ECLI:NL:RBROT:2022:4390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
6 juni 2022
Zaaknummer
9350702 CV EXPL 21-2447
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen uit een licentie- en serviceovereenkomst

In deze zaak heeft B&F Coiffures B.V. (hierna: B&F) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van openstaande facturen die voortvloeien uit een licentie- en serviceovereenkomst. De overeenkomst, die op 23 maart 2017 werd gesloten, had een looptijd van drie jaar en is stilzwijgend verlengd. B&F heeft gesteld dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen, ondanks herhaalde verzoeken om betaling. De vordering bedraagt in totaal € 1.783,87, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde] verweer gevoerd en aangevoerd dat zij de overeenkomst tijdig heeft opgezegd en dat B&F tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen, waardoor zij de betaling heeft opgeschort. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake was van een tekortkoming van B&F. De rechter heeft vastgesteld dat B&F haar verplichtingen is nagekomen en dat de facturen dus verschuldigd zijn.

De kantonrechter heeft de vordering van B&F toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat B&F het bedrag kan incasseren voordat de zaak definitief is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9350702 CV EXPL 21-24447
datum uitspraak: 20 mei 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
B&F Coiffures B.V.,
vestigingsplaats: Oss,
eiseres,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
[gedaagde] ,die handelt onder de naam
[handelsnaam] ,
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘B&F’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 4 februari 2022;
  • de akte van 14 april 2022 ‘van B&F, met aanvullende bijlagen;
  • de e-mail van 21 april 2022 van B&F, met aanvullende bijlagen;
  • de e-mail van 11 mei 2022 van [gedaagde] .
1.2.
Op 20 april 2022 is de zaak tijdens een aanvullende mondelinge behandeling nogmaals met partijen en de gemachtigden besproken. Tijdens deze mondelinge behandeling is namens B&F verschenen [naam 2] (manager), bijgestaan door de gemachtigde van B&F. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld van haar dochter [naam 3] .

2..De feiten

2.1.
Op of omstreeks 23 maart 2017 heeft B&F met [gedaagde] een licentie- en serviceovereenkomst gesloten voor een periode van drie jaar vanaf 1 april 2017.
2.2.
Op de voornoemde overeenkomst zijn de voorwaarden licentie/service-overeenkomst (hierna: voorwaarden) van toepassing.
Artikel 2.2 luidt:

Duur van de overeenkomst:
(…) is deze overeenkomst aangegaan voor de duur van 3 jaar;
De duur van de overeenkomst wordt telkenmale stilzwijgend voor de duur van 1 jaar verlengd, tenzij opdrachtgever de overeenkomst middels aangetekend schrijven beëindigt met inachtneming van een opzegtermijn van 3 (drie) maanden voor het einde van de betreffende periode.
Artikel 6.3 luidt:
Indien de door de Leverancier geleverde Programmatuur volgens sub 1.3 is geïmplementeerd op niet door Leverancier geleverde Apparatuur dan vallen storingen aan de Programmatuur welke worden veroorzaakt door deze Apparatuur niet onder de voorwaarden van deze Programmatuurservice voorwaarden. Deze storingen zijn geheel voor rekening en risico van Opdrachtgever.
2.3.
Op 13 april 2017 heeft B&F het kassasysteem geïnstalleerd bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft nadat de installatie heeft plaatsgevonden het servicerapport ondertekend.
2.4.
B&F heeft op 12 mei 2017 telefonisch aan [gedaagde] extra telefonische uitleg gegeven over de mogelijkheden van het systeem.
2.5.
Op 19 mei 2017 heeft [gedaagde] verzocht om extra uitleg over de Consumenten app telefoon. Deze uitleg is per e-mail aan [gedaagde] gestuurd.
2.6.
Op 4 augustus 2017 heeft [gedaagde] contact opgenomen over het koppelen van een bonnenprinter aan het systeem. In reactie hierop is bericht dat [gedaagde] een bonnenprinter heeft gekocht die niet werkt met het programma van B&F.
2.7.
[gedaagde] heeft op bij brief van 13 maart 2019 de licentie- en serviceovereenkomst met B&F opgezegd. In deze brief staat het volgende:
2.8.
B&F heeft bij brief van 8 april 2019 de opzegging bevestigd. In deze brief staat - voor zover van belang - het volgende:

3..De vordering

3.1.
B&F eist samengevat [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.783,87, met rente over € 1.448,62 vanaf 20 april 2022 tot en met de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en tevens het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.448,62, rente van € 117,96 (berekend tot en met 20 april 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 217,29.
3.3.
B&F baseert haar eis op het volgende. [gedaagde] is vanaf de start van de overeenkomst maandelijkse kosten (jaarlijks verschillend) en € 995,00 aan entreeprijs verschuldigd. De entreeprijs is in maandelijkse termijnen van € 20,00 in rekening gebracht. Na het aflopen van de overeenkomst was nog niet het gehele bedrag aan entreegeld door [gedaagde] betaald, zodat B&F ook na 1 april 2020 het maandelijkse bedrag van € 20,00 nog een aantal keer bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Op dit moment staat nog een bedrag van € 1.448,62 aan facturen open zodat dat in deze procedure van [gedaagde] wordt gevorderd.
3.4.
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag B&F zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken. € 217,29 komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor rekening van [gedaagde] .

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Vanaf eind 2017 en begin 2018 heeft zij meermaals aan B&F te kennen gegeven dat zij de tussen hen bestaande licentie- en serviceovereenkomst wilde opzeggen. Dit blijkt onder meer uit verschillende emailberichten. Daarnaast is er ook heel vaak telefonisch contact opgenomen om de onvrede kenbaar te maken. [gedaagde] is vanaf de start van de overeenkomst immers niet tevreden geweest met de geleverde software. Het kassasysteem werkte niet zodat zij het ook nooit heeft kunnen gebruiken.

