De rechtbank moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. In de bezwaarfase is gebleken dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit en is door verweerder aan vergunninghouder verzocht het bouwplan aan te passen en de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een gelijkwaardige oplossing voor de geluidsisolatie ten opzichte van de oude situatie. In artikel 3.15 e.v. van het Bouwbesluit 2012 zijn de eisen opgenomen die gelden om geluidsoverlast te voorkomen. Uit artikel 3.18 van het Bouwbesluit 2012 volgt dat als sprake is van een gedeeltelijke vernieuwing van een bouwwerk de oude eisen (het rechtens verkregen niveau wordt dat genoemd) van toepassing zijn. Volgens het Bouwbesluit mag er geen verslechtering van het bestaande geluidsniveau optreden.
Omdat het verlaagde plafond, dat voorheen in de benedenwoning aanwezig was, tijdens sloopwerkzaamheden door vergunninghouder was verwijderd, heeft het adviesbureau ZRi het rechtens verkregen niveau niet meer kunnen vaststellen. ZRi heeft daarom op basis van een testrapport van Gyproc een benadering en een inschatting gemaakt van het niveau van lucht- en contactgeluidisolatie van het verlaagde plafond. In de notitie van ZRi is vervolgens een tweetal maatregelen (opties) voorgesteld, waarmee de lucht- en contactgeluidisolatie van de vloerconstructie gelijkwaardig kan worden gemaakt aan de situatie voorafgaand aan de renovatie. Omdat het in verband met de aanwezige vrije hoogte in de benedenwoning niet mogelijk is om onder de vloerconstructie wijzigingen aan te brengen, adviseert ZRi in haar notitie om bovenop de verdiepingsvloer (de vloer van de door eiseres gehuurde woning) een hoogwaardig verend opgelegde dekvloer van standaard Nevidek Pro platen (dikte 34 mm) met een extra verende laag Nevidek kokos 300 (dikte 10 mm) aan te brengen (optie 1).
Een tweede optie is om de luchtspouw tussen de balklaag volledig te vullen met cellulosevlokken en eveneens een dekvloersysteem aan te leggen, echter met een geringere dikte dan bij de eerste optie.
De Algemene bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan na realisering van een van deze opties voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.
Uit in bezwaar overlegde correspondentie tussen eiseres en vergunninghouder is verder gebleken dat op voorstel van eiseres is gesproken over het uitvoeren van een derde optie, te weten een cumulatie van de opties 1 en 2. De bezwaarschriftencommissie heeft hierover het volgende overwogen (p. 13):
“
Alles overziend is de commissie van oordeel dat uw college op basis van de door vergunninghouder overgelegde notitie van ZRi tot het oordeel mocht komen dat aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan na uitvoering van een van de daarin aangedragen opties voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Dit geldt des te meer nu de tussen partijen overeengekomen derde optie verder reikt dat in de notitie van ZRi is vermeld. Vergunninghouder committeert zichzelf hiermee dus aan strengere eisen. De commissie is eveneens van oordeel dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven onder de voorwaarde dat de zogeheten derde optie, zoals hiervoor omschreven, wordt uitgevoerd. Nu geen van de andere, in artikel 2.10 Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoen, kan het bestreden besluit, naar het oordeel van de commissie in stand blijven”.
Verweerder heeft het advies van de bezwaarschriftencommissie overgenomen in het bestreden besluit.