ECLI:NL:RBROT:2022:4104

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
C/10/632975 / HA ZA 22-107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid in consumentenovereenkomst met betrekking tot teakbomenplantage en investeringen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een geschil tussen een eiser, die investeerde in een teakbomenplantage, en de curator van het failliete fonds Central American Timber Fund (CATF). De eiser heeft in de periode van 2001 tot 2005 elf koopovereenkomsten gesloten met Stichting Terra Vitalis, die later werd omgevormd tot CATF. De eiser stelt dat zijn rechten op economische eigendom en vruchtgebruik zijn geschonden door de omzetting van zijn rechten in participatierechten zonder zijn toestemming. De rechtbank heeft de internationale bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-verordening, waarbij werd vastgesteld dat de eiser als consument handelde en dat de overeenkomst onder de bescherming van deze verordening valt. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van de eiser tegen de curator, omdat de eiser woonachtig is binnen het rechtsgebied van de rechtbank en de curator geen woonplaats in Nederland heeft. De incidentele vordering van de curator om de rechtbank onbevoegd te verklaren, werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. De proceskosten in het bevoegdheidsincident zijn voor rekening van de curator, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632975 / HA ZA 22-107
Vonnis in incidenten van 25 mei 2022
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het verwijzingsincident op grond van artikel 220 Rv,
eiser in het incident op grond van artikel 843a Rv,
verweerder in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. S.W. van Zijll te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van het fonds naar Luxemburgs recht Central American Timber Fund FCP-SIF,
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het verwijzingsincident op grond van artikel 220 Rv,
verweerder in het incident op grond van artikel 843a Rv,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. E.S. Ebels te ’sGravenhage.
Partijen zullen hierna [naam eiser] respectievelijk de curator genoemd worden. Het Central American Timber Fund FCP-SIF zal hierna CATF worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens inhoudende incidentele vordering tot verwijzing van de zaak alsmede voorlopige voorziening (843a Rv) van 10 december 2021, met producties 1 tot en met 38;
  • de door de curator genomen incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende conclusie van antwoord in het incident ex art. 220 Rv, met productie 1;
  • de door [naam eiser] genomen incidentele conclusie van antwoord in het “niet-ontvankelijkheidsincident”, met productie 39.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2..De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
Deze vorderingen luiden letterlijk als volgt:
“Het u Edelachtbare moge behagen om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren vonnis,
[…]
I. Te verklaren voor recht dat gedaagde inbreuk hebben gemaakt op het beperkt recht van economische eigendom/vruchtgebruik van eiser;
II. Te verklaren voor recht dat gedaagde inbreuk hebben gemaakt op het beperkt recht van economische eigendom/vruchtgebruik van eiser door deze zonder toestemming en of de daarvoor benodigde aktes te hebben omgezet in deelnemingsrechten;
III. Te verklaren voor recht dat gedaagden schadeplichtig zijn voor het onrechtmatig omzetten dan wel inbreuk te hebben gemaakt op zijn beperkt recht van economische eigendom/vruchtgebruik;
IV. Te verklaren voor recht dat gedaagde het recht van eiser op het beperkt recht van economische eigendom/vruchtgebruik respecteren en nakomen, voor zover dat nog mogelijk is;
V. Gedaagde te veroordelen, des de ene betalende, de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser te betalen schadevergoeding, nader op te maken bij staat;
VI. Te verklaren voor recht dat gedaagde ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van eiser uit hoofde van wanprestatie;
VII. Te verklaren voor recht dat sprake is van een onrechtmatige daad gepleegd door gedaagde;
VIII. Te verklaren voor recht dat gedaagde zich ongerechtvaardigd hebben verrijkt ten laste van eiser;
IX. Te verklaren voor recht dat eiser recht heeft op uitkeringen van de aan eiser toekomende kapopbrengsten althans schadeplichtig zijn aan eiser voor hetzelfde bedrag;
X. Met veroordeling van gedaagde, des dat de ene betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van dit geding alsmede de nakosten.”
2.2.
[naam eiser] legt aan deze vorderingen – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag.
2.2.1.
[naam eiser] heeft met Stichting Terra Vitalis in de periode van 2001 tot en met (omstreeks) 2005 elf koopovereenkomsten gesloten betreffende de economische eigendom van dan wel het recht van vruchtgebruik op de houtopstand rechtgevend op de kapopbrengst van teakbomen in Costa Rica, waarmee [naam eiser] een bedrag van € 659.928,74 heeft geïnvesteerd.
2.2.2.
Ondanks dat [naam eiser] daarmee niet had ingestemd, heeft het bestuur van Stichting Terra Vitalis in 2011 toch het besluit genomen dat zij zou worden omgevormd in een beleggingsfonds, CATF. Dit beleggingsfonds is vervolgens opgericht door Global Fund House Managements S.à.r.l.
2.2.3.
CATF heeft bovengenoemde overeenkomsten met [naam eiser] door contractsoverneming overgenomen van Stichting Terra Vitalis.
2.2.4.
In CATF zijn enerzijds alle participanten ondergebracht (althans diegenen die akkoord zijn gegaan met de omzetting) en anderzijds alle rechten en verplichtingen van Stichting Terra Vitalis. De participaties zijn omgezet in units die door CATF worden uitgegeven.
2.2.5.
Stichting Terra Vitalis is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit bovengenoemde met [naam eiser] gesloten overeenkomsten. Voor het onderhoud van de teakbomenplantage was een onderhoudsfonds opgericht dat werd beheerd door een door Stichting Terra Vitalis ingeschakelde trust. Desondanks is de teakbomenplantage slecht beheerd. Daarnaast is door Stichting Terra Vitalis slecht toezicht gehouden op de kapopbrengsten en de eigendomsrechten van kopers zoals [naam eiser]. Stichting Terra Vitalis heeft [naam eiser] niet adequaat geïnformeerd over zijn kapopbrengsten. Bovendien is door Stichting Terra Vitalis nagelaten toezicht te houden op de onderhoudsverplichtingen van bovengenoemd onderhoudsfonds.
2.2.6.
[naam eiser] heeft van meet af aan aangegeven niet akkoord te gaan met het omzetten van zijn rechten in participatierechten, maar de bestuurder van Stichting Terra Vitalis, [naam], en de bestuurders van CATF hebben daar toch toe besloten. Zodoende is inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en recht van vruchtgebruik van [naam eiser]. Deze omzetting, die neerkomt op een onteigening, levert een onrechtmatige daad jegens [naam eiser] op. Hier is ook sprake van ongerechtvaardigde verrijking door CATF ten koste van [naam eiser].

