklaren dat de schadevergoedingsverplichting van [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals hoofdelijk, althans van [naam erflater] dan wel [naam verweerder] dan wel Smals, zich uitstrekt tot vergoeding van de door HGK Pushbarging gevorderde 1) cascoschade en, althans, 2) bedrijfsschade ten gevolge doorbetaling van huurpenningen in het kader van de rompbevrachtingsovereenkomst ter zake van d/b “Herkules XII” en, althans, 3) bedrijfsschade ten gevolge van tijdverlet van d/b “Herkules XII” in de periode 8 januari 2019 tot en met 7 maart 2019, en, althans, 4) expertisekosten, en, althans advocaatkosten en, althans de kosten van een communicatiedeskundige;
III.b de door HGK Pushbarging geleden schade vast te stellen op 1) EUR 251.767,08 voor cascoschade, en, althans 2) EUR 25.935,68 voor bedrijfsschade ten gevolge van doorbetaalde huur onder de rompbevrachtingsovereenkomst en, althans, 3) EUR 111.612,16 voor bedrijfsschade ten gevolge van tijdverlet, en, althans, 4) de schade ten gevolge van expertise-, advocaat- en communicatiekosten vast te stellen op de waarde van de overgelegde facturen, derhalve totaal EUR 460.087,86, althans de schade genoemd onder 1), 2) en 3) in goede justitie te begroten en de schade genoemd onder 3) door een gerechtelijk deskundige te doen vaststellen en/of (navolgend) in goede justitie te begroten,
vermeerderd met de wettelijke rente over de cascoschade genoemd onder 1) vanaf 8 januari 2019 (de dag van de aanvaring) en over de bedrijfsschade genoemd onder 2) vanaf de dag der voldoening van de overgelegde facturen en over de bedrijfsschade genoemd onder 3) vanaf 8 januari 2019 en over de schade genoemd onder 4) vanaf de dag van verval van ieder der facturen, alles berekend tot en met 24 juli 2020 (de dag van fondsstelling);
IV voor recht te verklaren dat Allianz en HDI als gevolg van subrogatie in de rechten getreden zijn van HGK Pushbarging ten belope van een bedrag van EUR 281.081,75 en ter zake van het door ESA Euroship gevoerde regres tegen [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals,
althans, te bepalen dat de genoemde subrogatie niet wordt geacht voldoende te zijn bewezen, dit geen afbreuk kan doen aan de verhaalsrechten van HGK;
V [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[verweerders] en Smals hebben nog geen verweer gevoerd in de hoofdzaak.

4..Het geschil in het incident tot geheimhouding wegens bedrijfsgeheim

4.1.
HGK Dry Shipping vordert om bij vonnis in incident, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat de ten behoeve van dit incident ter griffie gedeponeerde overeenkomst kwalificeert als bedrijfsgeheim in de zin van art. 1 Wet bescherming bedrijfsgeheim;
en
II.a te bepalen dat, met terugwerkende kracht tot instelling van dit incident derhalve 29 september 2021, slechts de advocaat van [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals inzage zal mogen hebben in genoemde overeenkomst en dat het aan haar/hem zal zijn verboden om de overeenkomst openbaar te maken in de zin van art. 22a lid 3 Rv jo. art. 1019ib lid 2 Rv in verbinding met art. 1019ib lid 1 Rv door de overeenkomst ter beschikking van [naam erflater] en [naam verweerder] en Smals en/of derden te stellen, waaronder begrepen door middel van fotokopie en/of aantekeningen en/of adviezen, behoudens dan door het tonen van (de inhoud van) de brief van HKM van 13 februari;
althans
II.b in goede justitie de bescherming van het bedrijfsgeheim te waarborgen;
met compensatie van de kosten van dit incident, althans de aanhouding van de beslissing omtrent de proceskosten tot eindvonnis in de hoofdzaak in renvooi.
4.2.
