ECLI:NL:RBROT:2022:4426

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
ROT 20/4785
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verleende omgevingsvergunning voor bouwen in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen op de locatie [straatnaam] 135B. De vergunninghouder had de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingediend, die door de gemeente op 8 oktober 2019 werd ingewilligd. Eiseres, huurster van de bovenwoning [straatnaam] 135A, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente en stelde dat de omgevingsvergunning ten onrechte was verleend, omdat het bouwplan niet voldeed aan het Bouwbesluit. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 behandeld, waarbij partijen de gelegenheid kregen om een oplossing te vinden. Echter, op de zitting van 17 mei 2022 bleek dat een bevredigende oplossing niet mogelijk was. De rechtbank heeft vervolgens de omgevingsvergunning beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet in stand kan blijven, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. van Smaalen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. M.A.C. Kooij).
Als derde-partij heeft aan dit geding meegedaan:
[naam vergunninghouder] , vergunninghouder,
gemachtigde: mr. A.M. Roepel.

Procesverloop

In het besluit van 8 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van vergunninghouder voor de activiteit Bouwen op de locatie [straatnaam] 135B in Rotterdam ingewilligd.
In het besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder en vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Op 17 mei 2022 heeft de rechtbank het beroep opnieuw op zitting behandeld.

Overwegingen

1. Vergunninghouder is eigenaar van een pand aan de [straatnaam] 135 in Rotterdam. Hij heeft dit pand gekocht van woningbouwvereniging Woonstad. Eiseres is huurster van [straatnaam] 135A. Deze woning is gelegen boven de woning aan de [straatnaam] 135B (een benedenwoning).
2. De door verweerder aan de vergunninghouder verleende omgevingsvergunning betreft een vergunning voor de activiteit Bouwen. Het bouwplan ziet, kort gezegd, op het wijzigen en vergroten van de bestaande benedenverdieping in het pand [straatnaam] 135B te Rotterdam. Het bestaande souterrain is verdiept en de benedenverdieping is vergroot door middel van een achterbouw. Als gevolg hiervan bestaat de benedenverdieping voortaan uit twee bouwlagen.
3. Eiseres betoogt dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend.
Volgens haar voldoet het bouwplan niet aan het Bouwbesluit. Het voorheen in de benedenwoning aanwezige verlaagde plafond is verwijderd om aan de minimale plafondhoogte van 2.10 meter te voldoen en hiermee is ook de geluidsisolatie verwijderd. Zij ervaart hierdoor veel meer geluidsoverlast uit de benedenwoning dan voorheen het geval was. Een gelijkwaardige oplossing voor de geluidsisolatie is alleen nog te bereiken door het aanbrengen van een geluidwerende dekvloer in haar woning. Dit heeft tot gevolg dat haar woning, na alle overlast die zij al heeft ervaren, ingrijpend moet worden verbouwd en zij tijdelijk zal moeten verhuizen. Als gevolg van het aanleggen van een dekvloer moeten deuren blijvend worden afgezaagd, moeten keukens worden opgehoogd en zal er een hoogteverschil ontstaan bij de traptreden hetgeen een permanent gevaarlijke situatie doet ontstaan. Daarbij is eiseres er ook niet zeker van of deze aanpassingen zullen voldoen aan de wettelijke eisen. Eiseres weigert medewerking te verlenen aan het uitvoeren van isolatiemaatregelen op de verdiepingsvloer.
Het oordeel van de rechtbank
4.1
Op de zitting van 22 april 2022 is gebleken dat vergunninghouder beschikt over meerdere panden in of in de nabije omgeving van de [straatnaam] in Rotterdam. De rechtbank heeft op 22 april 2022 het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres en vergunninghouder in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of tussen hen een bevredigende oplossing kan worden gevonden, waarmee het geschil definitief kan worden beslecht. Het conflict zou bijvoorbeeld definitief opgelost kunnen worden als een –financieel geborgde– verhuizing van eiseres naar een andere, vergelijkbare woning in dezelfde buurt mogelijk zou zijn. Ter zitting van 17 mei 2022 heeft de rechtbank moeten vaststellen dat een dergelijke oplossing en finale geschilbeslechting op dat moment niet mogelijk is gebleken. Dat is te betreuren. De rechtbank zal nu een oordeel moeten geven over het beroep van eiseres, maar hiermee zal het geschil nog niet definitief zijn beslecht. De rechtbank roept partijen op om op een positieve manier met elkaar in gesprek te blijven en te streven naar een definitieve oplossing van het geschil.
4.2
De rechtbank moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. In de bezwaarfase is gebleken dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit en is door verweerder aan vergunninghouder verzocht het bouwplan aan te passen en de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een gelijkwaardige oplossing voor de geluidsisolatie ten opzichte van de oude situatie. In artikel 3.15 e.v. van het Bouwbesluit 2012 zijn de eisen opgenomen die gelden om geluidsoverlast te voorkomen. Uit artikel 3.18 van het Bouwbesluit 2012 volgt dat als sprake is van een gedeeltelijke vernieuwing van een bouwwerk de oude eisen (het rechtens verkregen niveau wordt dat genoemd) van toepassing zijn. Volgens het Bouwbesluit mag er geen verslechtering van het bestaande geluidsniveau optreden.
Omdat het verlaagde plafond, dat voorheen in de benedenwoning aanwezig was, tijdens sloopwerkzaamheden door vergunninghouder was verwijderd, heeft het adviesbureau ZRi het rechtens verkregen niveau niet meer kunnen vaststellen. ZRi heeft daarom op basis van een testrapport van Gyproc een benadering en een inschatting gemaakt van het niveau van lucht- en contactgeluidisolatie van het verlaagde plafond. In de notitie van ZRi is vervolgens een tweetal maatregelen (opties) voorgesteld, waarmee de lucht- en contactgeluidisolatie van de vloerconstructie gelijkwaardig kan worden gemaakt aan de situatie voorafgaand aan de renovatie. Omdat het in verband met de aanwezige vrije hoogte in de benedenwoning niet mogelijk is om onder de vloerconstructie wijzigingen aan te brengen, adviseert ZRi in haar notitie om bovenop de verdiepingsvloer (de vloer van de door eiseres gehuurde woning) een hoogwaardig verend opgelegde dekvloer van standaard Nevidek Pro platen (dikte 34 mm) met een extra verende laag Nevidek kokos 300 (dikte 10 mm) aan te brengen (optie 1).
Een tweede optie is om de luchtspouw tussen de balklaag volledig te vullen met cellulosevlokken en eveneens een dekvloersysteem aan te leggen, echter met een geringere dikte dan bij de eerste optie.
De Algemene bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan na realisering van een van deze opties voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.
Uit in bezwaar overlegde correspondentie tussen eiseres en vergunninghouder is verder gebleken dat op voorstel van eiseres is gesproken over het uitvoeren van een derde optie, te weten een cumulatie van de opties 1 en 2. De bezwaarschriftencommissie heeft hierover het volgende overwogen (p. 13):

