ECLI:NL:RBROT:2022:3832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
C/10/582104 / HA ZA 19-850
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering verzekeraars na hijsincident met aansprakelijkheid van eigenaar en opdrachtgever

In deze zaak vorderen de eisers, MS Amlin Insurance SE en Allianz Benelux N.V., regres van de gedaagden Oudkerk B.V. en Sarens Nederland B.V. naar aanleiding van een hijsincident op 10 september 2016, waarbij een Liebherr kraan is gevallen. De rechtbank Rotterdam heeft op 11 mei 2022 een tussenvonnis uitgesproken. De eisers hebben schadevergoeding gevorderd van € 728.786,28 en buitengerechtelijke kosten van € 5.443,96, vermeerderd met rente. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel Oudkerk als Sarens aansprakelijk zijn voor de schade die is ontstaan aan de Broekmankraan, die eigendom is van de verzekerde Broekman Distriport BV. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van Sarens beoordeeld op basis van de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer is vereist, en heeft geconcludeerd dat Sarens onvoldoende heeft onderbouwd dat de door hen gebruikte hijsmaterialen geschikt waren. De rechtbank heeft ook de aansprakelijkheid van Oudkerk beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat Oudkerk risicoaansprakelijk is voor de fouten van Sarens. De rechtbank heeft voorts besloten om een deskundige te benoemen om de schade aan het draaikranslager van de Broekmankraan te onderzoeken, evenals de vraag of de slijtage eerder is opgetreden door het hijsincident. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn uitgenodigd om te bezien of zij tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zittingsplaats Rotterdam
Zaaknummer: C/10/582104 / HA ZA 19-850
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
MS AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Brussel, België, kantoorhoudende te Amstelveen,
2. de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORINS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers,
hierna samen te noemen: Verzekeraars,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OUDKERK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. K.H.L. van Waasbergen te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SARENS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
advocaat mr. J. Streefkerk te Voorburg,
gedaagden,
hierna samen te noemen: Oudkerk en Sarens en afzonderlijk Oudkerk respectievelijk Sarens.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord van Oudkerk, met productie;
- de conclusie van antwoord van Sarens, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek van Oudkerk, met producties;
- de conclusie van dupliek van Sarens;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 mei 2021 en de spreekaantekeningen die namens Verzekeraars bij die gelegenheid zijn overgelegd;
- de akte van Verzekeraars met producties;
- de antwoordakte na comparitie van Oudkerk;
- de antwoordakte na comparitie van Sarens.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 21 juli 2016 heeft de verzekerde van Verzekeraars, Broekman Distriport BV (hierna: Broekman ), aan Oudkerk een contract toegestuurd ter zake het ‘Mobiliseren en Demobiliseren van SSCV “ [naam kraanschip 1] ” en/of SSCV “ [naam kraanschip 2] ” gedurende periode van 01.06.2015 tot en met 31.12.2016’.
2.2.
Oudkerk heeft aan Broekman de opdracht gegeven om op 10 september 2016 een Liebherr kraan type LTM 1130-5.1 in eigendom van Sarens (hierna: de Sarenskraan) van de kade op het ponton Stemat 73 (hierna: het ponton) te hijsen.
2.3.
Ten behoeve van de hijswerkzaamheden heeft Sarens hijsbanden en rubber beschermingsmatten ter beschikking gesteld. De hijsbanden en de beschermingsmatten zijn door werknemers van Sarens aangebracht.
2.4.
De hijswerkzaamheden op 10 september 2016 werden uitgevoerd door de Takraff kraan nr. 5 van Broekman (hierna: de Broekmankraan). Het bouwjaar van deze kraan is 1986.
2.5.
Tijdens de hijswerkzaamheden zijn de hijsbanden op het moment dat de Sarenskraan boven het ponton hing gebroken waarna de Sarenskraan op het ponton is gevallen (hierna: het hijsincident).
2.6.
Op verzoek van Broekman heeft Anker Consultancy & Supervision (hierna: AC&S ) na het hijsincident onderzoek verricht. Het rapport van 15 september 2016 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Conclusie:
Wat betreft de sterkte van de toegepaste hijsmaterialen (capaciteit om het object te verplaatsen) was er een ruime overcapaciteit aanwezig en zijn er geen aanmerkingen op.
Wat betreft de manier waarop het object is aangeslagen en dan m.n. de
beschermingendie bij gebruik van Polyester Hijsbanden is toegepast, was geheel onvoldoende.
Zoals het beeld van de schade aan de hijsbanden laat zien, de hijsbanden welke om de uithouders van de te hijsen Liebherr kraan waren aangebracht, zijn onvoldoende tegen insnijding over de scherpe hoeken beschermd.
“De toegepaste hijsbanden waren zonder adequate beschermingsmiddelen-/hulpmaterialen niet geschikt voor het uitvoeren van de hijssessie”.”
2.7.
Op verzoek van Broekman heeft Vadesta Expertise (hierna: Vadesta) eveneens onderzoek verricht. Het rapport van 15 september 2016 luidt, voor zover van belang, als volgt:

6CAUSE OF DAMAGE
(…)
6.2
As already mentioned above the poly slings had been rented by Sarens from Hef & Hijs Nederland, respectively same slings had been applied by Sarens as well.
6.2
Although the Working Load Limit (WLL) of the poly slings were well within tolerance, viz. 50 metric tons, same slings were obviously cut despite the fact rubber pieces had been used between the poly slings and the steel horizontal rectangular hydraulic telescopic outriggers.
6.3
In this respect it is doubtful whether the right choice had been made with respect to renting poly slings instead of steel lifting gear/slings.”
2.8.
