ECLI:NL:RBROT:2022:4142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/10/18/624 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling

Op 28 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van de schone lei aan een schuldenaar die onder de schuldsaneringsregeling valt. De rechtbank had eerder op 15 november 2018 de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De schuldenaar had in de periode van de regeling te maken met een achterstand in de afdrachtplicht van € 2.792,51. De bewindvoerder, C.R. Lagendaal, had in een verslag van 14 februari 2022 aangegeven dat hij geen positief advies kon geven voor de verlening van de schone lei, omdat de schuldenaar niet volledig aan zijn verplichtingen had voldaan. Echter, na een wijziging van standpunt door de waarnemend bewindvoerder, H.A. Thomason, op 16 maart 2022, werd duidelijk dat de schuldenaar de boedelachterstand volledig had ingelopen.

Tijdens de zitting op 21 maart 2022 werd de situatie besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe schulden waren ontstaan en dat geen schuldeisers benadeeld waren. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaar niet toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Daarom werd de schone lei verleend, wat betekent dat de na beëindiging van de regeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 3.654,64. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 28 maart 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 november 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres],
[woonplaats],
schuldenaar,
bewindvoerder: C.R. Lagendaal.

1..De procedure

Bij beschikking van 14 mei 2019 heeft de rechter-commissaris de regeling van schuldenaar voor een termijn van vier maanden verlengd om de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting te compenseren. De regeling loopt daarom tot 15 maart 2022. Gedurende de verlenging waren alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van kracht.
De bewindvoerder heeft op 14 februari 2022 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 24 februari 2022 heeft mevrouw I.M. Thomason, waarnemend bewindvoerder, de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
Op 16 maart 2022 en 18 maart 2022 heeft mevrouw H.A. Thomason, waarnemend bewindvoerder, de rechtbank nader bericht.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 21 maart 2022. Schuldenaar en mevrouw H.A. Thomason, waarnemend bewindvoerder, zijn verschenen en gehoord.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

De bewindvoerder heeft in zijn schriftelijk verslag van 14 februari 2022 aan de rechter-commissaris medegedeeld dat hij geen positief advies kan geven met betrekking tot het verlenen van de schone lei. Schuldenaar heeft niet volledig voldaan aan zijn afdrachtplicht. De achterstand bedraagt € 2.792,51. In de laatste stand van zaken van 24 februari 2022 heeft de waarnemend bewindvoerder aan de rechter-commissaris medegedeeld dat de situatie niet is gewijzigd en dat om die reden nog steeds geen positief advies gegeven kan worden met betrekking tot het verlenen van de schone lei.
Op 16 maart 2022 heeft de waarnemend bewindvoerder in haar bericht aan de rechtbank verklaard dat de boedelachterstand volledig is ingelopen. Schuldenaar heeft hiermee aan zijn verplichtingen voldaan. De waarnemend bewindvoerder heeft nadien haar standpunt gewijzigd in een positief advies met betrekking tot het verlenen van de schone lei.
Ter zitting heeft de waarnemend bewindvoerder uitgelegd hoe schuldenaar aan het einde van de schuldsaneringsregeling de boedelachterstand van € 2.792,51 volledig heeft in kunnen lopen. Toegelicht is, dat schuldenaar de boedelachterstand volledig heeft ingelopen, mede met hulp van zijn partner (waarmee hij niet in gemeenschap van goederen is gehuwd). Zij heeft hem daarbij geholpen omdat een deel van de boedelachterstand ook aan haar toe te rekenen is. Zij is namelijk haar afdrachtplicht (inzake Toeslagen die mede ten behoeve van de schuldenaar waren) gedurende de schuldsaneringsregeling van schuldenaar niet nagekomen.

3..De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat nu de boedelachterstand is ingelopen, en voldoende aannemelijk is geworden dat daarmee geen nieuwe schulden zijn ontstaan en er door de wijze van inlopen geen schuldeisers zijn benadeeld, schuldenaar niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen. Aan schuldenaar zal daarom de zogenoemde “schone lei” worden verleend.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

4..De beslissing

De rechtbank:
  • stelt vast dat schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en bepaalt dat deze tekortkoming niet aan verlening van de zogenoemde “schone lei” in de weg staat;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 15 maart 2022;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 3.654,64.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.