ECLI:NL:RBROT:2022:4420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
9544827 \ CV EXPL 21-37848
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betaling voor webdesignwerkzaamheden en bewijsopdracht

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door LikiFin (voorheen Van Es Gerechtsdeurwaarders), een vordering ingesteld tegen gedaagde voor onbetaalde facturen met betrekking tot webdesignwerkzaamheden. De procedure begon met een dagvaarding op 27 oktober 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 april 2022. Eiseres heeft in totaal € 4.993,67 inclusief btw gevorderd, plus rente en buitengerechtelijke kosten, omdat gedaagde niet heeft betaald voor de geleverde diensten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de werkzaamheden waarvoor betaling wordt geëist niet zijn uitgevoerd in opdracht van hen, maar dat alleen vooraf ingekochte uren zijn betaald.

De kantonrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen beoordeeld. Eiseres stelt dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt over extra werkzaamheden die zijn verricht, terwijl gedaagde aanvoert dat er geen opdracht is gegeven voor deze extra uren. De rechter heeft geoordeeld dat het niet voldoende is aangetoond dat de werkzaamheden zijn verricht in opdracht van gedaagde. Eiseres is toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op verzoek van gedaagde. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering, waarbij eiseres op 29 juni 2022 moet aangeven hoe zij dit bewijs wil leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9544827 \ CV EXPL 21-37848
datum uitspraak: 3 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] .
vestigingsplaats: [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: LikiFin (v/h Van Es Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.M. Gidding.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 oktober 2021, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • het vonnis van 24 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 22 april 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] heeft voor [gedaagde] werkzaamheden verricht op het gebied van webdesign.
2.2.
[gedaagde] heeft tijdens het project drie facturen betaald. Op die facturen worden vooraf ingekochte uren voor design, development en/of QA in rekening gebracht onder de noemer “aanbetaling”.
2.3.
Op de derde factuur (datum: 1 april 2021) staat het volgende:
“(…) Reserve voor 25 development en 10 QA uren zoals besproken. Indien er meer uren nodig zijn worden deze vlak voor afronding in rekening gebracht. We werken nog aan homepage, menu, categorie, en shop page (collection). Niet aan de product pages. (…)”
2.4.
In een e-mail van 26 april 2021 schrijft de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) van [gedaagde] aan de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ) van [eiseres] het volgende:
“(…) Aan het begin van dit project hadden we in een meeting besproken wat er allemaal gedaan moest worden en wat dit zou kosten. (…) Mijn collega’s en ik zijn zeer ontevreden met hoe dit project is gegaan. Je hebt veel dingen beloofd en niks kunnen nakomen. Daarom vraag ik ook dat jij je beloftes een keer nakomt en het project afmaakt zoals je dit aan het begin ook had beloofd. (…).”
2.5.
Daarop heeft [persoon B] bij e-mail van 26 april 2021 als volgt gereageerd:
“(…) Voor nu hebben we even stap op de plaats want we moeten wel zeker zijn dat jullie het kunnen bekostigen. We geven alleen estimates en onze beste intenties, geen fixed prices en beloftes aangaande technologie waar we nog nooit eerder mee gewerkt hadden. Maar leveren een top professioneel resultaat af samen waar helaas wel wat meer tijd in gaat zitten dan we konden voorzien.
Ik hoor graag van je of we nog door kunnen samen en of je dan weer een reserve in kunt kopen daarvoor. Het beste dat we kunnen doen is het blijven geven van indicaties op basis van het verloop van het traject en de ervaring die de developer daar op doet stap voor stap. Wil je het dan toch liever overdragen aan een andere developer nu dan mag dat natuurlijk maar we hopen dat we het samen fijn af kunnen ronden. Maar dat kan niet door van ons te verwachten nu gratis te gaan werken uiteraard. (…)”
2.6.
[persoon A] heeft daarop bij e-mail van 7 mei 2021 gereageerd – kort gezegd – dat hij besloten heeft om een andere developer het project te laten afronden. Daarmee is de samenwerking tussen partijen tot een einde gekomen.
