ECLI:NL:RBROT:2022:4408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
9610467 CV EXPL 21-5605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige toeeigening en beschadiging van goederen na relatiebeëindiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee voormalige partners, [eiser] en [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door na de beëindiging van hun relatie goederen van [eiser] toe te eigenen en te beschadigen. De partijen hadden een affectieve relatie van medio november 2011 tot december 2020, waaruit twee kinderen zijn geboren. Na de beëindiging van de relatie ontstonden er geschillen over de inboedel en de woning die zij samen bewoonden.

De procedure begon met een dagvaarding op 22 december 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 mei 2022. [eiser] vorderde schadevergoeding van [gedaagde] voor de onrechtmatige toeeigening van een keuken en andere inboedelgoederen. [gedaagde] betwistte de vorderingen en stelde dat zij recht had op de goederen op basis van eerdere afspraken tussen partijen.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de keuken mee te nemen, maar dat de schadevergoeding voor de keuken niet toewijsbaar was omdat [gedaagde] een beroep deed op verrekening met een bedrag dat [eiser] haar verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] ook onrechtmatig had gehandeld door andere inboedelgoederen mee te nemen, maar dat [eiser] onvoldoende bewijs had geleverd voor de waarde van deze goederen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 500,- aan schadevergoeding aan [eiser]. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9610467 CV EXPL 21-5605
datum uitspraak: 2 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigden: mr. V.K.S. Deetman en [naam 1] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.L. Bouritius.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 december 2021, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • het vonnis van 3 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 21 april 2022 namens [eiser] , met bijlagen;
  • de brief van 22 april 2022 namens [gedaagde] , met bijlagen.
1.2.
Op 2 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben sinds medio november 2011 een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren. Omstreeks december 2020 is de relatie tussen partijen geëindigd. Partijen waren niet gehuwd en hadden geen geregistreerd partnerschap of een samenlevingsovereenkomst.
2.2.
Partijen zijn in 2012 gaan samenwonen. Sinds 2016 hebben partijen met hun kinderen, en met de twee zonen van [eiser] uit een eerdere relatie en de dochter van [gedaagde] uit een eerdere relatie, samengewoond in de (koop)woning van [eiser] aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Bij verstekvonnis in kort geding van 8 juni 2021 is het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen aan [gedaagde] voor de duur van zes maanden en is [eiser] bevolen de woning te verlaten, waarbij hem een straat- en contactverbod is opgelegd gedurende zes maanden.
2.4.
Op 29 juli 2021 is [eiser] door de politie uit zijn woning gezet. [eiser] heeft daarna met zijn twee zonen zijn intrek genomen bij zijn moeder.
2.5.
Op 6 augustus 2021 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van identiteitsfraude en schending van het briefgeheim door [gedaagde] . In het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 augustus 2021 verklaart [eiser] onder meer dat hij er achter is gekomen dat er zonder zijn medeweten en toestemming e-mailberichten zijn verstuurd vanuit zijn e-mailadres door een ander en dat hij zijn ex-partner [gedaagde] verdenkt van het versturen van die e-mailberichten, omdat [gedaagde] zijn inloggegevens kent, waardoor zij toegang heeft tot het e-mailaccount van [eiser] . Voorts verklaart [eiser] dat [gedaagde] aan hem gerichte ‘brieven van de deurwaarder’ en het vonnis van 8 juni 2021 heeft onderschept en achtergehouden, waardoor [eiser] niet op de hoogte was van en niet aanwezig was op de zitting van 25 mei 2021, als gevolg waarvan hij op 29 juli 2021 door de politie uit zijn huis is gezet.
2.6.
In een vonnis in verzet in kort geding van 14 september 2021 is opgenomen dat partijen tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen dat [gedaagde] de woning van [eiser] op 5 november 2021 zal verlaten, dat [eiser] vanaf dat moment zijn intrek neemt in de woning, dat [gedaagde] de sleutel van de woning aan haar advocaat zal geven en dat [eiser] de sleutel op het kantoor van de advocaat van [gedaagde] zal ophalen.
2.7.
