ECLI:NL:RBROT:2022:4199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
9743228 / VZ VERZ 22-2496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning transitievergoeding na verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling B.V. en [verweerder]. VORM Ontwikkeling verzocht de ontbinding op basis van verwijtbaar handelen van [verweerder], die sinds 1 januari 2022 in dienst was als junior projectontwikkelaar. De werkgever stelde dat [verweerder] grove nalatigheid had vertoond in zijn vorige functie als kopersadviseur bij [naam bedrijf 3], wat leidde tot ontevredenheid bij klanten en extra werk voor collega's. De kantonrechter oordeelde dat de verwijten van VORM Ontwikkeling betrekking hadden op de periode dat [verweerder] bij [naam bedrijf 3] werkte en dat deze niet konden worden gebruikt als grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij VORM Ontwikkeling. De rechter concludeerde dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, maar dat dit niet uitsluitend aan [verweerder] te wijten was. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juli 2022 en VORM Ontwikkeling veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 12.664,40 aan [verweerder]. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9743228 / VZ VERZ 22-2496
datum uitspraak: 27 mei 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VORM Ontwikkeling B.V.,
statutair gevestigd in Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in de voorwaardelijke tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. D. Schuurman te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats verweerder],
verweerder,
verzoeker in de voorwaardelijke tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. M. IJzelenberg te Goes.
De partijen worden hierna ‘VORM Ontwikkeling’ en ‘[verweerder]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW, met bijlagen 1 tot en met 17, dat op 11 maart 2022 op de griffie is ontvangen;
  • het verweerschrift ex artikel 7:671b BW met voorwaardelijke tegenverzoeken, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • de per e-mail verzonden brief van 3 mei 2022 aan de zijde van VORM Ontwikkeling, met bijlagen 18 tot en met 26;
  • de per e-mail verzonden brief van 5 mei 2022 aan de zijde van VORM Ontwikkeling, met bijlage 26 (
  • de pleitnotities van de gemachtigde van VORM Ontwikkeling;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verweerder].
1.2.
Op 6 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.

2..De feiten

2.1.
[naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) is een landelijk opererende ontwikkelaar en bouwer. De activiteiten van [naam bedrijf 1] zijn ondergebracht in verschillende werkmaatschappijen, waaronder [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2]), [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3]) en VORM Ontwikkeling.
2.2.
[verweerder], geboren op 15 januari 1993, is sinds 28 september 2015 in dienst bij achtereenvolgens [naam bedrijf 2], [naam bedrijf 3] en VORM Ontwikkeling op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en voor 38,75 uur per week (fulltime).
2.3.
Het laatstverdiende salaris van [verweerder] bedraagt € 4.150,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, een dertiende maand, een bonus van gemiddeld € 9.500,00 bruto per jaar over de laatste drie jaar en overige emolumenten.
2.4.
[verweerder] was tot 1 januari 2022 kopersadviseur en lid van het leidinggevend team (hierna: LT-lid) van [naam bedrijf 3]. Blijkens de functieomschrijving van een kopersadviseur is het zijn taak om kopers te begeleiden tijdens het proces voor het verwezenlijken van de door hen gekochte woning. Een kopersadviseur staat de kopers bij in hun keuze voor meer- en minderwerk, is verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van sluitingsdata voor kopersopties, het (prijs)technisch uitwerken van de opties, het informeren van de betrokken afdelingen inzake de gemaakte keuzes en het evalueren van die koperskeuzes. Dit gebeurt via de systemen Home DNA en Focus Feedback.
2.5.
