ECLI:NL:RBROT:2022:3918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
C/10/636016 / JE RK 22-773
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 31 maart 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor vijf maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De vader is niet verschenen.

De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige], een baby van drie maanden oud, in een pleeggezin verblijft. Eerder is zij onder toezicht gesteld en is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend vanwege zorgen over de opvoedingsomgeving bij de moeder. De Raad heeft ernstige zorgen geuit over de opvoedingsvaardigheden van de moeder, die ondersteuning en begeleiding nodig heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een duidelijk plan van aanpak moet komen om de opvoedvaardigheden van de moeder te evalueren en dat de gezinsopname van de moeder met haar andere kind, [voornaam zoon], van groot belang is.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vijf maanden verleend, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is op 3 mei 2022 vastgesteld. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/636016 / JE RK 22-773
datum uitspraak: 21 april 2022

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2022 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 31 maart 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 21 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster 1] ,
- twee vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI), mw. [naam vertegenwoordigster 2] en mw. [naam vertegenwoordigster 3] .
Opgeroepen als informant en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 2 februari 2022 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 mei 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 maart 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 2 mei 2022.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van vijf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedingsomgeving van [voornaam minderjarige] bij de moeder. [voornaam minderjarige] is een baby van drie maanden oud en daarmee zeer kwetsbaar en volledig afhankelijk van de zorg die haar wordt geboden door haar omgeving. Hoewel de moeder adequaat en zeer liefdevol met [voornaam minderjarige] omgaat, heeft zij strakke begeleiding en aansturing nodig bij de verzorging van [voornaam minderjarige] . Zo was het voor de moeder erg lastig om in het ziekenhuis vast te houden aan het voedingsschema voor [voornaam minderjarige] , ondanks dat [voornaam minderjarige] daar was opgenomen vanwege ernstig ondergewicht.
Van belang is dat er op korte termijn meer zicht komt op de mogelijkheden van moeder en of zij over voldoende opvoedvaardigheden beschikt om voor [voornaam minderjarige] te kunnen zorgen. Hiervoor dient een duidelijk plan van aanpak te worden gemaakt waarin casusregie vanuit een gedwongen kader noodzakelijk is. De bedoeling is dat de moeder samen met haar zoon [voornaam zoon] gaat deelnemen aan een gezinsopname en [voornaam minderjarige] later bij hen wordt geplaatst. Het is nog onzeker of de gezinsopname door kan gaan. [voornaam minderjarige] kan op dit moment nog niet terug naar de moeder. Daarom is de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk. De komende periode dient duidelijk te worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt. Gelet op de nog zeer jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] zal dat binnen zes maanden duidelijk dienen te zijn. Omdat [voornaam minderjarige] vorige maand uit huis is geplaatst en sindsdien bij een pleeggezin verblijft, verzoekt de Raad om een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van vijf maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Momenteel wordt bezien of de moeder samen met [voornaam zoon] kan deelnemen aan een gezinsopname, met als mogelijkheid dat [voornaam minderjarige] later aansluit. Een eerder aanmelding voor een gezinsopname met [voornaam zoon] en [voornaam minderjarige] is afgewezen, omdat er ’s nachts geen zicht is op de moeder en de kinderen terwijl dat wel nodig wordt geacht. In afwachting van en naar aanloop van de gezinsopname is er momenteel twee keer per week ambulante hulpverlening bij de moeder thuis. Op deze manier kan al opvoedondersteuning worden geboden en zicht verkregen worden op de mogelijkheden van de moeder. Op korte termijn zal een overleg plaatsvinden of de gezinsopname daadwerkelijk doorgang kan vinden. Het is nog niet bekend of en wanneer de gezinsopname kan starten. De gezinsopname zal naar verwachting drie maanden duren. Indien de gezinsopname niet kan doorgaan, zal de komende periode op een andere wijze bepaald moeten worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt. Daar is door de GI nog geen plan voor gemaakt. Op dit moment wordt geprobeerd via een WLZ-indicatie een woning voor de moeder te bemachtigen, zodat de moeder na de gezinsopname een eigen plek heeft. [voornaam minderjarige] kan zo lang als nodig blijven in het pleeggezin waar ze nu is. De omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder, van één uur per week, verloopt goed. De wens van de moeder is om meer contact met [voornaam minderjarige] te hebben, maar dat is op dit moment niet goed haalbaar. De moeder heeft veel afspraken met onder andere haar wooncoach en vele andere instanties wat uitbreiding van de omgang lastig maakt.
