ECLI:NL:RBROT:2022:4000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
10/012773-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor verlengde invoer van cocaïne

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de verlengde invoer van 85 kilogram cocaïne. De verdachte werd op 15 januari 2022 aangehouden nabij een bushalte in Rotterdam, kort nadat hij samen met een medeverdachte was gezien op het terrein van Hapag-Lloyd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk cocaïne had ingevoerd, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij betrokken was bij de drugshandel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 4,5 jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en bijdraagt aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer 10/012773-22
Datum uitspraak: 12 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen, primair ongeveer 85 kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd, subsidiair dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft verricht en meer subsidiair dat hij wederrechtelijk heeft verbleven op een in de haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J. de Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit,
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair (verlengde invoer) en subsidiair (voorbereidingshandelingen) ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent zich aan deze strafbare feiten schuldig te hebben gemaakt. De verdachte was op het terrein, omdat hij was ingehuurd door ene [naam persoon] voor het repareren van een container. Hij is met een auto het terrein op gebracht en heeft bij een container enige tijd gewacht op verdere instructies voor zijn werkzaamheden. Toen er niemand kwam en het donker werd, is hij over een hek geklommen naar de openbare weg. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte bij de container met verdovende middelen (bezig) is geweest of dat hij met dat opzet naar dat terrein is gegaan.
Daarbij kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de personen die over het hek zijn geklommen dezelfde personen zijn als de personen die zijn aangehouden. Niet kan worden uitgesloten dat meerdere personen op het terrein aanwezig waren. De verdachte heeft een geloofwaardige verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de in een container aangetroffen hamer en voor de aanwezigheid van de twee dopsleutels in zijn jaszak.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte (hierna ook: [naam verdachte] ) en de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) zijn op
15 januari 2022 gelijktijdig aangehouden ter hoogte van een bushalte gelegen aan de Waalhavenweg te Rotterdam, vlak bij het besloten terrein van Hapag-Lloyd. Kort voor de aanhouding van [naam verdachte] en [naam medeverdachte] zagen verbalisanten hen vanuit de richting van het afgesloten terrein van Hapag-Lloyd op de openbare weg, langs het spoor, over het fietspad en richting deze bushalte rennen. Eveneens kort voor de aanhouding, na een melding van cameratoezicht Douane dat twee insluipers waren gezien op het terrein van Hapag Lloyd, is door andere verbalisanten gezien dat twee personen op het terrein bij een container stonden en wegrenden richting een hek dat het terrein scheidde van de Waalhavenweg. Eén van hen liet bij de container een zwarte sporttas op de grond vallen. De rechtbank concludeert op grond van de observaties van de verschillende verbalisanten, dat het de verdachten waren die bij de container stonden en vervolgens vanaf het haventerrein over het hek zijn geklommen naar de Waalhavenweg.
De containerdeuren van de container waarbij de verdachten waren gezien (containernummer [containernummer 1] ) waren open. Bij de geopende container lagen drie grote zwarte sporttassen op de grond met daarin een hoeveelheid pakketten. In deze pakketten zat ongeveer 85 kilogram cocaïne.
In een door de politie als broncontainer aangemerkte container (met nummer [containernummer 2] ) is gereedschap aangetroffen, waaronder een hamer met daarop DNA van de verdachte. Op een hengsel van één van de zwarte sporttassen is DNA van [naam medeverdachte] aangetroffen. Bij de verdachte werden twee dopsleutels van 10 en 12 mm aangetroffen, terwijl in één van de sporttassen een bithouder zat waarin precies deze maat dopsleutels ontbraken. Tenslotte is bij [naam medeverdachte] een mobiele telefoon aangetroffen, met daarin op
15 januari 2022 met deze telefoon gemaakte en verstuurde foto’s van het containernummer [containernummer 2] .
De verklaring van de verdachte voor zijn aanwezigheid op het terrein, het aantreffen van de dopsleutels en zijn DNA op de hamer, is niet onderbouwd en acht de rechtbank een onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden en ook om die reden ongeloofwaardig. Gelet op wat hiervoor is overwogen kan het niet anders zijn dan dat de verdachte samen met de medeverdachte op het besloten terrein was om de pakketten met cocaïne op te halen en/of te verplaatsen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) invoer van cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 januari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 85 kilogram van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van 85 kilogram cocaïne. Door de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Harddrugs zijn een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Harddrugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn besproken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting in de samenleving waar de verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft deze straf als doel hem en anderen ervan te weerhouden zich met drugscriminaliteit in te laten. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte geven geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 85 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(Art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van 85 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
- zich de toegang tot het empty depot terrein van Hapag Lloyd, gelegen aan de Ophemertstraat, te verschaffen door over het hek van dat terrein te klimmen, en/of
- het kopschot van de container met nummer [containernummer 2] (met gereedschap) te verbreken en/of te verbuigen en/of van achter dat kopschot de pakketten cocaïne uit te halen en in tassen te doen,
- gereedschap, een powerbank, tassen en een (organisatie)telefoon voorhanden te hebben.
(Art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het empty depot terrein van Hapag Lloyd, gelegen aan de Ophemertstraat, door middel van inklimming, in elk geval wederrechtelijk op die besloten plaats heeft verbleven.
(art 138aa lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
138aa lid 3 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)