Alles overziend is de commissie van oordeel dat uw college op basis van de door vergunninghouder overgelegde notitie van ZRi tot het oordeel mocht komen dat aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan na uitvoering van een van de daarin aangedragen opties voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Dit geldt des te meer nu de tussen partijen overeengekomen derde optie verder reikt dat in de notitie van ZRi is vermeld. Vergunninghouder committeert zichzelf hiermee dus aan strengere eisen. De commissie is eveneens van oordeel dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven onder de voorwaarde dat de zogeheten derde optie, zoals hiervoor omschreven, wordt uitgevoerd. Nu geen van de andere, in artikel 2.10 Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoen, kan het bestreden besluit, naar het oordeel van de commissie in stand blijven”.
Verweerder heeft het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen in het bestreden besluit.
4.3
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hiervoor onder 4.2 geciteerde overweging van de bezwaarschriftencommissie, die verweerder in het bestreden besluit tot de zijne heeft gemaakt, de verleende omgevingsvergunning moet worden aangemerkt als een vergunning onder voorwaarden. In het bestreden besluit is overwogen dat het aannemelijk is dat de omgevingsvergunning voldoet aan het Bouwbesluit onder de voorwaarde dat optie 3 (of een van de beide andere opties) wordt uitgevoerd. Nu is komen vast te staan dat aan deze voorwaarde niet kan worden voldaan, en ook de andere opties niet kunnen worden uitgevoerd, is niet aannemelijk gemaakt dat de omgevingsvergunning voldoet aan het Bouwbesluit, zodat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven. Ten overvloede wil de rechtbank ter informatie aan partijen meegeven dat de vergunningsaanvraag ziet op [straatnaam] 135B , terwijl een deel van de maatregelen die in de ogen van verweerder nodig zijn om aan de eisen van het Bouwbesluit te voldoen zien op [straatnaam] 135A, waarop de verleende omgevingsvergunning en ook het bouwplan geen betrekking heeft.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van €178,- aan eiseres te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.