[gedaagde] heeft de woning op 3 november 2021 verlaten en de sleutel van de woning op 4 november 2021 aan haar advocaat gegeven.
2.8.
[eiser] heeft de sleutel van de woning op 5 november 2021 ontvangen. Op diezelfde dag omstreeks 10.00 uur heeft [eiser] de woning in aanwezigheid van deurwaarder [naam 2] betreden. Voornoemde deurwaarder heeft van zijn bevindingen een proces-verbaal opgemaakt.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat [gedaagde] aan [eiser] de schade dient te voldoen die [eiser] heeft geleden doordat [gedaagde] zich zaken van [eiser] onrechtmatig heeft toegeëigend dan wel zaken van [eiser] heeft beschadigd;
  • [gedaagde] te veroordelen aan hem ter zake van voorschot op de schadevergoeding te betalen primair € 22.808,14, subsidiair € 19.876,64, meer subsidiair een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft jegens hem onrechtmatig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW, doordat zij zich zaken van [eiser] onrechtmatig heeft toegeëigend dan wel zaken van [eiser] heeft beschadigd. [gedaagde] heeft bij haar vertrek uit de woning van [eiser] de door partijen gezamenlijk aangeschafte keuken, waarvan [eiser] door natrekking eigenaar is geworden, verwijderd. [eiser] heeft door het handelen van [gedaagde] schade geleden, doordat hij de keuken heeft moeten vervangen. [eiser] maakt primair op grond van de redelijkheid en billijkheid aanspraak op de nieuwwaarde van de keuken ten bedrage van € 10.434,-. Subsidiair maakt [eiser] aanspraak op de dagwaarde van de keuken ten bedrage van € 7.502,50. [eiser] heeft daarnaast schade ten bedrage van € 12.374,14 geleden, doordat [gedaagde] het overgrote deel van de inboedel van [eiser] heeft verwijderd dan wel dusdanig heeft beschadigd dat deze vervangen dient te worden.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] betwist dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Zij betwist zich zaken onrechtmatig te hebben toegeëigend en zaken te hebben beschadigd. De keuken is niet gezamenlijk aangeschaft, maar door [gedaagde] betaald. [eiser] heeft toegezegd dat [gedaagde] bij vertrek uit de woning vrijwel de gehele inboedel mocht meenemen. Dat heeft [eiser] per WhatsAppbericht van 23 mei 2021 bevestigd. [gedaagde] heeft [eiser] op 25 mei 2021 per e-mail voorgesteld dat hij de gehele inboedel houdt en afkoopt voor € 15.000,- en dat [gedaagde] een bedrag van € 10.000,- ontvangt in verband met haar investering in de keuken. [eiser] heeft dit voorstel op 26 mei 2021 per e-mail aanvaard. Omdat [eiser] de overeenkomst tussen partijen niet nakwam, heeft [gedaagde] een deel van de inboedel en de (gehele) keuken meegenomen. Gelet op de overeenkomst tussen partijen dient de ter zake van de keuken gevorderde schade primair te worden afgewezen. Subsidiair beroept [gedaagde] zich op verrekening van het door [eiser] subsidiair gevorderde bedrag van € 7.502,50 met het [gedaagde] toekomende bedrag van € 10.000,-.

4..De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 6:162 BW kan als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De onrechtmatige daad bestaat er volgens [eiser] uit dat [gedaagde] zich zaken van [eiser] onrechtmatig heeft toegeëigend dan wel zaken van [eiser] heeft beschadigd.
keuken
4.2.
Vast staat dat [gedaagde] de zich in de woning bevindende keuken heeft meegenomen.
Ter zitting heeft [eiser] erkend dat (de moeder van) [gedaagde] € 10.000,- heeft betaald ten behoeve van de aanschaf van de keuken. Partijen verschillen van mening over de vraag aan wie dit geldbedrag door de moeder ter beschikking is gesteld: aan [eiser] en [gedaagde] samen of alleen aan [gedaagde] . Deze vraag kan echter onbeantwoord blijven, nu beide partijen ervan uitgaan dat [eiser] door natrekking eigenaar van de keuken is geworden.