Broekman heeft ook zelf onderzoek gedaan naar de oorzaak van het breken van de hijsbanden. Hiervan heeft zij een ‘Statement for: Mobile Sarens crane damaged on ponton STEMAT 73’ (hierna: het ‘Statement’) opgesteld. De inhoud hiervan luidt, voor zover van belang, als volgt:

Root causes:
Sarens lifting gear was placed (by Sarens) around the legs of the crane. The legs and the lifting gear were separated by rubber mats. During the lift the rubber mats as well as the lifting equipment were cut in half by the sharp edges of the legs, causing the crane to fall down onto the pontoon.
Planned permanent actions:
Sarens concluded that the rubber should not have been used. This should have been steel corners covering the legs of the crane. As Sarens did not had these available the Sarens employees brought the rubber mats instead.”
2.9.
De aansprakelijkheidsverzekeraar van Sarens heeft Expertiseburo Berex B.V. (hierna: Berex) opdracht gegeven een expertiserapport uit te brengen. Het rapport van 24 mei 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:

OORZAAK SCHADE
(…)
De feitelijke oorzaak van het breken van de banden kan naar onze mening tweeërlei t.w.
1. Door Sarens:
Het door de uitvoerder van Sarens mogelijk niet goed aanbrengen van rubber strippen tussen de hijs-banden en de 4 stempelkokers van kraan 4261 waardoor hij het lichten van de kraan de linker-voorste hijsbanden op de overgang van de stalen koker zou kunnen zijn doorgesneden waarna de overige 3 banden eveneens zijn gebroken.
2. Machinist walkraan 5:
Bij het over meer dan 180 graden zwenken van de last (kraan 4261) met walkraan 5 en te abrupt stoppen van de zwenkbeweging treedt er een extra-belasting op de hijsbanden op tengevolge waarvan de linker-voorste band is gebroken.
Als toelichting wordt opgemerkt, dat de banden eerst zijn gebroken nadat de last (kraan 4261) landzijde was gehesen waarna de zwenkbeweging over meer dan 180 graden (duur meer dan 15 seconden) heeft plaatsgevonden.
Toen de last boven de ponton "STEMAT 73" hing zijn de banden, dus na meer dan 15 seconden, gebroken.”
2.10.
In opdracht van Verzekeraars heeft Doldrums Marine & Technical Surveyors (hierna: Doldrums) onderzoek gedaan naar het hijsincident en de gevolgen daarvan voor de Broekmankraan. Doldrums heeft op 6 juli 2018 een expertiserapport uitgebracht. Als bijlagen bij dit rapport bevinden zich onder andere het rapport van AC&S van 15 september 2016 en dat van 1 augustus 2017, rapporten van Thyssenkrupp Rothe Erde GmbH (hierna: Thyssenkrupp) van 17 februari en 21 november 2017, een rapport van Techno Fysica B.V. (hierna: Techno Fysica) van 6 november 2017, rapporten van Aboma BV (hierna: Aboma) van 24 november 2017 en 31 januari 2018, een ongedateerd rapport van Erfgoed Kranen en een beoordelingsformulier voor het periodiek onderzoeken en beproeven van mobiele kranen van Security Cranes van 2 juni 2016.
2.11.
Broekman heeft op 10 maart 2017 aan Peinemann Port Services B.V. (hierna: Peinemann) opdracht gegeven het draaikranslager te vervangen.
2.12.
De Broekmankraan is op advies van AC&S in augustus 2017 buiten bedrijf gesteld.
2.13.
Verzekeraars hebben op grond van de met Broekman gesloten verzekeringsovereenkomst met betrekking tot reparatie- en expertisekosten een bedrag van € 728.786,28 aan Broekman uitgekeerd.

3..Het geschil

3.1.
Verzekeraars vorderen - samengevat - Oudkerk en Sarens hoofdelijk, althans Oudkerk, althans Sarens, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan Verzekeraars een bedrag te betalen van € 728.786,28 en een bedrag van € 5.443,96 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Oudkerk en Sarens concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Verzekeraars, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Verzekeraars, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Verzekeraars in de (na)kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Dit is een internationale zaak, omdat MS Amlin Insurance SE buiten Nederland is gevestigd. De rechtbank moet dus ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is. De bevoegdheid van deze rechtbank is niet, althans niet tijdig in de zin van artikel 11 Rv, betwist. Hier is dus sprake van een stilzwijgende forumkeuze voor deze rechtbank. Op grond van die stilzwijgende forumkeuze is deze rechtbank bevoegd.
4.2.
Verzekeraars vorderen bij wijze van regres de kosten voor herstel van de schade aan de Broekmankraan die zij grotendeels aan Broekman hebben vergoed. Verzekeraars leggen aan hun vordering ten grondslag dat Oudkerk en Sarens aansprakelijk zijn voor de schade die als gevolg van het hijsincident aan de Broekmankraan is ontstaan. Hierna beoordeelt de rechtbank in de eerste plaats of Oudkerk en Sarens of één van hen aansprakelijk is voor de schade waarvan Verzekeraars stellen dat deze als gevolg van het hijsincident aan de Broekmankraan is ontstaan. De rechtbank zal daarbij de volgorde aanhouden die Verzekeraars in de dagvaarding aanhouden en eerst de eventuele aansprakelijkheid van Sarens beoordelen.
Sarens
4.3.
Aan hun stelling dat Sarens aansprakelijk is voor de schade aan de Broekmankraan als gevolg van het hijsincident leggen Verzekeraars het volgende ten grondslag.