[verweerder] zou per 1 januari 2022 bij VORM Ontwikkeling in dienst treden in de functie van junior projectontwikkelaar. In verband met zijn functiewijziging moest [verweerder] voor 1 januari 2022 zijn lopende werkzaamheden als kopersadviseur en LT-lid bij [naam bedrijf 3] overdragen aan zijn directe collega, [naam 1] (hierna: [naam 1]). Bij e-mail van zondag 19 december 2021 om 17:23 uur heeft [verweerder] [naam 1] - voor zover van belang - het volgende bericht:

(…) Aangezien komende week het vaderschapsverlof in gaat en ik merk dat ik deze ook echt moet gebruiken heb ik alles opgezocht om alvast over te dragen. Ik denk niet dat alles relevant is voor dit jaar. Ik heb wel gezien dat ik zeker fouten heb gemaakt bij bepaalde bouwnummers waar ik echt van baal en merk dat dit niet voor de rust zorg die nodig is, lig er best van wakker (met name Essenlaen). Vandaar goed denk ik dat het echt overgedragen wordt om te zorgen dat het uiteindelijk zo netjes mogelijk opgelost wordt met de klanten, mocht het nodig zijn kan er gewezen worden naar mij (aangezien dit vaak toch is wat er gebeurt)
Ik heb hieronder per project de punten benoemd waarvan ik denk dat nog niet overgedragen was. (…)
Ik zal met bovenstaande geen vrienden gemaakt hebben, mocht het verdere consequenties hebben voor mij heb ik hier wel contact over met de directie. Ik stuur de afdeling nog wel een bericht dat het einde niet ideaal was maar dat ik iedereen het beste wens voor volgend jaar met de nieuwe organisatie vorm. (…)
Belangrijk is dat je als leidinggevende in ieder geval geen of nauwelijks bouwnummers erbij doet want ik zie echt dat ik te veel fouten heb gemaakt in de projecten waar ik niet trots op ben... (…)”.
2.6.
In reactie hierop heeft [naam 1] bij e-mail van 21 december 2021 - voor zover van belang - het volgende aan [verweerder] bericht:

(…) Ik ben echt geschrokken van de inhoud hiervan. Momenteel zijn we aan het uitzoeken wat we hier nu mee kunnen doen.
Het blijkt behoorlijk ernstig te zijn.
Onze kopers zijn in eerste instantie de gedupeerde, de naam van 6D wonen en kopersadvies wordt hiermee schade aangedaan. Om de problematiek op te lossen gaat het om veel geld en worden collega’s en onderaannemers opgezadeld met veel extra werk en frustratie.
Ik moet dit in de organisatie breder oppakken om tot oplossingen te komen.
Gezien de ernst van de situatie verzoek ik je dringend om per omgaande hierover zelf contact op te nemen met [naam 2]. (…)”.
2.7.
[verweerder] heeft vervolgens bij e-mail van 22 december 2021 - voor zover van belang - het volgende aan [naam 3] (Directeur Bouw & Ontwikkeling bij [naam bedrijf 1], hierna: [naam 3]) bericht:

(…) Het blijkt dat ik afgelopen jaar in bepaalde periodes toch te veel hooi op mijn vork heb genomen. Naast mijn leidinggevende taken had ik ongeveer 150 bouwnummers onder mijn hoede. Bij het project Essendael is gebleken dat ik de nodige steken heb laten vallen. Hiervoor is er extra aandacht besteed om net voor mijn afwezigheid een kijkmoment plaatst te laten vinden zodat alles ook door ons gecontroleerd kon worden. Hier kwamen de punten naar voren die ik niet goed heb aangepakt (naast de normale kijkmiddag puntjes). Afgelopen weekend heb ik alles wat speelt overgedragen aan [naam 1]. (Zie bijgevoegde mail). Voornaamste gevoel is dat ik baal hoe ik zaken heb aangepakt waardoor nu een aantal klanten en collega’s er last van hebben.
[naam 1] pakt samen met de collega’s de belangrijkste punten op maar omdat het niet niks is stuur ik deze mail naar jou. Anders zou je het ook via via horen. Wat [naam 1] nodig heeft is denk ik een soort go of back up dat de neuzen dezelfde kant op staan (binnen en buiten) zodat zoveel mogelijk zaken in goed overleg opgelost worden zonder dat hij elke keer iedereen moet overhalen. Wat de mogelijke consequenties van deze missers zijn voor mij laat ik aan jou over.