3..Het geschil in het verwijzingsincident op grond van artikel 220 Rv

3.1.
[naam eiser] vordert dat de rechtbank de zaak bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis verwijst naar de rechtbank Amsterdam, sectie handel.
3.2.
De curator refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..Het geschil in het bevoegdheidsincident

4.1.
De curator vordert dat de rechtbank zich bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis onbevoegd verklaart van de vorderingen van [naam eiser] kennis te nemen, met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[naam eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de curator niet-ontvankelijk verklaart in de incidentele vordering althans de incidentele vordering afwijst, met veroordeling van de curator in de proceskosten van het incident.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..Het geschil in het incident op grond van artikel 843a Rv

5.1.
Ook deze incidentele vordering is opgenomen in de dagvaarding.
5.2.
Vanwege de referte van de curator in het verwijzigingsincident op grond van artikel 220 Rv en vanwege een instructie van de rolrechter van 10 februari 2022 (productie 1 van de curator) heeft de curator nog niet voor antwoord geconcludeerd in het incident op grond van artikel 843a Rv.

6..De beoordeling in het bevoegdheidsincident

6.1.
Het geschil in dit incident betreft de vraag of deze rechtbank internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van [naam eiser] tegen de curator in de hoofdzaak.
6.2.
De rechtbank gaat er in dit incident van uit dat CATF voorafgaande aan haar faillissement (i) de overeenkomsten van Stichting Terra Vitalis door contractsoverneming had overgenomen die Stichting Terra Vitalis eerder had gesloten met [naam eiser] en/of (ii) de rechtsopvolgster onder algemene titel was geworden van Stichting Terra Vitalis. Voor zover de vorderingen in de hoofdzaak (mede) zijn gebaseerd op handelen of nalaten van Stichting Terra Vitalis en/of CATF, lijken die vorderingen dus tegen de curator te moeten worden ingesteld (vergelijk artikel 25 lid 1 Fw), zoals ook is gebeurd.
6.3.
Hier is sprake van een internationaal geschil waarop de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel IbisVo) van toepassing is, namelijk zowel materieel, temporeel als formeel. Aangezien de gedaagde in deze zaak, de curator, woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van Brussel I-bis-Vo, namelijk Luxemburg, betekent dat dat de internationale bevoegdheid van deze rechtbank alleen maar kan volgen uit een bevoegdheidsregel van Brussel I-bis-Vo.
6.4.
Aangezien de curator geen woonplaats heeft in Nederland, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht op grond van de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Brussel I bis-Vo.
6.5.
Een forumkeuze voor deze rechtbank dan wel voor een andere rechterlijke instantie is gesteld noch gebleken.
6.6.
[naam eiser] legt aan zijn vorderingen zowel feiten ten grondslag die volgens hem een toerekenbare tekortkoming van CATF (Stichting Terra Vitalis) opleveren wat betreft verbintenissen uit bovengenoemde met [naam eiser] gesloten koopovereenkomsten als feiten die volgens hem onrechtmatige gedragingen van CATF (Stichting Terra Vitalis) opleveren.
6.7.
Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I-bis-Vo (artikelen 17 tot en met 19) houdt een aparte bevoegdheidsregeling in voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Ingevolge artikel 17 lid 1 Brussel I-bis-Vo is deze afdeling van toepassing indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat
  • een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
  • deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 sub a) tot en met c) Brussel I bis-Vo bedoelde categorieën valt.