De moeder is het niet eens met het verzoek. De band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder is goed. De moeder vindt het fijn om [voornaam minderjarige] te zien en wil meer en vaker contact met haar. De moeder staat open voor de gezinsopname. Ze heeft hier echter niet veel vertrouwen in omdat ze al eerder afgewezen is. De moeder heeft er moeite mee dat haar IQ vaak wordt aangehaald als obstakel voor het goed kunnen opvoeden van de kinderen. Er wordt volgens haar geïmpliceerd dat ze dom is. De moeder is ervan overtuigd dat ze goed voor haar kinderen kan zorgen. De moeder geeft toe dat ze in het begin fouten heeft gemaakt. De moeder is echter van mening dat zij nu wel goed voor [voornaam minderjarige] kan zorgen, maar dat ze geen kans krijgt om dat te laten zien. De GI is al langer betrokken bij [voornaam zoon] en zij zien dat het goed met hem gaat. [voornaam zoon] heeft veel zorg, liefde en hulp nodig omdat hij een kind is met autistische kenmerken. De moeder probeert hem veel te stimuleren en extra aandacht te geven. De moeder wil graag voor haar kinderen zorgen en laten zien dat zij dit kan. Met de vader van [voornaam minderjarige] heeft de moeder goed telefonisch contact.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er grote zorgen zijn over de opvoedomgeving van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is een baby van drie maanden oud en is daarmee volledig afhankelijk van de verzorging die haar omgeving haar biedt. De afgelopen periode is [voornaam minderjarige] met ondergewicht opgenomen geweest in het ziekenhuis en bleek het voor de moeder lastig om [voornaam minderjarige] op gezette tijden te voeden, met name ’s nachts. Inmiddels is [voornaam minderjarige] weer op gewicht en verblijft zij bij een pleeggezin. Van belang is dat er op korte termijn meer zicht komt op de mogelijkheden van moeder en of zij over voldoende opvoedvaardigheden beschikt om voor [voornaam minderjarige] te kunnen zorgen. Belangrijk is dat de jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling de regie kan voeren en er een duidelijk plan van aanpak wordt gemaakt voor de komende tijd, zodat de moeder weet wat van haar wordt verwacht. Hoewel de moeder het (begrijpelijkerwijs) vervelend vindt dat haar intelligentieniveau een thema is dat in het kader van haar opvoedingsmogelijkheden steeds naar voren komt, is hierin mogelijk wel een oorzaak te vinden waarom de aangeboden hulpverlening minder goed beklijft. Het is dus juist belangrijk dat daar aandacht voor is en de moeder hulp en begeleiding ontvangt die past bij haar mogelijkheden. Ook is het belangrijk dat de gezinsopname van de moeder met [voornaam zoon] snel doorgang kan vinden en dat [voornaam minderjarige] daar op korte termijn bij kan aansluiten. De moeder wil graag meewerken aan de gezinsopname. Indien de gezinsopname geen doorgang kan vinden, zal er door de GI een nieuw en concreet plan moeten worden bedacht om op een andere wijze het perspectief van [voornaam minderjarige] te kunnen bepalen. [voornaam minderjarige] is erg jong en daardoor zeer kwetsbaar. Zij heeft op zeer korte termijn behoefte aan duidelijkheid over waar zij zal opgroeien. De opvoedkwaliteiten en -vaardigheden van de moeder zullen, al dan niet middels een gezinsopname, duidelijk moeten worden. Ook moet worden bekeken wat de mogelijkheden zijn om voor de moeder en voor [voornaam minderjarige] een veilig thuisbasis te creëren. Het is een goed begin dat er een WLZ-indicatie is aangevraagd voor de moeder voor na de gezinsopname. Daarnaast moet er extra aandacht zijn voor de contacten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. De huidige regeling, waarbij [voornaam minderjarige] en de moeder elkaar één keer in de week één uur zien is niet veel. Nu thuisplaatsing vooralsnog het doel is, moet ingezet worden op het vergroten van de hechting tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Het is daarom van belang dat de GI, waar mogelijk, de contactmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] uitbreidt in het belang van [voornaam minderjarige] . Totdat duidelijk is of [voornaam minderjarige] betrokken kan worden bij de gezinsopname is het in haar belang dat zij voorlopig in het huidige pleeggezin blijft. Zij ontwikkelt zich daar goed.
Een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de nodige hulpverlening en ondersteuning in te zetten voor de moeder, om de gezinsopname te kunnen realiseren en om de voortgang van de moeder en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te volgen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 21 april 2022 tot 21 april 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 21 april 2022 tot 21 september 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.