Ik ben er zelf behoorlijk ziek van en terugkijkende had ik veel eerder nee tegen dingen moeten zeggen. Nu hebben bepaalde punten ook nog wel enige context maar daar schiet nu verder niemand wat mee op. Ik heb [naam 1] aangegeven dat ik het zou delen met jou. Drie weken geleden heb ik zelf wel een dag buiten geholpen (zelf aangeboden) om uitvoering ook te laten zien dat ik bewust ben van wat er mis was gegaan. Ik hoop begin volgend jaar zo fris mogelijk te mogen beginnen zodat ik mijzelf opnieuw kan gaan bewijzen binnen VORM want afgelopen jaar merk ik dat ik minder gemotiveerd en zeker niet het beste uit mijzelf gehaald heb. Momenteel is het voor mij in huis veel helpen aangezien de vrouw herstellende is van een keizersnee en de zwangerschapsvergiftiging dus mijn bereikbaarheid is iets minder. Laat maar even weten hoe verder en wat dit mogelijk voor consequenties heeft voor mij. (…)”.
2.8.
In reactie hierop heeft [naam 3] bij e-mail van 22 december 2021 - voor zover van belang - het volgende aan [verweerder] bericht:

(…) Dank voor je (helaas te late) bericht. Zoals je zult begrijpen ben ik ook erg geschrokken van de ontstane situatie.
Ik heb op dit moment geen beeld van de impact die dit heeft en ben blij dat [naam 1] dit (ondanks zijn situatie) samen met het team oppakt.
Vooralsnog moet de focus liggen op het oplossen van de ontstane problemen. Ik ga ervan uit dat ook jij hier je verantwoordelijkheid neemt en waar nodig [naam 1] helpt erger te voorkomen.
Natuurlijk heb ik begrip voor je thuissituatie en de gezondheid van je vrouw en kind gaan voor. Maar nogmaals aan jou het dringende verzoek [naam 1] waar nodig te ondersteunen. (…)”.
2.9.
Op 1 januari 2022 is [verweerder] gestart in zijn nieuwe functie van junior projectontwikkelaar bij VORM Ontwikkeling.
2.10.
Op 17 januari 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij [verweerder], [naam 3] en [naam 5] (HR Business Partner) aanwezig waren. Naar aanleiding van dit gesprek heeft VORM Ontwikkeling bij brief van 18 januari 2022 - voor zover van belang - het volgende aan [verweerder] bericht:

(…) Op 17 januari 2022 had jij een gesprek met [naam 3] (directeur Bouw & Ontwikkeling) en [naam 5] (HR-businesspartner).
Aanleiding van het gesprek was dat in december 2021 bleek dat er grove nalatigheid is geconstateerd in jouw werk als kopersadviseur en LT-lid. In jouw overdracht aan [naam 1] (d.d. 19 december 2021) blijkt dat met name op het project Essendael verschillende kopersopties niet of onjuist verwerkt zijn. Daarnaast hebben we signalen ontvangen dat je voor klanten slecht bereikbaar was, wat niet bij heeft gedragen aan de klantbeleving die wij als VORM zo hoog in het vaandel hebben staan.
Tijdens het gesprek gaf je aan dat je je er bewust van was dat deze fouten waren gemaakt en je ze te lang hebt laten liggen. Dat kwam enerzijds doordat je het overzicht voor jezelf niet meer compleet had en anderzijds omdat je de sfeer als niet voldoende ervaarde om de zaken tijdig aanhankelijk te maken.
De resultaten van deze nalatigheid zijn:
- grote ontevredenheid bij klanten;
- collega’s die nu veel herstelwerkzaamheden moeten verrichten en met een zeer negatieve sfeer te maken hebben;
- je directe LT-lid collega die in zijn vertrouwen is geschaad;
- een onvoorziene kostenpost voor de herstelwerkzaamheden;
- én wellicht imago-schade voor VORM als bedrijf.