De manier waarop de Sarenskraan is aangeslagen en dan met name de door Sarens aangeleverde beschermingen (rubbermatten) die bij gebruik van de polyester hijsbanden zijn toegepast, was onvoldoende om insnijding van de hijsbanden bij de scherpe hoeken van de Sarenskraan te voorkomen. Sarens wist, althans had redelijkerwijs moeten weten, dat het verrichten van de hijswerkzaamheden met inadequate materialen mis zou gaan en dat schade aan onder andere de Broekmankraan het gevolg zou zijn. Sarens had daarom anders moeten handelen. Door dit niet te doen, heeft zij gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer is vereist, hetgeen een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) oplevert. Ter onderbouwing van deze door Verzekeraars gestelde toedracht van het hijsincident verwijzen Verzekeraars naar de rapporten van AC&S en Vadesta van 15 september 2016, het ‘Statement’ van Broekman en het rapport van Berex van 24 mei 2017.
4.4.
Sarens voert daartegen het volgende aan.
De rubberen hoekbeschermers hebben per definitie de functie om de (nylon) hijsbanden te beschermen. De hoekbeschermers waren dan ook geschikt voor het transport van de Sarenskraan. Dit geldt ook voor de hijsbanden. Als de hijsbanden en hoekbeschermers niet goed zouden zijn geweest en/of niet goed zouden zijn aangebracht, dan zouden de hijsbanden bij het optillen van de Sarenskraan al zijn gebroken. Dat is echter niet gebeurd. De hijsbanden zijn pas gescheurd nadat de Broekmankraan een draai van 180 graden had gemaakt. Het schadevoorval is dan ook ontstaan als gevolg van het feit dat de machinist van de Broekmankraan een te abrupte zwenkbeweging heeft gemaakt. Sarens verwijst hierbij naar het rapport van Berex van 24 mei 2017. Niet is onderzocht of de rubberen hoekbeschermers bij normaal gebruik – de abrupte zwenkbeweging van de Broekmankraan weggedacht – bestand zouden zijn tegen de daarbij optredende krachten. Voor zover het gebruik van de rubberen hoekbeschermers onzorgvuldig is geweest en zulks toerekenbaar is aan Sarens, zodat zij in beginsel aansprakelijk zou zijn voor de daaruit voortvloeiende schade, stelt Sarens dat de schade op grond van artikel 6:101 lid 1 BW primair geheel en subsidiair gedeeltelijk voor rekening van Broekman en daarmee voor Verzekeraars moet blijven omdat de schade (voornamelijk of in ieder geval mede) het gevolg is van de door de machinist van de Broekmankraan gemaakte abrupte zwenkbeweging.
4.5.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat de hijsbanden zijn gebroken tijdens het hijsen van de Sarenskraan en de Sarenskraan hierdoor is gevallen. Uit de rapporten van AC&S en Vadesta en het ‘Statement’ van Broekman , kan worden opgemaakt dat de oorzaak hiervan is dat de gebruikte materialen niet geschikt waren voor het hijsen van de Sarenskraan. Sarens stelt daartegenover dat de gebruikte materialen wel geschikt waren. In dat verband wijst ze erop dat vier nieuwe hijsbanden zijn gebruikt en dat rubberen hoekbeschermers zeer regelmatig voor hijsactiviteiten worden gebruikt. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Sarens hier nog aan toegevoegd dat zij vaker is betrokken geweest bij het soort hijswerkzaamheden waar het in dit geval om gaat.
4.7.
In aanmerking nemende dat Sarens verhuurder is van hijskranen, zij de bij het hijsen benodigde materialen beschikbaar heeft gesteld, en vaker betrokken is geweest bij dit soort hijswerkzaamheden, is de rechtbank van oordeel dat Sarens, zeker ten opzichte van Broekman en haar Verzekeraars, als deskundige kan worden aangemerkt. In het licht daarvan en gelet op het feit dat de hijsbanden nu eenmaal zijn gebroken, mocht van Sarens worden verwacht dat zij haar stelling dat de gebruikte materialen geschikt waren voor het verplaatsen van de Sarenskraan nader had onderbouwd met stukken. In dat verband kan worden gedacht aan certificaten, specificaties of gebruiksaanwijzingen waaruit volgt dat de gebruikte hijsbanden en rubberen hoekbeschermers, afzonderlijk en in combinatie, geschikt waren voor de hijswerkzaamheden waarvoor ze zijn gebruikt. Ook had Sarens een deskundigenrapport kunnen overleggen om haar stelling te onderbouwen. Dit heeft zij allemaal niet, of in ieder geval in onvoldoende mate, gedaan. De verwijzing van Sarens naar het rapport van Berex volstaat in dit verband niet. Hetzelfde geldt voor de verder niet onderbouwde opmerkingen van Sarens tijdens de mondelinge behandeling dat het soort hijsbanden en rubberen matten dat is gebruikt, gelet op haar ervaring, geschikt was en dat aan de hijsbanden een specificatie zit op basis waarvan de hijsbanden zonder meer geschikt zijn. Sarens heeft de stellingen van Verzekeraars aldus onvoldoende gemotiveerd betwist. Aan het aanbod van Sarens tijdens de mondelinge behandeling om nog bewijs van haar stellingen in de vorm van een deskundigenbericht te leveren, komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.8.
De stelling van Sarens dat het schadevoorval is ontstaan als gevolg van het feit dat de machinist van de Broekmankraan een te abrupte zwenkbeweging heeft gemaakt, wordt gepasseerd. Verzekeraars betwisten dat hiervan sprake was. Sarens heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat dit inderdaad is gebeurd. De verwijzing naar het Berex-rapport kan Sarens niet baten. Daaruit volgt niet meer dan dat dat een mogelijke oorzaak van het breken van de hijsbanden kan zijn. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens Sarens ook erkend dat deze stellingname is gebaseerd op een redenering achteraf. Nog afgezien hiervan geldt dat het de rechtbank voorkomt dat hijsmaterialen tot op zekere hoogte bestand moeten zijn tegen (abrupte) zwenkbewegingen. Als dat al niet zo zou zijn, had het op de weg van Sarens gelegen om de machinist van de Broekmankraan op dit risico te wijzen. Dat Sarens dit heeft gedaan is niet gesteld of gebleken.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Sarens aansprakelijk is voor de schade aan de Broekmankraan als gevolg van het hijsincident.
