ECLI:NL:RBROT:2022:45
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering na aanvankelijk afwijzing en wijziging van besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, werkzaam als medior facilitair medewerker bij de Stichting Koninklijke Rotterdamse Diergaarde, had aanvankelijk geen recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) volgens een besluit van 3 oktober 2019. Dit besluit werd in een later stadium, na een bezwaarprocedure, door verweerder gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 maart 2021 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat zijn eerste ziektedatum niet correct was vastgesteld. Na een nader besluit van 30 augustus 2021 heeft verweerder zijn eerdere standpunt herzien en vastgesteld dat eiser per 10 mei 2018 voor 59,77% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het oorspronkelijke bestreden besluit niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat eiser geen belang meer had bij de beoordeling daarvan. Het beroep tegen het nadere besluit werd ongegrond verklaard, omdat er geen gronden waren om dit besluit onjuist te achten.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht aan eiser moet vergoeden, maar dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.