In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en een gedaagde die niet is verschenen. Woonbron, de verhuurder, heeft een vordering ingesteld om de gedaagde te verplichten medewerking te verlenen aan noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan haar huurwoning. De procedure is gestart omdat de gedaagde, ondanks meerdere verzoeken en een ondertekende akkoordverklaring, niet heeft gereageerd op de verzoeken om toegang tot de woning te verlenen voor de uitvoering van de werkzaamheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct is opgeroepen voor de zitting, maar niet is verschenen. Woonbron heeft voldoende aangetoond dat er een spoedeisend belang is bij de uitvoering van de werkzaamheden, die noodzakelijk zijn voor het onderhoud van de woning. De rechter heeft overwogen dat de gedaagde op grond van de huurovereenkomst en de wet verplicht is om medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze werkzaamheden.
De rechter heeft de vordering van Woonbron toegewezen en de gedaagde veroordeeld om toegang te verlenen tot de woning voor de uitvoering van de werkzaamheden. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.