ECLI:NL:RBROT:2022:4363

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
9486716
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst tussen Woonbron en de huurder, aangeduid als [gedaagde], die overlast veroorzaakte in de flatwoning die hij huurde van Woonbron. De procedure volgde na meerdere meldingen van overlast door omwonenden, waaronder intimidatie, bedreigingen en geluidsoverlast. Woonbron heeft de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van het gehuurde gevorderd, met als argument dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van ernstige en structurele overlast, en dat de huurder tekortgeschoten is in zijn verplichtingen. De vordering van Woonbron is toegewezen, met de verplichting voor Verkerk & Vos, als curator van [gedaagde], om het gehuurde binnen 14 dagen te ontruimen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan Woonbron toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9486716 \ CV EXPL 21-33596
uitspraak: 15 april 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W. Kox te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verkerk & Vos Bewindvoeringen Minnelijk B.V., in haar hoedanigheid van curator over de goederen die (zullen) toebehoren aan de heer
[gedaagde],
gevestigd te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonbron’ respectievelijk ‘Verkerk & Vos’. De heer [gedaagde] wordt hierna aangeduid als ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 4 oktober 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 27 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende producties van Woonbron.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022. Namens Woonbron zijn verschenen de heer [persoon A] (sociaal beheerder) en de heer [persoon B] (technisch opzichter), bijgestaan door mr. M.W. Kox als gemachtigde. Aan de zijde van Verkerk & Vos is verschenen mr. E.H.P. Dingenouts als gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] huurt van Woonbron de flatwoning met balkon gelegen aan het adres [adres] te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 september 2012 is [gedaagde] onder curatele gesteld en is Verkerk & Vos tot curator benoemd.
2.3.
In de Algemene huurvoorwaarden die van toepassing zijn op de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde] is – onder meer en voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“9.4 Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
[…]
9.6
Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, dieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. […]
[…]
2.4.
In de periode van 2008 tot 2016 heeft Woonbron diverse overlastklachten ontvangen van omwonenden over [gedaagde] .
2.5.
Op 7 mei 2021 ontvangt Woonbron een e-mail van de complexbeheerder, waarin onder meer het volgende staat:
“Ik maak me zeer zorgen om de heer [gedaagde] op de [adres] hij gedrag zich de laatste tijd zeer verward zoals,
- Hij denkt dat die afgeluisterd word door de CIA met zenders en via de telefoon, omdat hij denkt dat die van hogere macht is van het leger
- Bedreigd meerdere bewoners met de dood zoals bijvoorbeeld met het volgende wat die dan zegt, is zo geregeld ze halen het serienummer van de kogel vandaan met een veil en ze komen daarna er nooit meer achter
- Loopt met belangrijke spullen rond in een winkelwagentje door en om het gebouw omdat die denkt dat mensen zijn sleutel hebben van de voordeur
- Bedreigd medewerker van Evides omdat hij denkt dat de medewerker dingen gaat plaatsen om hem af te luisteren
- Hij geeft aan dat die miljoenen mensen kent die de flat gaan opruimen omdat Willem Alexander het niet doet en dan geeft die aan dat het gaat om terroristische groep genaamd al qaida
- Dat die weet hoe hij brandbommen moet maken in de verlichting als je dan thuis komt en de verlichting aan doet dat dan de boel ontploft en dan komt weer het zelfde zinnetje, zo geregeld
Deze meneer heeft echt heel snel hulp nodig bewoners zijn bang van meneer en geven nu ook aan dat bewoners het anders zelf gaan oplossen.”
2.6.
Op 16 en 17 mei 2021 ontvangt Woonbron twee meldingen van omwonenden dat [gedaagde] verward is en overlast veroorzaakt door mensen lastig te vallen.
2.7.
Op 28 mei 2021 verneemt Woonbron van Verkerk & Vos dat [gedaagde] voor een tijdelijke periode wordt opgenomen om medicatie opnieuw in te stellen.
2.8.
Op 30 mei 2021 ontvangt Woonbron een verslag van een omwonende over intimidatie door [gedaagde] op 21 mei 2021.
2.9.
Woonbron bericht [gedaagde] op 2 juni 2021 over de overlastklachten die zij heeft ontvangen. [gedaagde] wordt in deze brief verzocht ervoor te zorgen dat de overlast met onmiddellijke ingang stopt.
2.10.
Op 10 juni 2021 meldt een omwonende aan Woonbron dat [gedaagde] is meegenomen door de politie, ambulance en GGZ. Daarnaast meldt deze omwonende dat [gedaagde] zijn woning heeft gesloopt en overlast veroorzaakt. Diezelfde dag heeft Woonbron [gedaagde] per aangetekende brief gesommeerd om geen overlast meer te veroorzaken.