Oudkerk
4.9.
Aan hun stelling dat Oudkerk aansprakelijk is voor de schade aan de Broekmankraan als gevolg van het hijsincident leggen Verzekeraars het volgende ten grondslag.
Oudkerk regelde in eigen naam het vervoer van de Sarenskraan naar het kraanschip ‘ [naam kraanschip 1] ’ van Heerema Marine Contractors Nederland S.E. (hierna: Heerema). Onderdeel hiervan was onder meer het verrichten van hijswerkzaamheden, de coördinatie daarvan en het aanleveren van de vereiste hijsmaterialen.
Ter uitvoering van deze overeenkomst heeft Oudkerk aan Broekman de opdracht gegeven om hijswerkzaamheden te verrichten en aan Sarens om de te verrichten hijswerkzaamheden te coördineren en de hijsmaterialen te leveren. Sarens heeft door een fout schade toegebracht aan de Broekmankraan. Oudkerk is derhalve op grond van artikel 6:171 BW risicoaansprakelijk voor de fouten van Sarens en de daardoor door Broekman geleden schade. Er is sprake van functioneel verband dan wel eenheid van onderneming nu Oudkerk de zorg van bepaalde bedrijf gerelateerde werkzaamheden heeft uitbesteed en overgelaten aan Sarens.
4.10.
Oudkerk en Sarens voeren daartegen het volgende verweer.
Broekman heeft geen opdracht van Oudkerk ontvangen om de hijswerkzaamheden uit te voeren en Oudkerk heeft op geen enkele wijze voor de assistentie bij de hijsoperatie opdracht aan Sarens verstrekt. Oudkerk heeft ten aanzien van de hijswerkzaamheden slechts als expediteur voor haar principaal Heerema de stuwageopdracht aan Broekman gegeven. Heerema was ook de opdrachtgever voor de werkzaamheden van Sarens. Broekman wist dat. Bovendien bestaat tussen Sarens en Oudkerk geen eenheid van onderneming zodat artikel 6:171 BW toepassing mist.
4.11.
De rechtbank verwerpt de verweren van Oudkerk en Sarens en overweegt daartoe als volgt.
Tussen de processtukken bevindt zich de door Verzekeraars overgelegde overeenkomst tussen Broekman en Oudkerk van 21 juli 2016 (zie overweging 2.1). Tussen partijen is niet in geschil dat uit deze overeenkomst niet blijkt dat Oudkerk slechts optrad als expediteur voor Heerema. Andere documenten waaruit zou kunnen blijken dat Heerema en niet Oudkerk opdrachtgever van de werkzaamheden van Broekman en/of Sarens was, zijn niet door Oudkerk en/of Sarens in het geding gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Oudkerk aangevoerd dat het voor Broekman volstrekt duidelijk was dat Oudkerk niet de opdrachtgever was nu de opdracht van Oudkerk aan Broekman onderdeel was van de bouw van het grote Heerema schip en dat Oudkerk de transporten verrichtte op basis van een raamovereenkomst. Deze raamovereenkomst is echter niet door Oudkerk en Sarens in het geding gebracht noch zijn er andere documenten overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat Oudkerk niet de opdrachtgever van Broekman en Sarens was en dat Broekman dit wist. Omdat Oudkerk en Sarens de partijen zijn die kunnen beschikken over eventuele documenten waaruit de rechtsverhouding tussen hen onderling of tussen hen en Heerema volgt, had het op hun weg gelegen deze in het geding te brengen ter onderbouwing van hun stelling dat niet Oudkerk (maar Heerema) aan Broekman en Sarens opdracht had gegeven voor de verschillende werkzaamheden en dat Broekman dit wist. Nu zij dit niet hebben gedaan, is de rechtbank van oordeel dat Oudkerk en Sarens hun verweer onvoldoende hebben onderbouwd. Ook de enkele betwisting dat sprake is van functioneel verband dan wel eenheid van onderneming tussen Oudkerk en Sarens is, gelet op de door Verzekeraars onderbouwde stellingen op dit punt, onvoldoende. Dit brengt met zich dat Oudkerk op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor de als gevolg van het hijsincident door Broekman geleden schade.
Schade als gevolg van het hijsincident
4.12.
Nu vaststaat dat zowel Sarens als Oudkerk aansprakelijk gehouden kunnen worden voor de als gevolg van het hijsincident door Broekman geleden schade, dient voorts beoordeeld te worden of er als gevolg van het hijsincident schade is ontstaan aan de Broekmankraan. Verzekeraars stellen dat dit het geval is en voeren ter onderbouwing daarvan het volgende aan.
4.12.1.
Als gevolg van het breken van de hijsbanden en het plotseling wegvallen van de hijslast is het draaikranslager van de Broekmankraan aan terugslag/schokbelasting onderhevig geweest. Als gevolg daarvan is het draaikranslager beschadigd en is de slijtage van het lager na het incident substantieel toegenomen waardoor de levensduur van de kraan ernstig is verkort.
4.12.2.
Uit de bij het rapport van Doldrums gevoegde rapporten van AC&S en Aboma volgt dat er in de periode vanaf 1994 tot en met 7 september 2016 meerdere metingen op de zwenklagers van de Broekmankraan zijn uitgevoerd om de kantelspeling te bepalen. Uit deze metingen blijkt dat het slijtageproces gedurende de eerste meting in 1994 tot de laatste meting op 7 september 2016 lineair opliep. Na het incident zijn op 13 september 2016, 24 oktober 2016 en 19 januari 2017 opnieuw metingen uitgevoerd door AC&S . Uit deze metingen blijkt dat het draaikranslager in de periode tussen 10 september 2016 en januari 2017 in vergelijking met de periode voor het incident, overmatig is gesleten.