4.3.
[gedaagde] handelt dan ook onrechtmatig jegens [eiser] door de keuken mee te nemen, tenzij vast komt te staan dat [eiser] met het wegnemen van de keuken akkoord is gegaan. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat partijen aanvankelijk waren overeengekomen dat [gedaagde] de gehele inboedel inclusief de keuken (op de inboedel van de kamers van de zonen van [eiser] na) mocht meenemen, maar dat partijen vervolgens zijn overeengekomen dat [eiser] de inboedel en de keuken zou behouden en dat [eiser] aan [gedaagde] € 15.000,- zou betalen als afkoop voor de inboedel en € 10.000,- ter compensatie van de door (de moeder van) [gedaagde] gedane betaling aan de keukenleverancier. Omdat [eiser] die betalingsafspraak niet nakwam, heeft [gedaagde] overeenkomstig de aanvankelijke afspraak de keuken en een deel van de inboedel meegenomen, aldus [gedaagde] .
4.4.
[eiser] heeft gemotiveerd betwist dat hij met [gedaagde] afspraken heeft gemaakt over de keuken. [eiser] heeft betwist dat de door [gedaagde] als productie 10 overgelegde WhatsAppberichten van 23 mei 2021 van hem afkomstig zijn. Volgens [eiser] lag zijn telefoon op tafel, beschikte [gedaagde] destijds over zijn wachtwoord en heeft [gedaagde] met zichzelf zitten appen. Op het door [gedaagde] overgelegde geluidsfragment van een gesprek tussen [gedaagde] en [eiser] is niet te horen dat hij gezegd zou hebben dat [gedaagde] de keuken mee mocht nemen. Ook voor de e-mailberichten van 25 mei 2021 geldt, dat die niet door hem zijn verstuurd, maar door [gedaagde] , die destijds eveneens over het wachtwoord van zijn emailaccount beschikte.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. De door [gedaagde] gestelde en door [eiser] betwiste afspraak dat [gedaagde] de keuken mee mocht nemen, is volgens de eigen stellingen van [gedaagde] achterhaald door een latere afspraak (die overigens ook door [eiser] is betwist), inhoudende dat de keuken in de woning zou blijven en dat [eiser] hiervoor een vergoeding van € 10.000,- zou betalen. Als [eiser] deze betalingsafspraak niet na kwam, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om van [eiser] (desnoods in rechte) betaling van dit bedrag te vorderen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd op grond waarvan het niet nakomen van deze door haar gestelde betalingsafspraak door [eiser] de aanvankelijke afspraak dat [gedaagde] de keuken mee mocht nemen zou doen herleven. Hieruit vloeit voort dat [gedaagde] er niet in is geslaagd om te onderbouwen dat [eiser] akkoord was met het weghalen van de keuken uit de woning, zodat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door dat wel te doen.
4.6.
De schade die [eiser] in verband met de keuken stelt te hebben geleden, bedraagt primair € 10.434,- (de waarde van de door hem aangeschafte nieuwe keuken) en subsidiair € 7.502,50 (de dagwaarde van de oude keuken, uitgaande van een afschrijving van 35%). De kantonrechter kan [eiser] niet volgen in zijn stelling dat hij recht heeft op de waarde van een nieuwe keuken, omdat de keuken reeds 4,5 jaar oud was en door partijen is gebruikt. Het subsidiaire bedrag van € 7.502,50 is door [gedaagde] niet weersproken, zodat dit in beginsel toewijsbaar is.
4.7.