HGK Dry Shipping heeft ter onderbouwing van haar incidentele vorderingen
(samengevat) het volgende gesteld. HGK Dry Shipping heeft een contractuele rechtsverhouding met HKM. De overeenkomst tussen HGK Dry Shipping en HKM is vertrouwelijk en voldoet aan de eisen van het bedrijfsgeheim, zoals genoemd in artikel 1 Wet bescherming bedrijfsgeheimen (hierna: Wbb). Op grond van artikel 9 van de overeenkomst geldt een verplichting tot geheimhouding van de in de overeenkomst opgenomen informatie. De overeenkomst bevat informatie over het productieproces van HKM, zoals grondstoffen, hoeveelheden en werkwijze, schommelingen in productie, kosten en over de specifieke concurrentiepositie van HGK Dry Shipping (de wijze van vlootinzet en dispositie, alsmede verdienste voor HGK Dry Shipping/kostprijs voor HKM). Deze informatie beïnvloedt de marktconcurrentiepositie van zowel HGK Dry Shipping als HKM. De concurrentiepositie van HKM is mogelijk financieel marktgevoelig omdat HKM gedeelde eigendom is van de beursgenoteerde ondernemingen ThyssenKrupp Steel AG, Salzgitter AG en Vallourec Group. HGK Dry Shipping beroept zich in de hoofdzaak op de overeenkomst uit hoofde van een verzwaring van haar verplichting om schadebeperkend jegens [verweerders] te handelen; HGK Dry Shipping riskeert anders een boete en verhaalsvorderingen als bedrijfsschade uit de aanvaring. Alleen de contractuele grondslagen waarop HGK Dry Shipping zich beroept, vormen gronden voor verweer door [verweerders] (en niet de bedrijfsgeheime informatie).
4.3.
[verweerders] wijst erop dat ESA Euroship niet de entiteit lijkt te zijn die naar renvooi is verwezen, nu de vennootschapsnaam in de eis tot verificatie anders luidt dan in de renvooiverwijzing. [verweerders] betoogt ook dat Allianz en HDI geen vordering hebben ingediend en niet naar renvooi (kunnen) zijn verwezen zodat ook hun incidentele vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling in de kosten.
[verweerders] verzet zich inhoudelijk niet tegen de beperkte kennisneming van de overeenkomst. [verweerders] concludeert dat de rechtbank zal bepalen dat de advocaten van [verweerders] vertrouwelijk afschrift zullen krijgen van de overeenkomst en de eventuele bijlagen onder de daaraan in goede justitie door de rechtbank te verbinden voorwaarden, waarbij moet worden bepaald dat het recht op verdediging van [verweerders] – inclusief het recht om zich in geval van geschil over de betekenis en/of gevolgen van de overeenkomst op de (tekst van de) overeenkomst te beroepen – daardoor niet zal worden aangetast, met veroordeling van HGK Dry Shipping in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.
4.4.
Smals refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

5..De beoordeling in het incident tot geheimhouding wegens bedrijfsgeheim

5.1.
Voorblad en inhoud van de eis in incident maken duidelijk dat alleen HGK Dry Shipping in dit incident als eiseres optreedt.
Aan de opmerkingen ten aanzien van de identiteit van ESA Euroship en de ontvankelijkheid van Allianz en HDI komt de rechtbank in dit incident niet toe, deze zullen in een later stadium aan de orde komen.
5.2.
Op grond van artikel 22a lid 3 Rv kan de rechter, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wbb onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Op grond van artikel 1 van de Wbb is sprake van een bedrijfsgeheim als de informatie a) geheim is in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie, b) zij handelswaarde bezit omdat zij geheim is, en c) zij door degene die daar rechtmatig over beschikt, is onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.
5.3.
HGK Dry Shipping heeft onderbouwd gesteld dat bepaalde informatie in de overeenkomst kwalificeert als een bedrijfsgeheim in de zin van artikel 1 Wbb. [verweerders] heeft niet betwist, zodat dit vaststaat en feitelijk uitgangspunt is voor de beslissing.
Voor de gevorderde verklaring voor recht op dit punt (incidentele vordering I.) ziet de rechtbank geen aanleiding nu een incident zich daar in het algemeen niet voor leent en HGK Dry Shipping daarbij ook geen voldoende belang heeft gesteld. De daartoe strekkende incidentele vordering zal worden afgewezen.
5.4.
Nu [verweerders] noch Smals zich verzet tegen de door HGK Dry Shipping voorgestane beperkte kennisneming, zal de rechtbank beslissen dat de kennisneming van de als bedrijfsgeheim te behandelen onderdelen van de overeenkomst uitsluitend is voorbehouden aan de advocaten van [verweerders] en Smals, en dat zij jegens [verweerders] respectievelijk Smals geheimhouding dienen te betrachten met betrekking tot die informatie in de overeenkomst. Het zal hun dan ook zijn verboden om de als bedrijfsgeheim kwalificerende informatie in de overeenkomst te delen met hun cliënten en anderszins, buiten het kader van onderhavige renvooiprocedure, openbaar te maken. De enige uitzonderingen zijn (i) dat onder oplegging van dezelfde vertrouwelijkheid de overeenkomst aan een beëdigd vertaler mag worden overgelegd om een Nederlandse vertaling van de overeenkomst te bekomen en (ii) de brief van HKM van 13 februari 2020 (die partijen reeds bekend is en reeds is overgelegd). Deze uitzonderingen vallen buiten voormeld verbod.