4.12.3.
Ter zake het slijtageproces hebben Verzekeraars in reactie op verweren van Sarens en Oudkerk het volgende aangevoerd. Bij de meting in 1996 werd een verhoogde slijtage waargenomen in de vorm van een toename van de zwenklagerspeling. De heer [naam persoon 1] van AC&S (toen nog in dienst bij Aboma) heeft toen geadviseerd om de lagers frequenter te smeren zodat het slijtageproces aanzienlijk werd afgeremd. Daarnaast is van belang dat de Broekmankraan gedurende de periode 1996 tot en met begin 2005 nauwelijks heeft gedraaid. Dit volgt ook uit de geregistreerde bedrijfsuren van de kraan, wat overigens niet hetzelfde is als zwenkuren. Als een kraan in bedrijf is, hoeft deze niet altijd zwenkwerkzaamheden te verrichten. Een en ander verklaart tevens de gemeten slijtage op 7 september 2016 in vergelijking met het meetresultaat in augustus 1996. De loopweg van het lager slijt niet als het niet draait. Voorts kunnen meetresultaten van verschillende meetmomenten op verschillende manieren worden weergegeven en ook om verschillende redenen variëren. Een meting kan in de eerste plaats beïnvloed worden door grote temperatuurverschillen of verschillen in windkracht. In de tweede plaats kunnen kleine afwijkingen in het testgewicht ten opzichte van de voorlaatste meting resulteren in een afwijking. In de derde plaats kunnen er afwijkingen tussen de meetresultaten ontstaan door de feitelijke situaties ter plaatse, bijvoorbeeld als het testgewicht tijdens de meting over een bepaalde zijde niet kan worden neergezet op de kade door obstructies. In de vierde plaats kan het verplaatsen van een kraan naar een andere locatie ook resulteren in afwijkingen tussen de meetresultaten. De positie van de kraan verandert in dat geval. Vóór verplaatsing stond de kraan bijvoorbeeld met zijn neus naar het westen en ná verplaatsing staat de kraan met zijn neus naar het noorden, waardoor de oudere metingen ten opzichte van de nieuwere lijken af te wijken. Om die reden moet worden gekeken naar de gemiddeldes van de metingen. Dat het meetverschil tussen de meting in 1996 en de meting in 2016 slechts 0,06 mm betreft, kan daardoor worden verklaard.
4.12.4.
Voorts is tijdens de visuele inspectie van de Broekmankraan vast komen te staan dat het loopvlak van de bovenring was beschadigd en ook Aboma concludeert dat het niet aannemelijk is dat de beschadigingen in een deel van de bovenring van het lager door normale slijtage zijn ontstaan omdat ter plaatse van de onderring geen vergelijkbare sporen zijn aangetroffen.
4.12.5.
Uit de rapporten van AC&S , Aboma, Erfgoed Kranen en Doldrums blijkt dat het aannemelijk is dat door de impact van het uit de kraan vallen van de hijslast de bovenring over de rollen is gezakt waardoor minimaal één rol is beschadigd door het afbreken van metaal. Deze metaalstukken rolden vervolgens over de loopweg waardoor er aan de loopweg van het bovenlager ernstige schade in de vorm van extreme slijtage (pitting) is ontstaan en bleef ontstaan totdat de metaaldeeltjes volledig waren uitgeworpen door het vet. AC&S en Aboma maken daarnaast nog een vergelijking met de ‘zuster’ Takraff kraan nr. 4, die zich ook op het terrein van Broekman bevindt en onder dezelfde condities wordt ingezet. Uit die vergelijking blijkt dat het slijtageverloop van het draaikranslager van de Broekmankraan in de periode tussen 10 september 2016 en augustus 2017 excessief is geweest.
4.12.6.
Aan het topwerk is eveneens schade ontstaan. Doldrums concludeert op basis van door AC&S verrichte metingen en berekeningen van Aboma dat vanwege de overbelasting van het topwerk er overmatige speling is ontstaan. Dit geeft een verband weer tussen de geconstateerde overmatige slijtage en het hijsincident. Een en ander correspondeert met de bevindingen van AC&S tijdens de verplichte periodieke veiligheidskeuring in augustus 2017. Tijdens deze keuring constateerde AC&S ter plaatse van het topwerk overmatige speling tijdens het op- en aftoppen en grote slijtage. Tijdens een eerdere keuring, uitgevoerd op 2 juni 2016, was hiervan nog geen sprake. De cadanswerking was dermate ernstig dat de Broekmankraan op dringend advies van AC&S in augustus 2017 buiten bedrijf is gesteld.
4.12.7.
Indien het hijsincident zich niet had voorgedaan, dan was het draaikranslager en het topwerk niet beschadigd geraakt. Het lager kan 45.000 uren mee totdat het de afkeurmaat bereikt. In september 2016 had het lager nog ongeveer 21.456 zwenkuren in volle belasting mee kunnen gaan. Gemiddeld zwenkt de Broekmankraan ongeveer 44 uur per maand. Daarvan uitgaande zou het nog minimaal 37 jaar duren voordat de 45.000 zwenkuren zouden zijn bereikt. Het is goed mogelijk dat de kraan eerder zou zijn afgeschreven dan het lager. In dat geval zou er een geheel nieuwe kraan zijn aangeschaft en hadden er geen arbeidskosten voor vervanging en reparatiekosten gemaakt hoeven worden. Er kan dan ook niet zonder meer van worden uitgegaan dat het incident dat de schade teweegbracht ook een werkelijk voordeel of redelijk te verwachten voordeel heeft opgeleverd. Bovendien dient voordeelsverrekening alleen plaats te vinden voor zover dit redelijk is. Het voordeel is niet voldoende waarschijnlijk en het eventuele gevolg is zo ver in de toekomst gelegen, dat het door Sarens en Oudkerk gestelde voordeel dat zou zijn veroorzaakt door het hijsincident naar redelijkheid niet kan worden verrekend.