2.7.
[eiseres] heeft op een factuur van 7 mei 2021 over de periode 1 maart tot en met 26 april 2021 in totaal 96,5 development uren en 29,6 QA uren in rekening gebracht. Daarop worden de vooraf ingekochte 55 development uren en 10 QA uren in mindering gebracht, zodat onder aan de streep € 4.993,67 inclusief btw in rekening wordt gebracht.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 5.898,01 met rente over € 4.993,67 (de hoofdsom);
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 4.993,67, rente van € 148,85 (berekend tot 20 oktober 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 755,49.
3.2.
[eiseres] baseert de eis samengevat op het volgende.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de levering van diensten en/of materialen en installatie daarvan tegen een overeengekomen prijs c.q. (uur)tarief. [gedaagde] moet op basis van die overeenkomst € 4.993,67 inclusief btw betalen aan [eiseres] . Dat bedrag is met de factuur van 7 mei 2021 bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft niet betaald binnen de betaaltermijn. [gedaagde] is daarom op grond van de wet handelsrente over de hoofdsom en ook buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert samengevat het volgende aan.
[eiseres] heeft op de factuur van 7 mei 2021 werkzaamheden in rekening gebracht waarvoor [gedaagde] geen opdracht heeft gegeven. [gedaagde] heeft alleen opdracht gegeven voor de werkzaamheden waarvoor zij vooraf uren heeft ingekocht. Die uren zijn betaald. [gedaagde] is niets meer verschuldigd aan [eiseres] .

4..De beoordeling

4.1.
De vraag is of [eiseres] recht heeft op betaling van de factuur van 7 mei 2021. Beoordeeld moet worden of de werkzaamheden die op de factuur in rekening worden gebracht voor een bedrag ter hoogte van € 4.993,67 inclusief btw zijn verricht in opdracht van [gedaagde] .
4.2.
Het standpunt van [eiseres] is als volgt. Partijen hebben bij de start van de samenwerking mondeling afgesproken dat [eiseres] onder andere op basis van vooraf ingekochte uren werkzaamheden zal verrichten voor [gedaagde] en tussentijds zal rapporteren over de voortgang. [eiseres] heeft toegelicht dat zij vanwege de aard van de werkzaamheden niet zomaar kan en zal stoppen met de werkzaamheden als de vooraf ingekochte uren op zijn. Zij waarschuwt op tijd de klant en maakt in overleg afspraken over de vervolgstappen. Dat is de gebruikelijke werkwijze, die ook is gevolgd bij [gedaagde] , aldus [eiseres] . Volgens [eiseres] hebben [persoon B] en [persoon A] op 31 maart 2021 telefonisch contact gehad over de voortgang van de werkzaamheden en afgesproken welke werkzaamheden nog moesten worden afgemaakt, hoeveel uur dat zou zijn en wat de kosten zouden zijn. Dat dergelijke afspraken zijn gemaakt, blijkt volgens [eiseres] uit de tekst op de factuur van 1 april 2021 (zie 2.3). [eiseres] heeft op basis van de nieuwe mondeling gemaakte afspraken werkzaamheden verricht in de periode 1 maart tot en met 26 april 2021 en de verrichte werkzaamheden in rekening gebracht bij [gedaagde] , aldus [eiseres] . Zij heeft meer werk verricht c.q. meer uren gemaakt dan overeenkomt met de vooraf ingekochte uren, daarom was de eerder gedane aanbetaling door [gedaagde] niet genoeg en moet zij nog € 4.993,67 inclusief btw bijbetalen volgens [eiseres] .
4.3.
