ECLI:NL:RBROT:2022:4479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
ROT 21/412
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en toegenomen arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J.A. Bosch, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. F.J. Wongsokario – Nojotaroeno. De eiser ontving een WAO-uitkering en verzocht om herziening van deze uitkering vanwege toegenomen arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toegenomen arbeidsongeschiktheid van eiser niet voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor hij eerder een WAO-uitkering ontving. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat de verslechtering van de belastbaarheid niet voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak, terecht was. Eiser had aangevoerd dat zijn psychische klachten waren verergerd en dat hij nieuwe klachten had na een levertransplantatie, maar de rechtbank oordeelde dat deze klachten niet onder de WAO-uitkering vielen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en handhaafde het besluit van verweerder om de WAO-uitkering niet te herzien. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/412

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. F.J. Wongsokario – Nojotaroeno).

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eisers uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 28 november 2019 te herzien, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid het gevolg is van nieuwe klachten waarvoor eiser niet is verzekerd.
In het besluit van 15 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Voorafgaand aan het beroep
1.1.
Eiser is werkzaam geweest als sloper. Op 29 januari 1991 heeft hij zich ziek gemeld vanuit de situatie dat hij een Werkloosheidswet-uitkering (WW-uitkering) ontving. Sinds 28 januari 1992 ontvangt eiser een WAO-uitkering. Bij de laatste herziening is eiser per 4 mei 2000 35 tot 45% arbeidsongeschikt bevonden. In 2007 en 2018 heeft verweerder op verzoek van eiser de mate van arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld. Eisers arbeidsongeschiktheid is toen ongewijzigd berekend op 35 tot 45%.
1.2.
Bij brief van 27 november 2019 heeft eiser opnieuw een verzoek tot herbeoordeling gedaan omdat zijn gezondheid sinds 2015 is verslechterd. Vanwege dit verzoek heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht. In de op 27 februari 2020 en 9 mei 2020 opgemaakte rapportages heeft de verzekeringsarts toegelicht dat bij eiser sprake is van toegenomen klachten, maar dat deze klachten niet voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak waarvoor eiser een WAO-uitkering ontvangt.
1.3.
Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens onderzoek verricht. In de rapportage van 14 mei 2020 heeft hij toegelicht dat eiser zijn eigen arbeid niet kan verrichten en dat eiser, rekening houdend met alle beperkingen, waaronder ook de niet-verzekerde beperkingen, 80-100% arbeidsongeschikt is. Uitgaande van enkel de verzekerde beperkingen heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiser met de geselecteerde functies 28,25% minder kan verdienen dan het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, zodat eiser 35 tot 45% arbeidsongeschikt blijft. Gelet hierop vindt geen herziening plaats.
1.4.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek heeft verricht. In de rapportage van 10 december 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de verzekeringsarts terecht heeft gesteld dat de verslechtering van de belastbaarheid per 28 november 2019 niet voorkomt uit dezelfde ziekteoorzaak waarmee eiser eerder de wachttijd heeft volgemaakt.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd, onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het beroep van eiser
3. In beroep voert eiser aan dat zijn psychische klachten sinds 1991 en met name de laatste drie tot vier jaren ernstig zijn verergerd. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op een brief van Antes van 10 december 2020, waaruit blijkt dat sprake is van agressie regulatieproblemen, een andere gespecificeerde, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Deze klachten hebben dezelfde ziekteoorzaak, namelijk de eerder vastgestelde somatoforme pijnstoornis. Bij eiser is momenteel geen sprake meer van benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Daarnaast voert eiser aan dat sprake is van nieuwe klachten. Als gevolg van een levertransplantatie hebben Turkse artsen hem voor 70% gehandicapt verklaard. Deze constatering heeft op grond van het Verdrag Nederland-Turkije Sociale Zekerheid (1983) ook rechtskracht in Nederland. Verweerder is hierop niet ingegaan terwijl deze grond in bezwaar is aangevoerd. Ten slotte voert eiser aan dat hij voor zijn nieuwe lichamelijke klachten is verzekerd onder de WAO. Eiser heeft in de periode 1991 tot 1994 gewerkt en hij heeft daarna een WW-uitkering genoten. Dit maakt dat door hem na de oorspronkelijke WAO-toekenning premie is betaald en dat hij verzekerd is voor nieuwe klachten onder de WAO. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid, onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig genomen.