5..De beoordeling

duur van de overeenkomst
5.1.
[gedaagde] heeft in maart 2017 per 1 april 2017 met B&F een service- en licentieovereenkomst gesloten. Partijen zijn het erover eens dat op deze overeenkomst de voorwaarden van toepassing zijn. In deze voorwaarden is bepaald dat een overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van drie jaar, waarbij drie maanden voor het einde moet worden opgezegd. De startdatum van de overeenkomst is 1 april 2017 zodat de overeenkomst, na opzegging, afloopt op 31 maart 2020. [gedaagde] heeft de overeenkomst op 25 januari 2018 per e-mail dan wel 13 maart 2019 schriftelijk per brief opgezegd, zodat de overeenkomst daarmee per 1 april 2020 is geëindigd.
inhoud van de overeenkomst
5.2.
Uit de voorwaarden blijkt verder dat de service- en licentieovereenkomst bestaat uit het leveren, onderhouden en updaten van het geleverde softwarepakket. Waarbij het verlenen van extra service, in verband met een gebrek, gebeurt nadat [gedaagde] heeft aangegeven dat er iets niet werkt en deze storing te wijten is aan een probleem dat herleidbaar is aan het door B&F geleverde softwarepakket. Problemen door extra gekoppelde, niet compatible producten, komen voor rekening en risico van [gedaagde] zelf.
opschorting betalingsverplichtingen
5.3.
[gedaagde] heeft de betaling van de door B&F gefactureerde bedragen opgeschort en daartoe - in de kern - aangevoerd dat B&F de overeenkomst niet naar behoren is nagekomen omdat [gedaagde] , ondanks de door haar verrichte meldingen, geen gebruik heeft kunnen maken van het kassasysteem zoals dat door B&F is geleverd.
5.4.
B&F heeft daartoe gesteld dat op 13 april 2017 het systeem (volledig) is geïnstalleerd. Op dat moment gaat B&F ervan uit dat het systeem werkt. Daar wordt door de klant ook voor getekend. Ook in dit geval is door [gedaagde] ‘voor tevredenheid’ getekend in een zogenaamd servicerapport. De naderhand door [gedaagde] gedane meldingen zijn ook opgepakt en afgehandeld door B&F. Zo is er bijvoorbeeld op 12 mei 2017 desgevraagd extra telefonische uitleg gegeven, is op 19 mei 2017 extra uitleg per e-mail toegestuurd en is er op 4 augustus 2017 bekeken of het door [gedaagde] aangeschafte product kon worden gekoppeld. Daarna zijn er door [gedaagde] geen meldingen meer gedaan, anders dan dat zij per e-mail heeft laten weten niet verder te willen met het contract.
5.5.
Tussen partijen is in geschil of B&F tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen zodat [gedaagde] terecht haar betalingen heeft opgeschort. Het is [gedaagde] die zich beroept op (de gevolgen van) deze tekortkomingen. B&F heeft, zoals hierboven in 5.4 ook is aangegeven, betwist dat er sprake is van een tekortkoming en aangevoerd dat de stelling door [gedaagde] vrij algemeen is onderbouwd, dat de door [gedaagde] gedane meldingen door B&F zijn opgepakt en opgelost dan wel dat het door haar gestelde gebrek voor rekening en risico van [gedaagde] zelf komt.
5.6.
Gelet op het standpunt van B&F had het op de weg van [gedaagde] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan kan worden aangenomen dat er sprake is van een tekortkoming waarop zij zich beroept en dat die tekortkoming ook voor rekening en risico van B&F komt. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Het stellen dat er meermaals telefonisch is geklaagd en het overleggen van e-mailberichten waaruit blijkt dat ze enkel het contract wil opzeggen is daartoe onvoldoende. Dit klemt temeer met de uitleg die door B&F tijdens de mondelinge behandeling is gegeven en later met stukken is onderbouwd; uit deze toelichting en onderbouwing blijkt immers dat de door [gedaagde] gedane meldingen door B&F zijn opgepakt. Nu [gedaagde] niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht wordt haar stelling dat er sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming van B&F als onvoldoende onderbouwd verworpen. Het op die stelling gebaseerde beroep van [gedaagde] van opschorting van haar betalingsverplichtingen kan daarom niet slagen.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] ten onrechte de facturen van B&F onbetaald heeft gelaten. De door B&F gevorderde hoofdsom van € 1.448,62 zal daarom worden toegewezen. De door [gedaagde] in het geding gebrachte bankafschriften van betaalde bedragen strekken niet in mindering. Dit omdat B&F voldoende heeft onderbouwd dat de door [gedaagde] gestelde bestelde betalingen aan de hand van de overgelegde bankafschriften bedragen zijn die op een later moment door [gedaagde] zijn gestorneerd. Hierdoor is niet vast komen te staan dat enig bedrag in mindering moet strekken op de toewijsbare hoofdsom.
buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
Rente
5.9.
De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van B&F volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
Proceskosten
5.10.
Agueor krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van B&F tot vandaag vast op € 106,91 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 645,50 aan salaris voor de gemachtigde (3,5 punten x € 187,00 tarief). Dit is totaal € 1.268,41.
uitvoerbaarheid bij voorraad
5.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan B&F te betalen € 1.783,87 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.448,62 vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van B&F tot vandaag vastgesteld op € 1.268,41;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44485