Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 9 mei 2022, en om te bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
4..Waardering van het bewijs
Daags na de brand heeft een forensisch onderzoeker geconcludeerd dat de brand in de slaapkamer is ontstaan, als gevolg van open vuur ‘in enigerlei vorm ingebracht of achtergelaten’ op het matras van het bed. Hierdoor is een vlammende, zichzelf onderhoudende, brand ontstaan waarbij roet en hete rookgassen zijn vrijgekomen. De onderzoeker heeft ook vastgesteld dat bij de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, evenals gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de moeder van de verdachte, nu zij bij het oplopen van de trap hete rookgassen had kunnen inademen.
Naar algemene ervaringsregels is daarmee voorzienbaar dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was, maar ook gevaar voor personen (levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel). Op het moment van de brand was de moeder van de verdachte in de woning aanwezig, terwijl sprake was van vlammen en rookontwikkeling. Daarnaast ligt de woning binnen de bebouwde kom, in een aaneengesloten rij van zes woningen, en vond de brand plaats op een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat minstens een deel van de bewoners van de omliggende woningen thuis is. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat geen gevaar voor andere woningen en personen is ontstaan. Weliswaar heeft de brandweer aan de politie meegedeeld dat het vanwege de bouwkundige constructie van de woningen niet waarschijnlijk is dat brandgevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest voor personen in de naastgelegen woningen, maar zij heeft daarbij ook vermeld ‘bij een tijdige repressie’. Daarmee is niet gezegd dat ten tijde van de brandstichting het gevaar voor andere woningen en personen niet voorzienbaar was, en die voorzienbaarheid is de maatstaf voor bewezenverklaring van deze bestanddelen. Het gaat niet om het gevaar dat de brand en het verloop daarvan daadwerkelijk opleverde. De rechtbank acht daarom ook deze onderdelen van het tenlastegelegde feit bewezen.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
- meldplicht bij reclassering;
- opname in een zorginstelling voor maximaal één jaar;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- dagbesteding;
- meewerken aan schuldhulpverlening.
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
9..Bijlagen
10..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
(andere) aanwezige personen in die nabijgelegen woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.