[gedaagde] heeft echter een beroep gedaan op verrekening met het bedrag van € 10.000,- dat [eiser] haar voor de keuken zou betalen. [eiser] heeft deze door [gedaagde] gestelde afspraak betwist en bovendien heeft [gedaagde] de keuken inmiddels in haar bezit. Ook al zou de bedoelde betalingsafspraak zijn gemaakt, dan is het nog maar de vraag of [eiser] dit bedrag alsnog aan [gedaagde] zou moeten betalen, nu hij niet meer van de keuken gebruik kan maken. De kantonrechter begrijpt echter uit hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd dat haar beroep op verrekening erop ziet dat zij aanspraak maakt op een vergoeding ter hoogte van haar investering in de keuken, nu zij door de natrekking het (gedeeltelijke) eigendomsrecht van de keuken is verloren. Dat sprake is van verarming door de natrekking staat voldoende vast, omdat [gedaagde] destijds € 11.000,- aan de keuken had bijgedragen. Anders dan [gedaagde] , is de kantonrechter van oordeel dat de verarming niet is gelijk te stellen aan het door [gedaagde] ter verrekening opgevoerde bedrag van € 10.000,-. De keuken was immers al 4,5 jaar oud en is door partijen gebruikt. Ook wat de verarming betreft zal de dagwaarde van € 7.502,50 moeten worden aangehouden. Hoewel [gedaagde] niet de volledige factuur van de keuken heeft betaald, heeft zij wel het grootste deel (€ 11.000,- van de € 11.570,-) van de factuur betaald. Gelet op dit kleine verschil acht de kantonrechter het redelijk om de verarming van [gedaagde] vast te stellen op de hierboven genoemde dagwaarde van de keuken van € 7.502,50. Dit bedrag mag [gedaagde] verrekenen met het bedrag dat zij aan [eiser] verschuldigd is. Door deze verrekening is [eiser] vordering uit hoofde van onrechtmatig handelen van de zijde van [gedaagde] teniet gegaan. De vorderingen van [eiser] ten aanzien van de keuken (inclusief de gevorderde verklaring voor recht voor zover die op de keuken betrekking heeft) zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
inboedel
4.8.
[eiser] heeft op 5 november 2021 weer toegang gekregen tot zijn woning, nadat hij op 29 juli 2021 door de politie uit de woning was gezet. Volgens [eiser] is toen gebleken dat door [gedaagde] het overgrote deel van zijn inboedel dusdanig ernstig is beschadigd dat deze vervangen moet worden en dat andere inboedelgoederen onrechtmatig door [gedaagde] uit de woning zijn meegenomen. Het gaat volgens hem om de volgende goederen:
  • wasmachine € 448,95
  • droger € 328,95
  • ventilator € 213,00
  • vloeren € 2.000,00
  • raambekleding € 539,24
  • bedden € 1.295,00
  • fietsen (2 stuks) € 50,00
  • tv, salontafel, eettafel en stoelen € 550,00
  • gereedschap (professioneel) € 3.000,00
  • sieraden € 3.000,00
  • verf € 350,00
  • bestek, pannen, borden en strijkijzer € 300,00
  • beddengoed € 200,00
  • slotenmaker € 99,00
Totaal
€ 12.374,14
4.9.
Onbetwist is dat [gedaagde] “alleen” in de woning heeft gewoond vanaf 29 juli 2021 en dat zij op 4 november 2021 de sleutel weer bij haar advocaat in Den Haag heeft afgegeven. [eiser] heeft vervolgens op 5 november 2021 rond 9.00 uur de sleutel van de woning opgehaald bij dezelfde advocaat en is daarna om 10.00 uur met een deurwaarder door de woning in [plaatsnaam] gelopen. De deurwaarder heeft toen een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Uit dit proces-verbaal en de daarbij gevoegde foto’s blijkt onder andere dat in de gehele woning op de vloer, in de achtertuin en in de berging veel vuil, afval, vuile kleding en post aanwezig was. De deurwaarder heeft verder genoteerd welke roerende zaken nog in de woning aanwezig waren en welke roerende zaken niet aanwezig of beschadigd waren.
4.10.