5.5.
Uiteraard is wel van belang dat [verweerders] en Smals door het respecteren van de door HGK Dry Shipping verzochte vertrouwelijkheid niet in hun procesbelangen worden geschaad. Op niet-vertrouwelijk te behandelen onderdelen zullen zij zich mogen beroepen, en mogelijk zullen de advocaten van [verweerders] en Smals aanleiding zien om ook andere onderdelen in hun processtukken onder de aandacht van de rechtbank te brengen indien zij dat ter ondersteuning van het standpunt van hun cliënten nodig achten.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de advocaat van HGK Dry Shipping aan de advocaten van [verweerders] en Smals twee versies van de bewuste overeenkomst (productie E8) zal verstrekken. Het eerste exemplaar dient een kopie te zijn waarin alle informatie leesbaar is. Het tweede exemplaar dient een kopie te zijn waarin alle informatie die HGK Dry Shipping als bedrijfsgeheim bestempelt is weggelakt of zwartgemaakt. Dit tweede ‘gecensureerde’ exemplaar mag door de advocaten van [verweerders] en Smals met hun cliënten worden gedeeld en daaruit mag in de processtukken vrijelijk worden geciteerd. Ook de rechtbank dient hiervan kopie te ontvangen.
Indien en voor zover de advocaten van [verweerders] of Smals menen dat bepaalde informatie ten onrechte als geheim is gekwalificeerd, kunnen zij daarover met de advocaat van HGK Dry Shipping verstaan om diens toestemming voor het in de processtukken gebruiken daarvan te verkrijgen. Maar ook vertrouwelijke informatie kan onder de aandacht van de rechtbank worden gebracht, door in de processtukken uit de gecensureerde overeenkomst te citeren en erbij te vermelden dat de rechtbank wordt verzocht de betreffende ongecensureerde tekst te lezen.
Indien en voor zover HGK Dry Shipping zelf in haar processtukken informatie onthult die zij in de gecensureerde overeenkomst onleesbaar had gemaakt, mogen ook de advocaten van [verweerders] en Smals die informatie in de procedure gebruiken als niet langer vertrouwelijk.
5.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om conform de brief van de advocaat van HGK Dry Shipping van 28 september 2021 louter inzage ter griffie te verstrekken.
Zij ziet zonder nadere toelichting ook niet in waarom het noodzakelijk (en mogelijk) is te bepalen dat de beperkte kennisneming terugwerkt tot de datum van het instellen van het incident, zoals gevorderd in incidentele vordering II.a.
5.7.
Voor het overige zal de incidentele vordering tot beperkte kennisneming van de overeenkomst in goede justitie worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
5.8.
De rechtbank zal de kosten van het incident compenseren, omdat niet gezegd kan worden dat één van partijen overwegend in het ongelijk is gesteld.

6..Voortzetting van de procedure

6.1.
Als volgende stap in de procedure zal een mondelinge behandeling worden bepaald in het incident over niet-ontvankelijkheid, zoals eerder al door de rolrechter beslist. Aan partijen wordt verzocht daartoe verhinderdata voor de maanden mei tot en met augustus 2022 op te geven aan de griffie.
6.2.
Nu de beslissing in het incident geheimhouding zeer lang op zich heeft laten wachten, acht de rechtbank het geraden om ten behoeve van een effectief debat ter zitting over de niet-ontvankelijkheid alvast het geschil nader in te kaderen, mede in acht nemend dat dit ook rechtstreeks of zijdelings van belang kan zijn in de verwante renvooiprocedures met nummers 623218 / HA ZA 21-698, 623219 / HA ZA 21-699 en 623223 / HA ZA 21-701.
6.3.
De rechtbank komt - na ambtshalve raadpleging van de dossiers in de beperkingszaak en het aanhaakverzoek - voorshands tot het navolgende begrip van de situatie.
6.4.
Er is één beperkingsfonds gevormd en wel naar aanleiding van het verzoek van de heer [naam erflater] en mevrouw [naam verweerder] in hun hoedanigheid van eigenaren van het duwschip ‘ [naam schip] ’, ter beperking van hun aansprakelijkheid in verband met de aanvaring tussen het koppelverband ‘ [naam schip] ’/’ [naam vrachtduwbak] ’ en de “Herkules XII”.