4.13.
Sarens en Oudkerk betwisten dat het hijsincident heeft geleid tot een toegenomen slijtage van het draaikranslager en tot overbelasting van het topwerk van de Broekmankraan en voeren daartoe het volgende aan.
4.13.1.
Voor de technische beoordeling van de vermeende schade zijn de rapporten van Thyssenkrupp beslissend omdat zij als producent van de Broekmankraan deskundig is met betrekking tot slijtageprocessen van (onderdelen van) de kraan. Bovendien hebben partijen gezamenlijk besloten om Thyssenkrupp in te schakelen om de schade te beoordelen. Dit brengt met zich dat de bevindingen van deze deskundige bindend zijn tussen partijen, tenzij er zwaarwegende bezwaren zouden bestaan die rechtvaardigen om hierop een uitzondering aan te nemen. Gesteld noch gebleken is dat dergelijke bezwaren met betrekking tot de rapporten van Thyssenkrupp aanwezig zijn. Tegenover de rapporten van Thyssenkrupp, leggen de door Verzekeraars in het geding gebrachte rapporten geen of onvoldoende gewicht in de schaal. De rapporten zijn afkomstig van experts die uitsluitend door Broekman of Verzekeraars zijn ingeschakeld en geen van deze experts is zonder voorbehoud van mening dat de sporen op het draaikranslager veroorzaakt zijn door het hijsincident, terwijl Thyssenkrupp tot de slotsom is gekomen dat de aangetroffen sporen niet in causaal verband staan tot het voorval maar dat sprake is van gewone slijtage. Ook Techno Fysica heeft geconcludeerd dat het lager met name door ouderdom en slijtage is beschadigd.
4.13.2.
Het rapport van Doldrums kan niet dienen tot bewijs of onderbouwing van de stellingen van Verzekeraars. Doldrums verwijst in haar rapport naar andere bij haar rapport gevoegde expertiserapporten. Uit die rapporten volgt echter hoofdzakelijk dat er geen duidelijkheid kan worden gegeven ten aanzien van de schadeoorzaak. Ondanks de veronderstelling en aannames van Doldrums noemt zij een aantal mogelijke verklaringen voor de slijtage, te weten: onvoldoende smering, onjuiste voorspanning van de montagebouten en oplegranden van het lager niet voldoende vlak. Uit het rapport van Thyssenkrupp van 17 februari 2017 volgt dat, als er al sprake zou zijn van overmatige slijtage, deze slijtage het gevolg is geweest van onvoldoende smering (te hoge PQ-index dan wel te hoog waterpercentage in het smeervet).
4.13.3.
Ter zake de bevindingen van AC&S merken Sarens en Oudkerk op dat tussen augustus 1996 en september 2016 geen enkele meting heeft plaatsgevonden. Gedurende een tijdsbestek van twintig jaar ontbreekt elk gegeven betreffende het slijtageproces. Alleen om die reden kan al geen betekenis worden toegekend aan de bevindingen van AC&S . Verder is de opmeting op 7 september 2016, voor zover die al heeft plaatsgevonden, ondeugdelijk. Bij de Noordzijde is volgens AC&S op 7 september 2016 sprake van een geringere speling dan in augustus 1996. Het is uitgesloten dat dit juist zou zijn. Bovendien is het uitermate onwaarschijnlijk dat de speling tussen juni 1994 en augustus 1996 met 0,1475 mm is toegenomen en in de daarop volgende 20 jaar van 1996 tot 2016 slechts met 0,185 mm zou zijn toegenomen.
4.13.4.
Tegen de stellingen van Verzekeraars omtrent de stilstand van de Broekmankraan en het verschil tussen de in 1996 en 2016 gedane metingen, voeren Sarens en Oudkerk verder nog het volgende verweer.
Het advies van de heer [naam persoon 1] (voor zover dit al is opgevolgd) om frequent te smeren heeft het slijtageproces niet aanzienlijk afgeremd. Het door Thyssenkrupp onderzochte smeermiddelenmonster duidt immers op extreme slijtage. Verder wordt betwist dat uit de bedrijfsuren-berekening de conclusie kan worden getrokken dat de Broekmankraan tussen 1996 en 2016 dermate lang heeft stilgestaan dat zij amper is versleten. Bovendien kan de loopweg van het lager evengoed slijten wanneer de kraan minder intensief wordt gebruikt. Alleen al door het gewicht staat het draaikranslager min of meer permanent onder druk. Daarnaast zijn de kraan en de draaikranslager in de periode 1996-2016 blootgesteld geweest aan regen en aan de zoute zeelucht in het Botlekgebied. Dit veroorzaakt corrosie, wat op haar beurt het afbrokkelen van minuscule ijzerdeeltjes veroorzaakt die de loopweg van het lager sneller doen slijten. De leeftijd van het draaikranslager is derhalve ook van invloed op de mate van slijtage. De oorzaken die kunnen leiden tot meetverschillen brengen met zich dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de meetresultaten van AC&S . Dit wordt bevestigd door de meetresultaten van Thyssenkrupp. Ook het feit dat Verzekeraars aanknopen bij windrichtingen in plaats van de voor-, achter-, linker- en rechterkant van de kraan, maakt de meetresultaten niet duidelijker of betrouwbaarder.