Volgens [gedaagde] is [eiser] voorafgaand aan zijn bezoek met de deurwaarder, met een sleutel die hij nog in zijn bezit had, de woning ingegaan en heeft hij op dat moment de door hem gestelde beschadigingen zelf veroorzaakt. Gelet op het vertrek van [gedaagde] uit de woning, moet dit na het inleveren van de sleutel door [gedaagde] op 4 november 2021 zijn gebeurd. [gedaagde] heeft echter ook verklaard dat zij de sloten had vervangen, zodat [eiser] geen toegang had tot de woning. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] het standpunt ingenomen dat zij alleen het slot van de voordeur had vervangen en dat het slot van de achterdeur niet door haar vervangen was, zodat [eiser] , als de knip niet op de achterdeur zat, via de achterdeur de woning had kunnen betreden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] nader had moeten onderbouwen dat dit ook daadwerkelijk gebeurd is. Nu zij dit niet heeft gedaan, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] de schade in de woning zelf heeft veroorzaakt en zal het ervoor worden gehouden dat de schade is veroorzaakt door [gedaagde] .
4.11.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat zij de wasmachine, de droger, de televisie en de salontafel heeft meegenomen. Volgens [gedaagde] heeft zij deze goederen destijds aangeschaft en heeft [eiser] er bovendien mee ingestemd dat zij deze goederen zou meenemen. Het meenemen van deze goederen is alleen dan jegens [eiser] onrechtmatig als zij hem in eigendom toebehoren. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat dit het geval is en heeft voorts verklaard dat hij niet (meer) over de aankoopbonnen beschikt. Nu niet kan worden vastgesteld dat [eiser] eigenaar is van de bedoelde spullen, kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door deze goederen uit de woning mee te nemen. Voor deze spullen zal daarom geen vergoeding worden toegewezen.
4.12.
[eiser] heeft ter zitting erkend dat er geen eettafel en daarbij behorende stoelen in de woning aanwezig waren, zodat wat deze goederen betreft geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen door [gedaagde] .
4.13.
[eiser] heeft voorts onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] het ventilatiesysteem (door hem ventilator genoemd) uit de woning heeft meegenomen. Als uit de foto’s van de deurwaarder al kan worden opgemaakt dat het ventilatiesysteem niet meer in de woning aanwezig was op 5 november 2021, dan blijkt hieruit nog niet dat het ventilatiesysteem nog wel in de woning aanwezig was op 29 juli 2021. Het had op de weg van [eiser] gelegen om dit nader te onderbouwen. Dat heeft hij onvoldoende gedaan, zodat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] het ventilatiesysteem uit de woning heeft meegenomen.
4.14.
Volgens [eiser] zijn de vloeren in de woning beschadigd door [gedaagde] en door waterschade die door haar is veroorzaakt. Tevens is volgens [eiser] de keukenvloer beschadigd toen [gedaagde] de keuken uit de woning heeft weggehaald. [gedaagde] heeft dit betwist. De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op de betwisting van [gedaagde] op de weg van [eiser] had gelegen om nader te onderbouwen dat de vloeren beschadigd waren. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de deurwaarder blijkt niet dat de vloeren beschadigd waren. Evenmin blijkt hieruit dat er sprake was van lekkage en waterschade in de woning. Op de foto’s die [eiser] heeft overgelegd van de keukenvloer blijkt ook niet dat deze beschadigd was. Nu niet is komen vast te staan dat de vloeren beschadigd zijn door toedoen van [gedaagde] , kan niet geoordeeld worden dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld wat de vloeren betreft.
4.15.
De raambekleding is volgens [eiser] beschadigd geraakt, omdat [gedaagde] de waterkraan van de ketel open heeft laten staan en er hierdoor waterschade is ontstaan in de woning. Gelet op wat hiervoor reeds is overwogen, heeft [eiser] de door hem gestelde waterschade onvoldoende onderbouwd, want de gestelde waterschade blijkt niet uit het proces-verbaal van bevindingen van de deurwaarder en verder bewijs hiervan is niet overgelegd. Bovendien heeft [eiser] onvoldoende weersproken de met foto’s onderbouwde stelling van [gedaagde] dat de raambekleding al aanwezig was bij de aankoop van de woning en al langere tijd aan vervanging toe was. De gevorderde schadevergoeding voor het vervangen van de raambekleding wordt daarom afgewezen. Wat hiervoor is overwogen geldt ook voor de gevorderde schadevergoeding voor het verven. Omdat de gestelde waterschade niet is komen vast te staan, is ook niet komen vast te staan dat [gedaagde] de verf heeft beschadigd en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld.