Juist door jouw werkervaring bij VORM en expliciet jouw rol als leidinggevende had je kunnen weten dat zaken tijdig aanhankelijk gemaakt hadden moeten worden. Zoals aangegeven snappen wij dat iedereen een fout kan maken. Het vertrouwen is dan ook juist geschaad door het niet tijdig pakken van jouw verantwoording en te communiceren met je directe collega’s of zelfs te escaleren naar [naam 3] op het moment dat je wist dat het fout was gegaan. Wanneer dit namelijk wel tijdig was gebeurd, hadden we gezamenlijk naar een juiste oplossing kunnen zoeken.
Om deze reden is aangegeven dat we het dienstverband met elkaar willen beëindigen. Je ontvangt samen met deze brief de vaststellingsovereenkomst.
We vragen je deze zorgvuldig door te nemen en uiterlijk volgende week woensdag 26 januari 2022 aan ons getekend te retourneren. (…)”.
2.11.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van [verweerder] bij brief van 25 januari 2022 - voor zover van belang - het volgende aan VORM Ontwikkeling bericht:

(…)Algemeen
Alvorens cliënt inhoudelijk zal reageren op de beëindigingsovereenkomst, wenst hij op te merken dat hij op 17 januari jl. met grote verbazing deel heeft genomen aan het gesprek met [naam 3] en [naam 5]. Cliënt heeft immers naar zijn mening altijd goed gefunctioneerd, hetgeen ook wordt bevestigd door de salarisverhogingen en de bonussen die hij (vrijwel) ieder jaar heeft ontvangen. Naast het goede functioneren werkt cliënt ook reeds langer dan vijf jaren met veel plezier bij VORM en heeft hij - op de gewaardeerde projecten - een gemiddelde klantwaardering van 7,55. Dat u de arbeidsovereenkomst met cliënt wenst te beëindigen is voor hem dan ook een schok. Dit betekent overigens niet dat cliënt van mening is dat hij nimmer een steek heeft laten vallen. Naar zijn mening is hij echter niet dermate ernstig tekortgeschoten dat de arbeidsovereenkomst dadelijk zou moeten eindigen. (…)
U geeft te kennen dat cliënt uw vertrouwen zou hebben beschaamd, omdat hij zaken niet tijdig (genoeg) zou hebben gemeld. Cliënt heeft nimmer bewust zaken achtergehouden en er alles aan gedaan om eventuele fouten op te lossen. Dat bij de overdracht bleek dat er zaken niet goed zouden zijn gegaan en/of niet tijdig zijn gemeld wordt door cliënt niet betwist, maar dat heeft hij niet met opzet gedaan. Hij is namelijk zaken vergeten te melden en hij heeft getracht om die zaken zelf op te lossen. Van die laatste categorie was er ook geen aanleiding en noodzaak om dat vooraf te communiceren. Ook heeft cliënt aan u te kennen gegeven - en al eerder aan diverse HR-medewerkers - waarom hij bepaalde zaken niet durfde te melden. Met de kennis achteraf had hij wellicht beter bepaalde zaken eerder kunnen melden, doch hij kan de tijd niet terugdraaien.
Cliënt wenst zijn handelen en/of nalaten ook niet goed te praten, maar hij heeft zijn werkzaamheden altijd zo goed mogelijk geprobeerd uit te voeren. Naar mening van cliënt worden tekortkomingen opgeblazen om een einde van de arbeidsovereenkomst te kunnen rechtvaardigen. Van belang is ook om op te merken dat cliënt, ondanks dat hij thans een andere functie bekleedt, aangeboden heeft om te helpen bij het oplossen van bepaalde zaken. U bent echter nimmer ingegaan op dat aanbod. In dat kader is tevens van belang dat cliënt ook nog regelmatig vragen krijgt van collega’s en hij die ook beantwoordt. Cliënt is aldus moedwillig is om te helpen. Voorts wenst cliënt op te merken dat de tekortkomingen met name zien op zijn eerste project - al een lange tijd geleden - en hij werd toen niet voldoende begeleid en/of was het verkeerd geleerd. Daarnaast zien ze op een project dat gestart is in een tijd dat cliënt er met zijn hoofd niet helemaal bij was. Cliënt heeft, zoals bij u bekend, een zeer zware tijd achter de rug en hoewel hij zijn handelen en/of nalaten niet goed wenst te praten door die gebeurtenissen, heeft dat logischerwijs wel invloed op hem en zijn werk gehad. In dit kader behoeft het geen toelichting dat uw huidige wens om over te gaan tot beëindiging, net nadat zijn zoon is geboren, extra wrang is. Cliënt vindt het overigens ook stuitend dat thans enkel de nadruk wordt gelegd op zijn tekortkomingen, terwijl hij toch meer dan 5 jaar goed heeft gefunctioneerd!