4.13.5.
De rapporten van Aboma zijn eveneens gebaseerd op onjuiste uitgangspunten. Het eerste rapport van Aboma is gebaseerd op de metingen en cijfers van AC&S zodat aan dit rapport geen waarde kan worden gehecht. In het tweede rapport is Aboma uitgegaan van een gewicht van 69 ton terwijl de Sarenskraan 60 ton woog. Aboma is dus uitgegaan van een onjuiste hijslast.
4.13.6.
Het rapport van Erfgoed Kranen kan Verzekeraars evenmin baten. Zij heeft niet zelf onderzoek verricht aan de Broekmankraan. De berekeningen die Erfgoed Kranen heeft gemaakt zijn gebaseerd op cijfers en meetresultaten uit andere expertiserapporten. Tevens kan geen goede vergelijking met de ‘zusterkraan’ worden gemaakt gezien de grote hoeveelheid aan variabelen en het juist niet beschikken over relevante meetresultaten over een periode van twintig jaar, waarbij onder meer moet worden gedacht aan smeringscondities, vervuiling van smeervet, hogere/lagere bedrijfsintensiteit en belastingen.
4.13.7.
De vermeende schade aan het topwerk is volgens Verzekeraars voor het eerst waargenomen bij gelegenheid van een veiligheidskeuring in augustus 2017. Dit was ongeveer elf maanden na het hijsincident. Gedurende dit tijdsbestek is de Broekmankraan op gewone wijze gebruikt, blijkbaar zonder dat dit aanleiding heeft gegeven tot problemen. Eventuele mankementen die in augustus 2017 aan het licht zijn gekomen, kunnen gelet op het tijdsverloop niet het gevolg zijn van het hijsincident. Bovendien volgt uit het inspectieformulier (d.d. 2 juni 2016) van Security Cranes dat de schijven van de giek niet in orde waren. Reeds drie maanden vóór het hijsincident vertoonde het topwerk dus al een of meerdere defecten. De rapporten van AC&S , Aboma en Doldrums leveren evenmin een deugdelijke onderbouwing op van de gestelde schade aan het topwerk omdat de rapporten geen eenduidige oorzaak kunnen aanwijzen. In het rapport van AC&S van 1 augustus 2017 (blad 11) wordt enkel gesproken van een ‘vermoedelijk versneld slijtage proces’ en Aboma concludeert in haar rapport van 31 januari 2018 niet eenduidig en onderbouwd dat het zeer waarschijnlijk is dat het topwerk schade heeft opgelopen. In het rapport van Doldrum, dat geen eigen onderzoek heeft gedaan maar uitsluitend de hiervoor genoemde rapporten als uitgangspunt heeft genomen, wordt slechts geconcludeerd dat grote krachten op het topwerk hebben gewerkt en dat het topwerk mogelijk overbelast is geweest. Op basis daarvan concludeert Doldrum dat een verband tussen de overmatige slijtage en het incident zeer goed mogelijk is,
4.13.8.
Omtrent de ‘nieuw voor oud-aftrek’ stellen Sarens en Oudkerk zich op het standpunt dat voor het bepalen van de levensduur van het draaikranslager niet alleen naar het aantal zwenkuren moet worden gekeken maar ook naar de leeftijd ervan. Verder kan door weerseffecten, slechte smering of slecht onderhoud de afkeurmaat ook eerder worden bereikt. Een en ander strookt met de rapporten van Techno Fysica, Thyssenkrupp en Erfgoed Kranen waaruit volgt dat de slijtage niet door een impact maar geleidelijk is ontstaan. Enkel uitgaan van het aantal zwenkuren is bovendien onjuist omdat de redenering van Verzekeraars erop neerkomt dat het draaikranslager vanaf 2016 nog 37 jaar gebruikt had kunnen worden wat leidt tot een gebruik van in totaal 67 jaar terwijl de normale levensduur van het draaikranslager blijkens het rapport van Doldrums ongeveer 40 jaar is. Voor zover wordt uitgegaan van een levensduur gebaseerd op het aantal zwenkuren, dan komt de slijtageaftrek uit op tenminste 52%. Voorts moet niet alleen rekening worden gehouden met materiaalkosten maar ook met arbeidskosten en de andere in het kader van het herstel/de vervanging gemaakte kosten. Ook wanneer het hijsincident niet had plaatsgevonden zou Broekman deze kosten immers hebben moeten maken. Het is daarom onredelijk deze kosten voor rekening van Sarens en Oudkerk te laten komen.
4.14.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ten aanzien van de schade aan de draaikranslager
4.15.