2.11.
Op 16 juni 2021 stuurt Woonbron een e-mail naar Verkerk & Vos met de melding dat zij foto’s heeft gemaakt in het gehuurde, dat [gedaagde] heeft geknoeid met de elektra en dat de woning op veel plekken is vernield. De schade wordt geschat op € 15.000,00.
2.12.
Op 18 juni 2021 ontvangt Woonbron een melding van een omwonende over geluidsoverlast.
2.13.
Op 20 juni 2021 ontvangt Woonbron een melding van een omwonende die onder meer aangeeft dat zij bang is voor [gedaagde] .
2.14.
Op 23 juni 2021 stuurt Woonbron een e-mail aan de zorgbehandelaar van [gedaagde] , waarin onder andere het volgende is vermeld:
“[…] Vorige week hebben wij diversen bewoners bezocht en kregen een lading van klachten over ons heen. Ik denk dat de teller inmiddels op 8 staat aan klachten. De bewoners zijn het helemaal zat en sommige staan niet meer voor zichzelf in. Bewoners en zeker de oudere bewoners zijn bang van uw cliënt. Als zij hem zien dan lopen ze om of wachten totdat hij weer weg is. Ik kan zo nog wel even doorgaan.
De woning van uw cliënt is bijna helemaal ontmanteld/gesloopt en het stinkt. De foto’s van de woning zijn in het bezit van de bewindvoerder. Zoals u op de foto’s kan zien is zijn woning onbewoonbaar! Zijn behoefte doet hij op een emmer en de ontlasting doet hij in zakjes en gooit deze in het riool omdat de wc pot gedemonteerd is!!! Hij is ook flink bezig geweest met de elektriciteit. Levensgevaarlijk in mijn ogen voor hemzelf maar ook de omwonenden.”
2.15.
Op 24 juni 2021 ontvangt Woonbron een e-mail van een omwonende met diverse overlastklachten over [gedaagde] .
2.16.
Op 2 november 2021 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden met omwonenden. Na deze bijeenkomst hebben omwonenden hun bevindingen op papier gezet. Daaruit volgt dat zij meerdere jaren overlast van [gedaagde] ondervinden en zich onveilig voelen door het gedrag van [gedaagde] .
2.17.
Op 11 november 2021 heeft de heer [persoon B] namens Woonbron de kosten die gemoeid zijn met het herstellen van het gehuurde begroot op € 10.639,96 op basis van foto’s van het gehuurde.

3..De vordering

3.1.
Woonbron heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde] te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, met machtiging van Woonbron om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding, gelijk aan de huurprijs, te betalen vanaf datum ontbinding huurovereenkomst tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Woonbron van de kosten van de ontruiming conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming, indien [gedaagde] niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet en Woonbron de ontruiming zelf bewerkstelligt met inschakeling van een deurwaarder;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Woonbron – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] is als huurder gehouden zich te gedragen als goed huurder en geen overlast te veroorzaken voor zijn buren. [gedaagde] is hierin zodanig tekortgeschoten dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Hij betwist dat sprake is van objectieve overlast. In zijn woning is hij bezig met een grote verbouwing en hij kan niet voorkomen dat hierbij geluiden worden veroorzaakt. Deze geluiden dienen echter getolereerd te worden. Daarnaast heeft [gedaagde] groot belang bij behoud van de woning, zodat de gevorderde ontruiming dient te worden afgewezen. Ingeval van toewijzing van de vordering van Woonbron is er geen reden voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5..De beoordeling

5.1.
De vorderingen van Woonbron onder b tot en met e hebben betrekking op een veroordeling van [gedaagde] . Formeel gezien is niet [gedaagde] , maar Verkerk & Vos de gedagvaarde partij en kan alleen Verkerk & Vos worden veroordeeld in deze procedure. De kantonrechter begrijpt de vorderingen van Woonbron zo dat deze strekken tot veroordeling van Verkerk & Vos in haar hoedanigheid van curator over de goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde] .
5.2.
Woonbron vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde omdat [gedaagde] volgens haar overlast heeft veroorzaakt. De kantonrechter stelt in dit kader het volgende voorop.
5.2.1.
Op grond van artikel 7:213 BW is [gedaagde] verplicht om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt ook in dat [gedaagde] , zoals ook in artikel 9.6 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden is opgenomen, ervoor dient te zorgen dat hij geen overlast veroorzaakt voor omwonenden.
5.2.2.
In artikel 6:265 lid 1 BW is bepaald dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit vaste rechtspraak volgt dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de huurovereenkomst, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn.