Ondanks het bovenstaande ziet cliënt ook wel in dat het moeilijk zal zijn - vanuit uw zijde - om de arbeidsovereenkomst te continueren, indien u het vertrouwen in hem verloren bent. Een eventueel einde van de arbeidsovereenkomst dient echter wel recht te doen aan de situatie en cliënt meent dat de beëindigingsovereenkomst thans enkel in uw voordeel is. (…)
Tegenvoorstel
Zoals eerder opgemerkt kan de arbeidsovereenkomst niet eindigen zonder toestemming van cliënt en is uw voorstel simpelweg niet redelijk om te accepteren. Cliënt is echter, mede gezien het plezier dat hij altijd heeft gehad tijdens zijn dienstverband, niet van plan om het onderste uit de kan te halen en wenst met u mee te denken. Feitelijk is cliënt het grotendeels eens met uw voorstel, zij het dat de beëindigingsovereenkomst verhoogd moet worden en er een juridische kostenvergoeding betaald moet worden. (…)
Graag verneem ik - bij voorkeur per e-mail - uw akkoord op bovenstaand voorstel alsook de aangepaste beëindigingsovereenkomst. (…)”.
2.12.
Partijen hebben vervolgens nog nader overleg met elkaar gepleegd, maar dat heeft niet tot een minnelijke oplossing geleid.

3..Het verzoek

3.1.
VORM Ontwikkeling verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van - kort gezegd - verwijtbaar handelen. Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Als ontbinding op die grond ook niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, die zodanig is dat van VORM Ontwikkeling in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.2.
VORM Ontwikkeling heeft hierbij het volgende naar voren gebracht.
3.2.1.
[verweerder] heeft
primairverwijtbaar gehandeld of nagelaten. Hij had, zeker ook gelet op zijn leidinggevende functie als LT-lid, kunnen en moeten beseffen dat het onacceptabel is om (1) kopersopties niet of niet juist te verwerken en daarover geen openheid van zaken te geven, (2) kopers niet te voorzien van enquêtes via het Focus Feedbacksysteem, (3) niet via Home DNA met kopers te communiceren, maar via verschillende andere kanalen waaronder zijn privé e-mailadres, (4) moeilijk bereikbaar te zijn voor kopers en collega’s en (5) geen sluitingsdatum voor de opties op te nemen, waardoor geen enquêtes aan de kopers zijn gestuurd. [verweerder] heeft niet aanstonds openheid van zaken gegeven, terwijl juist vanwege zijn positie en ervaring van hem had mogen worden verwacht dat hij zijn fouten bespreekbaar zou maken. [verweerder] had daarvoor verschillende mogelijkheden, maar die mogelijkheden heeft hij niet benut tot aan het moment dat hij de overstap maakte naar VORM Ontwikkeling.
3.2.2.
VORM Ontwikkeling hecht veel waarde aan openheid, integriteit en professionaliteit van haar medewerkers, hetgeen ook is opgenomen in de Gedragscode die deel uitmaakt van de Arbeidsvoorwaardenregeling. Door de handelswijze van [verweerder] is het in hem gestelde noodzakelijke vertrouwen komen te vervallen. Dat geldt in het bijzonder voor het verzwijgen van het verwijtbare handelen. Duidelijk is geworden dat [verweerder] niet beschikt over de mate van professionaliteit die in redelijkheid van hem als kopersadviseur mag worden verwacht en die noodzakelijk is in zijn rol als LT-lid. In het geval dat de kantonrechter van oordeel is dat niet kan worden gesproken van verwijtbaar handelen of nalaten als redelijke grond voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, verzoekt VORM Ontwikkeling
subsidiairom de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden.