[gedaagde] betwist dat de werkzaamheden waarvan [eiseres] betaling eist in haar opdracht zijn verricht. Volgens [gedaagde] is bij de start van de samenwerking afgesproken dat [eiseres] uitsluitend werkt op basis van vooraf ingekochte uren en stoppen de werkzaamheden als de uren op zijn. Dat partijen dit zo hebben afgesproken, kan volgens [gedaagde] worden afgeleid uit de e-mail van 26 april 2021 van [persoon B] (zie 2.5), waarin hij refereert aan de inkoop van reserves om verder te kunnen met de werkzaamheden. Verder blijkt uit die e-mail dat [persoon B] aanbiedt om de resterende werkzaamheden af te maken tegen een speciaal tarief, maar [gedaagde] heeft geen opdracht gegeven voor die werkzaamheden, omdat zij ervoor heeft gekozen om het project aan een andere developer over te dragen (zie 2.6), aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] blijkt uit de e-mail van 26 april 2021 niet dat tussen partijen is gesproken over een aanvullende factuur of over een eindafrekening. [gedaagde] betwist dat in het telefoongesprek eind maart 2021 tussen partijen afspraken zijn gemaakt over het maken van nog veel uren ter afronding en/of over een eindafrekening.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat het enkele feit dat [gedaagde] telkens uren vooraf heeft ingekocht nog niet betekent dat [eiseres] geen opdracht heeft of kan hebben gekregen voor de werkzaamheden waarvan zij nu betaling eist. [eiseres] beroept zich namelijk op een later gemaakte afspraak in een telefoongesprek van 31 maart 2021 tussen [persoon B] en [persoon A] . [gedaagde] betwist echter dat partijen toen hebben afgesproken dat [eiseres] méér uren dan de vooraf ingekochte uren mocht besteden ter afronding van het project. Hoewel [eiseres] heeft gewezen op de tekst van de factuur van 1 april 2021, kan daar niet uit worden afgeleid dat [gedaagde] aan [eiseres] daadwerkelijk opdracht heeft gegeven om nog een (on)bepaald aantal uren te besteden om het project af te ronden op basis van nacalculatie. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de gestelde mondelinge afspraak op 31 maart 2021 door [gedaagde] , staat zonder verdere bewijslevering door [eiseres] niet vast dat de werkzaamheden die [eiseres] met de factuur van 7 mei 2021 voor een bedrag van € 4.993,67 inclusief btw in rekening heeft gebracht bij [gedaagde] in haar opdracht heeft verricht. [eiseres] zal worden toegelaten tot het bewijs van die stelling en zal in de gelegenheid worden gesteld om zich over de bewijsopdracht uit te laten op de manier zoals vermeld onder de beslissing.
4.5.
Als [eiseres] slaagt in de bewijsopdracht staat vast dat de in rekening gebrachte werkzaamheden zijn verricht in opdracht van [gedaagde] . Aangezien partijen niet twisten over de (uur)tarieven zoals vermeld op de factuur van 7 mei 2021 en ook niet over de verschuldigdheid van btw, luidt de conclusie dan dat [gedaagde] € 4.993,67 inclusief btw is verschuldigd aan [eiseres] en dus de factuur van 7 mei 2021 moet betalen aan [eiseres] .
Als [eiseres] niet slaagt in de bewijsopdracht staat niet vast dat de in rekening gebrachte werkzaamheden zijn verricht in opdracht van [gedaagde] . Dat brengt mee dat de grondslag voor het geëiste bedrag ter hoogte van € 4.993,67 inclusief btw is komen te ontvallen. Dat bedrag is dan niet toewijsbaar en zal worden afgewezen.
4.6.
In dit stadium van de procedure wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat [eiseres] toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat de door [eiseres] op de factuur van 7 mei 2021 in rekening gebrachte werkzaamheden ten bedrage van € 4.993,67 inclusief btw zijn verricht in opdracht van [gedaagde] ;
5.2.
bepaalt dat:
  • [eiseres] zich ter rolzitting van
  • indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
  • indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van beide partijen voor de daaropvolgende vier maanden; [eiseres] zal te zijner tijd zelf zorg hebben te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
34286