5.2.3.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst en, indien dat het geval is, of deze tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij geldt dat voor ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van de woning vanwege overlast sprake moet zijn van ernstige en structurele overlast gedurende een langere periode.
5.3.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Woonbron onder meer over de periode vanaf mei 2021 tot en met november 2021 ruim vijftien overlastmeldingen van omwonenden overgelegd. De omwonenden klagen onder meer over een onveilig gevoel door agressie, intimidatie en bedreigingen van [gedaagde] , geluidsoverlast en stankoverlast vanuit het gehuurde. Daarnaast heeft Woonbron mede op basis van overgelegde foto’s aangevoerd dat [gedaagde] grote schade heeft toegebracht aan het gehuurde en dat het gehuurde momenteel onbewoonbaar is.
5.4.
[gedaagde] heeft tegenover de – met meldingen en brieven onderbouwde – stelling van Woonbron dat sprake is van overlast slechts betwist dat hij bedreigend of intimiderend zou overkomen en gesteld dat sprake is van subjectieve interpretatie door de omwonenden. Mede gezien het aantal overlastmeldingen en de uitgebreide beschrijvingen van die overlast, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verweer nader te concretiseren en in te gaan op de diverse genoemde incidenten. Dat heeft [gedaagde] echter niet gedaan. Hij is ook niet bij de mondelinge behandeling verschenen om zijn verweer handen en voeten te geven. Dit leidt tot het oordeel dat het verweer onvoldoende is onderbouwd en dat uitgegaan wordt van de juistheid van de stelling van Woonbron dat sprake is van ernstige en structurele overlast. Daar komt bij dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat grote schade is toegebracht aan de woning. De stelling van [gedaagde] dat hij bezig is met een verbouwing strookt niet met het beeld dat uit die foto’s naar voren komt en is bovendien op geen enkele manier onderbouwd. Dit brengt mee dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst.
5.5.
Woonbron heeft [gedaagde] (zowel rechtstreeks als via zijn curator) meermaals gewezen op de klachten die verschillende omwonenden over hem hebben ingediend. Desalniettemin is de overlast blijven voortduren. Gelet op deze omstandigheden is geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de tekortkoming van bijzondere aard is. Voorts is, zoals hiervoor overwogen, geen reële verklaring gegeven voor de huidige toestand van de woning. Tegen deze achtergrond acht de kantonrechter een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd. De door [gedaagde] naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Van Woonbron kan – ook gelet op haar verplichtingen tegenover haar andere huurders – in de gegeven omstandigheden niet gevergd worden dat zij de huurrelatie met [gedaagde] voortzet. Het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning moet daarvoor wijken. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen. De hiermee samenhangende vordering om Verkerk & Vos te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, zal eveneens worden toegewezen.
5.6.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren zal worden afgewezen. Immers, op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: ‘Rv’) komt de bevoegdheid tot het feitelijk gedwongen ontruimen van een onroerende zaak aan een deurwaarder toe. De deurwaarder is voorts op grond van artikel 444 Rv zonder rechtelijke tussenkomst bevoegd de hulp van de sterke arm in te roepen.
5.7.
De gevorderde veroordeling in de kosten van de ontruiming voor het geval niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming wordt voldaan, zal eveneens worden afgewezen, nu deze kosten niet vooraf begroot kunnen worden. Onduidelijk is of de kosten gemaakt moeten worden, waaruit de kosten precies bestaan en hoe hoog die kosten zullen zijn.
5.8.
Verkerk & Vos wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, bestaande uit € 247,39 aan verschotten (€ 126,00 aan griffierecht en € 121,39 aan explootkosten) en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten à € 187,00). De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
5.9.
Hetgeen hiervoor in 5.5 is overwogen brengt mee dat het belang van Woonbron om het vonnis direct ten uitvoer te kunnen leggen, ook prevaleert boven het belang van [gedaagde] om zijn woning te behouden zolang nog niet op het eventueel door hem in te stellen hoger beroep is beslist. Dat betekent dat het vonnis, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde] en veroordeelt Verkerk & Vos in haar hoedanigheid van curator over de goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde] om binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met al hetgeen van [gedaagde] is en ieder die bij [gedaagde] verblijft en het gehuurde onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonbron te stellen;
veroordeelt Verkerk & Vos tot betaling van een gebruiksvergoeding aan Woonbron, gelijk aan de huurprijs, te betalen vanaf heden tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt Verkerk & Vos in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonbron vastgesteld op:
- € 247,39 aan verschotten;
- € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien Verkerk & Vos niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 93,50 aan nasalaris. Indien daarna nog betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
48637