3.2.3.
In het geval dat de kantonrechter van oordeel is dat geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten of een verstoorde arbeidsverhouding, is in de visie van VORM Ontwikkeling
meer subsidiairsprake van een zodanige combinatie van omstandigheden dat niet meer in redelijkheid van VORM Ontwikkeling kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] nog langer laat voortduren.
3.2.4.
Nu het onderhavige verzoek primair is gebaseerd op verwijtbaar handelen of nalaten, ligt herplaatsing niet in de rede. Ook al zou worden geoordeeld dat geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten, dan behoort herplaatsing bij VORM Ontwikkeling of bij één van de andere werkmaatschappijen van [naam bedrijf 1] niet tot de mogelijkheden. Het vertrouwen in [verweerder] is namelijk onherstelbaar geschaad.

4..Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is - samengevat - het volgende aangevoerd.
4.1.1.
[verweerder] is sinds 1 januari 2022 werkzaam bij VORM Ontwikkeling. Hij moet in zijn huidige werk verantwoording afleggen aan andere personen dan hij tot 1 januari 2022 moest bij [naam bedrijf 3]. [verweerder] heeft nu ook een andere functie en andere collega’s en er is geen cao meer op hem van toepassing. De feiten en omstandigheden die gebeurd zouden zijn tijdens het dienstverband bij [naam bedrijf 3] kunnen naar de mening van [verweerder] dan ook niet gebruikt worden in een ontbindingsprocedure bij VORM Ontwikkeling, hetgeen VORM Ontwikkeling wel probeert te doen.
4.1.2.
[verweerder] heeft niet verwijtbaar gehandeld. [verweerder] betwist niet dat hij eerder openheid van zaken had kunnen geven, maar daar zag hij de noodzaak niet van in. Hij heeft getracht alles nog voor zijn overgang zelf op te lossen en dat is ook grotendeels gelukt. [verweerder] zat in een zware periode en probeerde alle ballen hoog te houden. [verweerder] heeft niets achtergehouden toen hij van werkgever en functie wisselde. Er zat een fout in Home DNA, waardoor klanttevredenheidsenquêtes niet op tijd werden verstuurd. Dat is geen fout van [verweerder]. Het was verder normaal dat er door werknemers werd gecommuniceerd via andere communicatiekanalen dan Home DNA. [verweerder] betwist tot slot dat hij moeilijk bereikbaar zou zijn geweest voor kopers en/of collega’s.
4.1.3.
Van een verstoorde arbeidsrelatie is geen sprake. [verweerder] heeft slechts één week in zijn nieuwe functie gewerkt. Dat de vertrouwensrelatie in die week ernstig en duurzaam verstoord is, lijkt onmogelijk. VORM Ontwikkeling heeft zich ook niet ingespannen om de vertrouwensproblemen op te lossen; zij heeft enkel ingezet op het einde van de arbeidsovereenkomst. Om dat kracht bij te zetten, is [verweerder] direct op non-actief gesteld en is hij verplicht om zijn spullen in te leveren. Bovendien mocht [verweerder] niet mee met een etentjes met zijn voormalige collega’s. Als er dus al sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, dan is dat enkel en alleen door VORM Ontwikkeling veroorzaakt om tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen.
4.1.4.
VORM Ontwikkeling verzoekt zonder enige toelichting om de arbeidsovereenkomst op grond van de cumulatiegrond te ontbinden. Het is echter niet aan de kantonrechter om, wanneer iedere toelichting ontbreekt, de omstandigheden die zijn aangevoerd in het kader van de afzonderlijke ontslaggronden in het kader van de i-grond te verzamelen en zelfstandig te beoordelen of dat voldoende is voor een voldragen i-grond. Bovendien is geen enkele ontslaggrond bijna voldragen, hetgeen wel is vereist voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de i-grond.