Sarens en Oudkerk hebben de stelling van Verzekeraars dat het draaikranslager van de Broekmankraan is beschadigd en de slijtage van het lager na en als gevolg van het incident substantieel is toegenomen, gemotiveerd weersproken. Sarens en Oudkerk menen dat de bevindingen van Thyssenkrupp, die concludeert dat de gestelde schade niet het gevolg is geweest van het hijsincident, bindend zijn tussen partijen omdat dit een onafhankelijke deskundige betreft en Verzekeraars geen zwaarwegende bezwaren hebben aangevoerd tegen de rapporten van Thyssenkrupp. De rechtbank volgt Sarens en Oudkerk hierin niet. Thyssenkrupp heeft twee rapporten opgesteld. Het eerste rapport dateert van 17 februari 2017. Uit dit rapport blijkt niet dat Thyssenkrupp op verzoek van beide partijen is ingeschakeld. Bovendien hebben Verzekeraars onbetwist gesteld dat AC&S weliswaar door Thyssenkrupp verzocht was te assisteren bij de metingen, maar dat door de heer [naam persoon 2] (zijdens Sarens) is gezegd dat zij zich op geen enkele manier mocht bemoeien met de vertegenwoordiger van Thyssenkrupp en de manier waarop deze de metingen verrichtte. Dat, zoals Sarens stelt, partijen op gelijke wijze de gelegenheid hebben gehad om bij de bezichtiging van en het onderzoek aan de Broekmankraan inclusief draaikranslager, vragen te stellen aan de deskundige en opmerkingen te maken met betrekking tot wat een ieder kon worden waarnemen ter plaatse, is dan ook niet vast komen te staan. Het enkele feit dat tegen de wijze waarop Thyssenkrupp de meting heeft uitgevoerd geen bezwaar is gemaakt of dat Thyssenkrupp de factuur van 21 maart 2017 aan Broekman heeft gestuurd, is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een gezamenlijk verzochte expertise. Ter zake het tweede rapport dat dateert van 21 november 2017, heeft Sarens tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat Thyssenkrupp dit rapport heeft opgesteld op verzoek van Sarens. Het tweede rapport is daarmee evenmin aan te merken als een rapport van een onafhankelijke deskundige.
4.16.
Nu Sarens en Oudkerk, onder meer door het overleggen van diverse deskundigenberichten, de gestelde substantiële slijtage van het draaikranslager als gevolg van het hijsincident gemotiveerd hebben betwist, staat op dit moment niet vast dat de slijtage het gevolg is van het hijsincident. De rechtbank ziet derhalve op dit punt aanleiding om een deskundige te benoemen. Verder is tussen partijen in geschil of, en zo ja op welke wijze de ‘nieuw voor oud-aftrek’ moet worden berekend in voorkomend geval. Ook dat punt acht de rechtbank noodzakelijk om voor te leggen aan een deskundige.
4.17.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat de volgende vragen aan deze deskundige dienen te worden voorgelegd:
1. Heeft er een beschadiging en (substantiële) slijtage plaatsgevonden aan de draaikranslager van de Broekmankraan als gevolg van het hijsincident op 10 september 2016?
1a. Kunt u bij de beantwoording van deze vraag in ieder geval ook ingaan op de verschillende slijtagemetingen (en in het bijzonder de ter discussie staande meting op 7 september 2016), die blijkbaar voor en na het hijsincident zijn uitgevoerd door AC&S en ThyssenKrupp en de conclusies die partijen op basis van deze meetresultaten trekken?
1b. Kunt u bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op de tussen partijen gevoerde discussie over de stilstand van de kraan gedurende lange tijd en de gevolgen daarvan voor het slijtageproces?
2. Als uw antwoord op vraag 1 bevestigend luidt: is de draaikransslager hierdoor eerder vervangen dan zonder hijsincident het geval zou zijn geweest en kunt u – op basis van alle beschikbare gegevens – een inschatting maken hoeveel eerder deze is vervangen? En kunt u vervolgens tevens aangeven of en zo ja in welke mate Broekman financieel voordeel heeft genoten van deze vervanging?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.18.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij (antwoord)aktes na tussenvonnis uit te laten over voornoemd voornemen van de rechtbank, over de expertise en perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze te stellen vragen.
4.19.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Verzekeraars moeten worden betaald.
Ten aanzien van de schade aan het topwerk
4.20.
De door Verzekeraars gevorderde reparatiekosten met betrekking tot het topwerk zijn niet toewijsbaar. Verzekeraars baseren zich voor dit deel van hun vordering op het rapport van Doldrums. Doldrums concludeert dat het aannemelijk is dat er ter plaatse van het topwerk al een zekere mate van normale slijtage aanwezig is geweest, maar dat een verband tussen het incident en de geconstateerde overmatige slijtage zeer goed mogelijk is. Nog daargelaten dat dit op zichzelf onvoldoende is om causaal verband aan te nemen tussen het hijsincident en de gestelde schade aan het topwerk, heeft Doldrums het topwerk niet onderzocht maar haar conclusie slechts gebaseerd op de rapporten van Aboma en AC&S . Terecht merken Sarens en Oudkerk echter op dat in het rapport van AC&S van 1 augustus 2017 (blad 11) enkel wordt gesproken van een ‘vermoedelijk versneld slijtage proces’ en dat Aboma in haar rapport van 31 januari 2018 zonder duidelijke onderbouwing concludeert dat het zeer waarschijnlijk is dat het topwerk schade heeft opgelopen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Sarens en Oudkerk dat causaal verband bestaat tussen de gestelde schade aan het topwerk en het hijsincident - daarbij onder meer verwijzend naar de periode dat de Broekmankraan na het hijsincident nog op gewone wijze is gebruikt -, leggen de door Verzekeraars in het geding gebrachte rapporten en in het bijzonder de conclusies met betrekking tot de schade aan het topwerk, onvoldoende gewicht in de schaal om Verzekeraars te volgen in hun stelling dat als gevolg van het hijsincident schade is ontstaan aan het topwerk. Deze stelling van Verzekeraars wordt dus, gelet op de stellingen van Sarens en Oudkerk, als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd gepasseerd.
4.21.
In afwachting van de te nemen aktes zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
4.22.
De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om te bezien of zij, nu over een aantal tussen hen bestaande geschilpunten in dit vonnis een beslissing is genomen, tot een minnelijke regeling kunnen komen over de nog resterende geschilpunten. Zoals partijen wel bekend is gelet op de vele deskundigenrapporten die in deze zaak al zijn uitgebracht, zijn met een nieuw deskundigenonderzoek wederom veel tijd en kosten gemoeid.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 juni 2022voor het nemen van een akte door alle partijen zoals vermeld onder 4.18, waarna alle partijen op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en uitgesproken op 11 mei 2022.
3078/1582