Bovenstaande voorwaarden zijn cumulatief, zodat aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan om de bevoegdheid te kunnen vaststellen volgens de regels die gelden voor overeenkomsten die zijn gesloten door consumenten (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:2020:264, r.o. 45).
6.8.
Uitsluitend overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften vallen onder de in Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I-bis-Vo neergelegde bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakke partij (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:2020:264, r.o. 47-57). [naam eiser] voert aan dat hij heeft geïnvesteerd in de hoedanigheid van consument (onderdeel 70 van de dagvaarding). De curator heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [naam eiser] in een andere hoedanigheid dan die van consument heeft gehandeld. Daarom concludeert de rechtbank dat [naam eiser] heeft te gelden als consument, die handelde ter voldoening van zijn particuliere consumptiebehoefte.
6.9.
Dat CATF (Stichting Terra Vitalis) een bedrijfs- of beroepsmatig handelend rechtspersoon is, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook aan de tweede voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel I-bis-Vo is voldaan. Hieraan kan niet afdoen dat [naam eiser] zijn vorderingen ook grondt op onrechtmatig handelen. De vorderingen van [naam eiser] vloeien immers voort uit een overeenkomst tussen [naam eiser] en CATF (Stichting Terra Vitalis).
6.10.
Dat CATF (Stichting Terra Vitalis) haar commerciële activiteiten, waar de overeenkomst tussen [naam eiser] en CATF (Stichting Terra Vitalis) onderdeel van is, ontplooit in Nederland althans haar activiteiten richt op Nederland en dat Nederland de lidstaat is waar [naam eiser] woonplaats heeft, is niet in geschil, zodat sprake is van een overeenkomst in de zin van artikel 17 lid 1 sub c) Brussel I-bis-Vo. Hiermee is ook aan de derde voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel I-bis-Vo is voldaan. Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I-bis-Vo is derhalve van toepassing. Op grond van het van die afdeling deel uitmakende artikel 18 lid 1 Brussel I-bis-Vo kan de rechtsvordering van een consument worden gebracht voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft. Nu [naam eiser] woonplaats heeft binnen het rechtsgebied van deze rechtbank, is deze rechtbank dan ook bevoegd.
6.11.
De incidentele vordering van de curator zal derhalve worden afgewezen.
6.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de curator worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Deze kosten aan de zijde van [naam eiser] worden tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 563,00 (1 punt in liquidatietarief II)
totaal € 563,00.
6.13.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe is gegrond op de wet en niet is weersproken.

7..De beoordeling in het verwijzingsincident

7.1.
Aangezien de curator deze vordering van [naam eiser] niet heeft weersproken en deze vordering op de wet is gegrond, zal zij worden toegewezen. Deze zaak zal dan ook op de voet van artikel 220 Rv worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam.
7.2.
De proceskosten in dit incident zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

8..De beoordeling in het incident op grond van artikel 843a Rv

8.1.
Vanwege de verwijzing van de hoofdzaak naar de rechtbank Amsterdam, is dat ook de rechtbank die moet beslissen op deze incidentele vordering.

9..De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
9.1.
wijst de incidentele vordering af;
9.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiser] tot op heden begroot op € 563,00;
9.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het verwijzingsincident en het incident op grond van artikel 843a Rv
9.4.
verwijst de zaak naar de rechtbank Amsterdam;
9.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.
901/1407