4.1.5.
Indien er wordt ontbonden op grond van verwijtbaar handelen en/of nalaten, meent [verweerder] dat de stelling van VORM Ontwikkeling dat herplaatsing niet in de rede ligt, juist is. In het geval van ontbinding op de g-grond of de i-grond moet daarentegen wel degelijk getracht worden om [verweerder] te herplaatsen en dat is ook mogelijk. VORM Ontwikkeling heeft in dit verband niet aan de herplaatsingsplicht voldaan.
4.2.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een transitievergoeding van € 12.888,76 bruto en een billijke vergoeding van € 82.518,10 bruto. Daarnaast verzoekt [verweerder] in het geval dat de arbeidsovereenkomst op de meer subsidiaire i-grond wordt ontbonden om toekenning van een extra vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding.

5..De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden en, zo dat het geval is, of aan [verweerder] al dan niet een transitievergoeding, billijke vergoeding en/of extra vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding moeten worden toegekend.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
e-grond?
5.4.
VORM Ontwikkeling heeft
primairom ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verweerder] op de zogenoemde e-grond verzocht, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.5.
VORM Ontwikkeling maakt [verweerder] een vijftal verwijten:
niet of niet juist verwerken van kopersopties en daarover geen openheid van zaken geven;
kopers niet voorzien van enquêtes via het Focus Feedbacksysteem;
niet via Home DNA met kopers communiceren, maar via verschillende andere kanalen waaronder zijn privé e-mailadres;
moeilijk bereikbaar zijn voor kopers en collega’s;
geen sluitingsdatum voor de opties opnemen, waardoor geen enquêtes aan de kopers zijn gestuurd.
5.6.
De kantonrechter constateert dat al deze verwijten betrekking hebben op de periode dat [verweerder] bij [naam bedrijf 3] in dienst was. [verweerder] heeft hiermee wellicht verwijtbaar gehandeld of nagelaten tegenover [naam bedrijf 3], maar niet tegenover VORM Ontwikkeling, zodat dat handelen tegenover VORM Ontwikkeling ook geen reden kan opleveren om de arbeidsovereenkomst op de e-grond te ontbinden.
g-grond?
5.7.
VORM Ontwikkeling heeft
subsidiairom ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verweerder] op de zogenoemde g-grond verzocht, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat door gedragingen van [verweerder] én VORM Ontwikkeling over en weer zodanige scheuren zijn ontstaan in de vertrouwensband die noodzakelijk is voor een vruchtbare samenwerking tussen VORM Ontwikkeling en [verweerder], dat die vertrouwensband niet meer kan worden gerepareerd. [verweerder] heeft niet weersproken dat hij bij [naam bedrijf 3] fouten heeft gemaakt en dat hij daar (achteraf gezien) eerder open kaart over had kunnen en moeten spelen. Hoewel VORM Ontwikkeling en [naam bedrijf 3] strikt genomen verschillende entiteiten zijn en dus niet als onderdeel van één bedrijf kunnen worden beschouwd, kan de kantonrechter zich voorstellen dat de door [verweerder] bij [naam bedrijf 3] gemaakte fouten - door de organisatiestructuur binnen [naam bedrijf 1] en de omstandigheid dat (bijna) al haar medewerkers in één gebouw werken - ertoe hebben geleid dat VORM Ontwikkeling het vertrouwen in [verweerder] is verloren. Daarbij speelt ook mee dat VORM Ontwikkeling de gedragingen van [verweerder] in deze procedure heeft geprobeerd “op te blazen”, terwijl [verweerder] zijn gedragingen heeft getracht te bagatelliseren. Dat wederzijdse “steekspel” vormt geen basis om in vertrouwen verder aan een gezonde arbeidsrelatie te werken. Verder in acht nemende dat VORM Ontwikkeling er blijk van heeft gegeven geen mogelijkheden meer te zien voor een vruchtbare samenwerking en dat [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling ook te kennen heeft gegeven dat hij zich kan voorstellen dat het vertrouwen in hem bij een aantal mensen weg is, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van geen van partijen in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Vanwege de ernst van de vertrouwensbreuk is de kantonrechter ook van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] niet in de rede ligt.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter het
subsidiaireverzoek van VORM Ontwikkeling om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond zal toewijzen.
i-grond?