Wettelijk kader
4. Artikel 7b van de WAO bepaalt dat op grond van de WAO mede als werknemer wordt beschouwd degene, die op grond van de verplichte verzekering ingevolge deze wet uitkering ontvangt.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt op grond van artikel 36, eerste lid, van de WAO herzien wanneer degene, aan wie zij is toegekend, op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
Op grond van artikel 37, eerste lid, van de WAO vindt ter zake van toeneming van arbeidsongeschiktheid herziening van een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%, plaats zodra de toegenomen arbeidsongeschiktheid onafgebroken 104 weken heeft geduurd. Op grond van artikel 37, tweede lid, van de WAO vindt de in het eerste lid genoemde herziening niet plaats indien de uitkeringsgerechtigde bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO als werknemer wordt beschouwd en de toeneming kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid terzake waarvan de WAO-uitkering wordt ontvangen, is voortgekomen.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Niet in geschil is dat op basis van de belastbaarheid waarin alle ziekteoorzaken zijn meegenomen sprake is van een toename van eisers arbeidsongeschiktheid. Rekening houdend met al deze ziekteoorzaken is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser berekend op 80-100%. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vermeld in het rapport van 10 december 2020, dat ook onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, is deze beoordeling niet tegenstrijdig met de constatering van de Turkse artsen dat eiser 70% gehandicapt is.
5.2.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht heeft besloten de WAO-uitkering van eiser op grond van artikel 37, tweede lid, van de WAO niet te herzien op de gronden dat:
  • de toename van eisers arbeidsongeschiktheid een andere oorzaak heeft dan die op grond waarvan hij een WAO-uitkering ontvangt, en
  • hij bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet was verzekerd omdat hij uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO als werknemer wordt beschouwd.
5.3.
Het onderzoek van de primaire verzekeringsarts is gebaseerd op anamnese, dossieronderzoek en onderzoeksbevindingen tijdens het spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en hij heeft alle tot dan toe beschikbare medische informatie meegewogen die onder meer afkomstig was van de behandelend huisarts, neuroloog, maag- darm- en leverarts, de Turkse artsen en de behandelaar van de Parnassia Groep. Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de geclaimde toegenomen psychische klachten in de rapportage van 10 december 2020 en in de aanvullende rapportages van 2 maart 2021 en 12 oktober 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat sprake is van toegenomen beperkingen uit een andere ziekteoorzaak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 10 december 2020 toegelicht dat de psychotische aspecten, zoals die uit de medische informatie naar voren komen, niet in de psychiatrische expertises van 1994 en 2007 zijn genoemd, zodat van een zelfde ziekteoorzaak geen sprake is. In de rapportages van 2 maart 2021 en 12 oktober 2021 heeft hij toegelicht dat uit de in beroep overgelegde medische informatie van Antes blijkt dat eiser onder behandeling is voor zijn psychische klachten en dat deze informatie geen ander licht werpt op de beoordeling in bezwaar.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid die voortkomt uit een andere oorzaak dan die op grond waarvan eiser een WAO-uitkering ontvangt.
5.6.
Aan de orde is vervolgens of eiser bij het intreden van de toegenomen arbeidsongeschiktheid uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO als werknemer wordt beschouwd. Gebleken is dat eiser in maart 2017 een levertransplantatie heeft ondergaan en dat hij sinds deze operatie nieuwe fysieke en psychische beperkingen heeft als gevolg waarvan hij toegenomen arbeidsongeschikt is. In maart 2017 ontving eiser op grond van de WAO een uitkering. Niet gesteld of gebleken is dat eiser in maart 2017 (ook) heeft gewerkt of een WW- of ZW-uitkering heeft ontvangen op grond waarvan hij verzekerd was voor de WAO. Dit betekent dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser op het moment dat hij toegenomen arbeidsongeschikt is geworden, niet was verzekerd omdat hij uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO als werknemer wordt beschouwd.
5.7.
Gezien het voorgaande heeft verweerder eisers WAO-uitkering terecht op grond van artikel 37, tweede lid, van de WAO niet herzien. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.