4.16.
De matrassen van de bedden en het beddengoed waren volgens [eiser] dusdanig vuil dat deze onbruikbaar zijn geworden en door hem zijn vervangen. [gedaagde] heeft niet betwist dat de matrassen van de bedden van de kinderen vuil waren, maar volgens [gedaagde] komt dat niet voor haar rekening omdat de kinderen deze hebben bevuild. Wat het beddengoed betreft heeft [gedaagde] niet weersproken dat dit vuil was. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden dat [gedaagde] de matrassen van de kinderen heeft vervuild toen zij de woning heeft verlaten of dat dit al eerder (onder haar toezicht) door de kinderen is gedaan. [eiser] heeft ook onvoldoende naar voren gebracht waaruit kan volgen dat [gedaagde] degene is geweest die de matrassen vervuild heeft. Niet geoordeeld kan derhalve worden dat [gedaagde] de matrassen heeft beschadigd en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Wat het beddengoed betreft kan het weliswaar zo zijn dat dit vuil was, maar heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat hij het beddengoed hierdoor moest vervangen. Uit de stellingen van [eiser] blijkt niet waarom niet met het wassen van het beddengoed kon worden volstaan, zodat niet geoordeeld kan worden dat [gedaagde] wat het beddengoed betreft onrechtmatig heeft gehandeld.
4.17.
[gedaagde] heeft voorts betwist dat zij fietsen, sieraden, bestek, pannen, borden en een strijkijzer uit de woning heeft meegenomen. [gedaagde] heeft niet betwist dat deze spullen van [eiser] waren en dat deze spullen, in de periode dat zij alleen in de woning woonde, in de woning aanwezig waren. Nu uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat deze spullen op 5 november 2021 niet meer in de woning aanwezig waren en [gedaagde] als laatste in de woning heeft gewoond, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] haar betwisting onvoldoende heeft onderbouwd. Dit betekent dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door deze spullen mee te nemen.
Ten aanzien van de vraag welke schade [eiser] hierdoor heeft geleden, geldt dat [eiser] onvoldoende heeft gespecificeerd welke spullen [gedaagde] precies heeft meegenomen en onvoldoende heeft onderbouwd wat de waarde van de meegenomen spullen is. Ook is onduidelijk hoe oud de spullen waren. Wel is het aannemelijk dat [eiser] schade heeft geleden, want doordat [gedaagde] de spullen heeft meegenomen moest hij nieuwe spullen aanschaffen. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de door [eiser] geleden schade schatten en wel op een bedrag van € 500,-.
4.18.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] ook het professionele gereedschap uit de schuur meegenomen. [gedaagde] heeft betwist dat dit gereedschap zich in de schuur bevond en door haar is meegenomen, want volgens [gedaagde] bewaarde [eiser] dit gereedschap in zijn werkbus. De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op de betwisting van [gedaagde] op de weg van [eiser] had gelegen om nader te onderbouwen dat het gereedschap in de schuur lag en door [gedaagde] is meegenomen. Dat heeft hij niet gedaan, zodat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] het gereedschap heeft meegenomen en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld.
4.19.
Als laatste heeft [eiser] een vergoeding gevorderd voor de slotenmaker ten bedrage van € 99,-. [gedaagde] heeft echter de sleutels aan [eiser] afgegeven op 5 november 2021. Als [eiser] vervolgens zelf de sloten heeft vervangen, dan is dat geen schade die veroorzaakt is door onrechtmatig handelen van [gedaagde] , maar is dat de eigen keuze van [eiser] geweest. Deze schadepost wordt daarom afgewezen.
4.20.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal [gedaagde] worden veroordeeld om een bedrag van € 500,- aan schadevergoeding te betalen. Nu deze schadevergoeding in dit vonnis direct wordt toegewezen, heeft [gedaagde] geen separaat belang bij de gevorderde verklaring voor recht en wordt deze afgewezen.
proceskosten
4.21.
Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.22.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 500,- ter zake van schadevergoeding;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
31688