5.10.
Nu de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond wordt toegewezen, kan in het midden blijven of sprake is van een voldragen i-grond, zoals
meer subsidiairdoor VORM Ontwikkeling is verzocht. Aan de beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van [verweerder] om toekenning van een extra vergoeding ter hoogte van de helft van de transitievergoeding komt de kantonrechter, gelet op het voorgaande, dan ook niet toe.
De ontbindingsdatum
5.11.
Nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt ingewilligd, moet het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald. Volgens artikel 7:671b lid 9, onderdeel a BW geldt dat voor de ontbindingsdatum rekening moet worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van een maand.
5.12.
VORM Ontwikkeling heeft gesteld dat het handelen van [verweerder] als “ernstig verwijtbaar” in de zin van artikel 7:671b lid 9 sub b BW moet worden aangemerkt en heeft daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht tegen een eerdere datum, zonder rekening te houden met de geldende opzegtermijn. Nu hiervoor in rechtsoverweging 5.6. echter is geoordeeld dat geen sprake is van verwijtbaar handelen door [verweerder], is ook geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder]. Het verzoek van VORM Ontwikkeling om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen een eerdere datum wordt daarom afgewezen.
5.13.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt gelet op het voorgaande bepaald op 1 juli 2022. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
Transitievergoeding?
5.14.
[verweerder] heeft verzocht de wettelijke transitievergoeding aan hem toe te kennen, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
5.15.
Zoals hiervoor is overwogen, is geen sprake van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] en dus al helemaal geen érnstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder]. Dat [verweerder] een ernstig verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het ontstaan van de vertrouwensbreuk is evenmin gebleken. [verweerder] heeft dan ook recht op de wettelijke transitievergoeding.
5.16.
[verweerder] heeft ter zake van de transitievergoeding verzocht een bedrag van € 12.888,76 bruto toe te wijzen, uitgaande van een einddatum van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022. Nu de arbeidsovereenkomst echter per 1 juli 2022 wordt ontbonden, heeft [verweerder] recht op toekenning van de transitievergoeding ten bedrage van € 12.664,40 bruto. Dat bedrag is derhalve toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 1 augustus 2022. Daarnaast is toewijsbaar de verzochte veroordeling van VORM Ontwikkeling tot afgifte van een deugdelijke bruto-/netto-specificatie.
Billijke vergoeding?
5.17.
De kantonrechter ziet geen reden om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen, zoals hij heeft verzocht voor het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeids-overeenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval is echter geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat niet is gebleken dat VORM Ontwikkeling doelbewust naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft gestreefd en dat evenmin is gebleken dat VORM Ontwikkeling ten aanzien van het ontstaan van de vertrouwensbreuk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een “uitzonderlijk geval”, zoals hiervoor bedoeld, is derhalve geen sprake.
5.18.
VORM Ontwikkeling hoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld om het verzoek in te trekken, omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden en zij niet heeft verzocht om een intrekkingstermijn in het geval geoordeeld zou worden dat [verweerder] recht heeft op de transitievergoeding (zie HR 29 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1812).
De proceskosten
5.19.
In de omstandigheden dat beide partijen hebben bijgedragen aan het ontstaan van een verstoorde arbeidsverhouding en geen van partijen ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Iedere partij draagt derhalve de eigen proceskosten.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.20.
De beschikking wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek én in de tegenverzoeken
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2022;
6.2.
veroordeelt VORM Ontwikkeling om aan [verweerder] € 12.664,40 bruto aan transitievergoeding te betalen binnen één maand na de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 augustus 2022 tot de dag van algehele betaling, onder
gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke bruto-/netto-specificatie aan [verweerder];
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, kantonrechter, en vandaag in het openbaar uitgesproken.
38671