6.5.
Uit de inhoud en systematiek van het toepasselijke CLNI 1988 volgt dat bij het berekenen van het fondsbedrag voor een duwboot dat in hecht verband voer met één of meer duwbakken rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van deze duwbak(ken), maar dat het aldus berekende fonds wordt gesteld ter beperking van aansprakelijkheid van de duwboot (c.q. wegens schuld aan de zijde van de duwboot), niet (ook) ter beperking van aansprakelijkheid van de duwbak(ken) (c.q. wegens schuld aan de zijde van de duwbak(ken)).
Het CLNI 1988 bevat ook aparte voorschriften voor hoe een fonds voor een duwbak moet worden berekend, en dat leidt tot een ander bedrag dan de berekeningen voor een duwboot. Ook uit de jurisprudentie, onder meer in de zaak over de ‘Calypso’, volgt dat een koppelverband niet als een geheel of als één schip wordt beschouwd in het kader van globale beperking van aansprakelijkheid.
6.6.
Fondsvorming door een ter zake van de duwboot tot beperking gerechtigde leidt dus tot beperking van diens aansprakelijkheid ter zake van de schuld van de duwboot, maar leidt niet tot beperking van ook de aansprakelijkheid (van welke partij dan ook) ter zake van (de schuld van) de duwbak(ken). Voor beperking van laatstbedoelde aansprakelijkheid - ‘voor de duwbak(ken)’ - is immers vereist dat fonds wordt gesteld ter beperking van de aansprakelijkheid wegens schuld van de duwbak(ken) door een ter zake van de duwbak(ken) tot beperking gerechtigde.
Zodanige fondsstelling is niet verzocht en heeft vooralsnog ook niet plaatsgevonden. Er loopt geen beperkingsprocedure ter zake van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ (ter beperking van de aansprakelijkheid wegens de (eigen) schuld van deze duwbak) en er is dus geen fonds ter zake van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ te verdelen. Op het voor de ‘ [naam schip] ’ gestelde fonds kunnen geen vorderingen gegrond op (eigen) schuld van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ aan de aanvaring worden verhaald en het fonds geldt ook niet als gesteld ter zake van het koppelverband als geheel.
6.7.
De vraag rijst dan welke betekenis moet worden gehecht aan de beschikking op het aanhaakverzoek van Smals (beschikking van 18 juni 2020 in de zaak met nummer C/10/593867 / HA RK 20-284). De rechtbank ziet in het CLNI 1988 voorshands geen aanknopingspunten te vermoeden dat Smals als eigenaar van de duwbak ‘ [naam vrachtduwbak] ’ behoort tot de kring van beperkingsgerechtigden ter zake van de duwboot ‘ [naam schip] ’. Het door Smals in haar verzoekschrift genoemde artikel 8:1060 BW biedt aanknopingspunten te vermoeden dat [naam erflater] als bevrachter van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ behoort tot de kring van beperkingsgerechtigden van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’, maar lijkt geen steun te bieden voor het standpunt dat Smals heeft ingenomen, dat zij op grond van dat artikel mag aanhaken bij beperking inzake de ‘ [naam schip] ’.
6.8.
De rechtbank ziet de beschikking op het aanhaakverzoek vooralsnog in het licht van de norm door de Hoge Raad gegeven in de zaak ‘Jelle/EWT’, dat het vaste verband dat bij een duweenheid bestaat door de onderlinge stijve verbinding tussen de duwboot en de daaraan gekoppelde bak(ken), als rechtsgevolg heeft dat wanneer door de schuld van één der schepen van de duweenheid een aanvaring ontstaat, de schuld van dit schip mede als schuld van de andere schepen van de duweenheid geldt. Om die reden zijn de eigenaren van de duwboot en duwbak(ken) hoofdelijk aansprakelijk voor de gevolgen van een aanvaring die door schuld van ofwel duwboot ofwel duwbak is ontstaan.
Niet voor de hand ligt dat indien de eigenaar van de duwboot door fondsstelling zijn aansprakelijkheid ter zake van schuld van de duwboot aan de aanvaring beperkt, de
hoofdelijk verbonden eigenaar van de duwbak tot een hoger bedrag aansprakelijk zou zijn voor de door schuld van de duwboot ontstane schade dan de duwbooteigenaar zelf.
6.9.
Gelet op het bovenstaande begrijpt de rechtbank de toewijzing van het aanhaakverzoek vooralsnog aldus, dat daarmee tot uitdrukking is gebracht dat de eigenaar van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ naast de eigenaar van de ‘ [naam schip] ’ hoofdelijk aansprakelijk is voor door (eventuele) schuld van de duwboot aan de aanvaring ontstane schade, maar ter zake van die van de schuld van de ‘ [naam schip] ’ afgeleide schuld niet verder aansprakelijk kan zijn dan tot het bedrag waartoe de eigenaar van de ‘ [naam schip] ’ zijn aansprakelijkheid heeft beperkt.
6.10.
Of hieraan gelet op het verdragsrechtelijk en wettelijk kader formeel de conclusie mag worden verbonden dat de aansprakelijkheid van de eigenaar van de ‘ [naam vrachtduwbak] ’ is beperkt ook als deze niet tot de kring van beperkingsgerechtigden behoort, kan in de daartoe strekkende renvooiprocedure zonodig nader worden onderzocht. Het is blijkens de verschillende processen-verbaal van de in de beperkingsprocedures gehouden verificatievergaderingen de uitdrukkelijke bedoeling van de rechter-commissaris geweest ook dit principiële verschil van inzicht naar renvooi te verwijzen, en de beschikking zelf vermeldt ook uitdrukkelijk dat de aansprakelijkheid van Smals
voorshandsis beperkt.
6.11.
Voorlopig is de indruk van de rechtbank op deze gronden dat alle vorderingen die in de beperkingsprocedure zijn ingediend ter voldoening uit het zakenfonds gelet op bovenstaand kader alleen vorderingen kunnen zijn die gegrond zijn op of - via de hoofdelijke verbondenheid die volgt uit de norm gegeven in de zaak ‘Jelle/EWT’ - afgeleid zijn van de aansprakelijkheid van [verweerders] als eigenaar van de ‘ [naam schip] ’. Dit betekent dat [verweerders] in alle gevallen als debiteur van de ingediende vorderingen heeft te gelden en in die hoedanigheid verweer mag voeren tegen alle vorderingen.
6.12.
De rechtbank verzoekt partijen om zich met inachtneming van de bovenstaande voorlopige indrukken voor te bereiden op de mondelinge behandeling in het incident, die zowel de voorvraag als de andere ontvankelijkheidsvragen zal betreffen. Uiteraard staat het partijen vrij om van het bovenstaande afwijkende standpunten te verdedigen. Juist omdat de materie weerbarstig is, hoopt de rechtbank dat de gegeven voorlopige indrukken behulpzaam kunnen zijn om tot een constructieve zitting te komen en vervolgens tot vlotte en effectieve voortzetting van dit renvooi. Het komt de rechtbank praktisch voor als de mondelinge behandeling van dit renvooi wordt gehouden op dezelfde dag - en desgewenst op dezelfde tijd - als de mondelinge behandeling in de zaak met 623223 / HA ZA 21-701 die dezelfde voorvraag in zich heeft. Bij het opgeven van verhinderdata kunnen partijen hun wensen dienaangaande kenbaar maken.

7..De beslissing

De rechtbank
in het incident tot geheimhouding wegens bedrijfsgeheim
7.1.
bepaalt dat kennisneming van de overeenkomst tussen HGK Dry Shipping en HKM uitsluitend is voorbehouden aan de advocaten van [verweerders] en Smals en dat de advocaten van [verweerders] en Smals zijn gehouden tot geheimhouding, op de wijze als door de rechtbank is bepaald onder 5.4 en 5.5;
7.2.
bepaalt dat de advocaat van HGK Dry Shipping vertrouwelijk afschrift verstrekt van de overeenkomst aan de advocaten van [verweerders] en Smals en aan de rechtbank, op de wijze als door de rechtbank is bepaald onder r.o. 5.5;
7.3.
compenseert de kosten van het incident in die zin, dat partijen hun eigen kosten dragen;
7.4.
verklaart het vonnis in dit incident (voor zover nodig) uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het door HGK Dry Shipping anders of meer gevorderde af;
in de hoofdzaak
7.6.
bepaalt dat partijen ten behoeve van het plannen van een mondelinge behandeling in het incident tot niet-ontvankelijkheid aan de griffie (ter attentie van de planningsadministratie)
binnen twee wekenna dit vonnis verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden
mei tot en met augustus 2022kunnen opgeven;
7.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
[3266/1885]