ECLI:NL:RBROT:2022:4524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/10/634657 / JE RK 22-543 en C/10/636558 / JE RK 22-844
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en toestemming voor wijziging in het verblijf van de minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 april 2022, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind] verlengd en wordt toestemming verleend voor wijziging van zijn verblijf. De zaak betreft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) in het kader van de ondertoezichtstelling van [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds mei 2021 in een pleeggezin verblijft en dat de GI verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de einddatum van de ondertoezichtstelling op 18 april 2023. De moeder van [naam kind] heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI, maar de kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft ook vastgesteld dat de huidige pleegouders geen perspectief biedend pleeggezin kunnen zijn en dat er al een nieuw pleeggezin is gevonden. De kinderrechter heeft de GI toestemming verleend om [naam kind] naar dit nieuwe pleeggezin te verplaatsen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling van het overige verzoek is aangehouden tot een latere zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/634657 / JE RK 22-543 en C/10/636558 / JE RK 22-844
Datum uitspraak: 29 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en toestemming wijziging verblijf
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2018 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. R.V. Paniagua, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure inzake C/10/634657 blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 12 april 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 22 april 2022, ingekomen bij de griffie op 25 april 2022.
Het verloop van de procedure inzake C/10/636558 blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 april 2022, ingekomen bij de griffie op 11 april 2022.
Op 29 april 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2], werkzaam bij Enver Pleegzorg. Zij is als informant gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft sinds mei 2021 in het huidige pleeggezin.
Bij beschikking van 18 oktober 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 april 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 april 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 18 mei 2022. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De periode tot 18 april 2023 resteert. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer C/10/634657.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [naam kind] in een verblijf in een (andere) voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer C/10/636558.
De GI heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Naar aanleiding van de tweede uithuisplaatsing van [naam kind] heeft de GI het standpunt ingenomen dat een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder niet haalbaar is. De moeder raakte overbelast tijdens de opvoeding van [naam kind] en deed vaker een beroep op haar omgeving. De moeder heeft de afgelopen periode met psychologische ondersteuning hard aan zichzelf gewerkt. De GI wil voorkomen dat de moeder opnieuw overbelast wordt. De komende periode wil de GI onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de rol als moeder op afstand in het leven van [naam kind] vorm te geven. De GI wil hiervoor tijdens de bezoeken opvoedondersteuning inzetten om een beter beeld te krijgen van de mogelijkheden en belastbaarheid van de moeder. De GI vindt het hierbij van belang om ook samen met de persoonlijk begeleider van de moeder te overleggen en te bekijken of de bezoeken kunnen worden uitgebreid. Enver Pleegzorg heeft samen met de moeder gezocht naar een perspectief biedend pleeggezin voor [naam kind], omdat hij niet langer in het huidige pleeggezin kan blijven wonen. Er is al een traject ingezet om [naam kind] daar te laten wennen. De GI heeft de Raad gevraagd om onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel, maar dit onderzoek is nog niet gestart.

De standpunten

De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen de verzoeken. De GI heeft zich al na de tweede uithuisplaatsing op het standpunt gesteld dat [naam kind] niet terug kan naar de moeder en heeft vervolgens de omgang beperkt, terwijl nog niet alle kansen zijn benut. De GI verwerpt de inzet van het NIKA-traject en een plaatsing in een moeder-kindhuis en geeft hiervoor als reden dat het niet mogelijk is vanwege de beperkte draagkracht van de moeder. De moeder heeft de afgelopen periode juist veel vooruitgang geboekt. De moeder heeft een IQ-onderzoek ondergaan en krijgt een keer per week hulpverlening van de GGZ. De GI heeft onvoldoende uitgelegd waarom deze mogelijkheden worden afgewezen. Bovendien is de ingevulde beoordelingsboog van Enver Pleegzorg gericht op een volledige terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. Er is niet gekeken of de moeder bijvoorbeeld alleen doordeweeks voor [naam kind] kan zorgen en dat hij in het weekend in het pleeggezin verblijft of andersom. De GI moet een middenweg zoeken waarbij de moeder meer omgang heeft met [naam kind] en vaker voor hem kan zorgen. De moeder is het niet eens met het beleid van de GI en wil het liefst dat [naam kind] direct bij haar terugkomt, maar zij werkt in het belang van [naam kind] wel mee met het wentraject in het nieuwe pleeggezin. Verzocht wordt om de machtiging tot uithuisplaatsing voor kortere periode te verlengen, zodat gekeken kan worden wat er nodig is om naar een moeder-kindhuis te gaan of om de omgangsregeling te verruimen en het pleeggezin als deeltijdpleeggezin te betrekken.
Desgevraagd geeft Enver Pleegzorg aan dat zij samen met de moeder op zoek is gegaan naar een perspectief biedend pleeggezin voor [naam kind]. De moeder heeft kennis gemaakt met dit nieuwe pleeggezin. [naam kind] kon niet langer blijven in het huidige pleeggezin, omdat deze mensen al op leeftijd zijn en ook de zorg voor hun andere kinderen dragen. Het is de bedoeling dat [naam kind] in het nieuwe pleeggezin blijft wonen en de moeder een moeder op afstand kan zijn. Het pleeggezin ziet het belang van een duidelijke rol van de moeder op afstand. De komende periode zal de huidige bezoekregeling van om de twee weken twee uur worden voortgezet.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek C/10/634657:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[naam kind] is pas drie jaar oud en heeft in zijn jonge leven al veel meegemaakt. [naam kind] is in januari 2020 uit huis geplaatst en eind maart 2021 bij de moeder teruggeplaatst. Kort daarna is het mis gegaan en kon [naam kind] niet langer bij de moeder wonen. Sinds mei 2021 verblijft [naam kind] daarom in het huidige pleeggezin. [naam kind] laat daar een positieve groei zijn. Bij beschikking van 12 april 2022 heeft de kinderrechter overwogen dat er onduidelijkheid was over het perspectief van [naam kind]. De GI had onvoldoende duidelijk gemaakt welke mogelijkheden er voor de moeder waren in de opvoeding van [naam kind], waardoor de kinderrechter geen weloverwogen beslissing kon nemen over de volledige verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind]. Door middel van een briefrapportage heeft de GI hun visie duidelijk gemaakt. De kinderrechter overweegt daarom als volgt.
De afgelopen maanden heeft de moeder een positieve groei laten zien. Zij volgt behandeling bij de GGZ, krijgt ondersteuning bij praktische zaken en heeft het contact met de vader van [naam kind] verbroken. Deze ontwikkeling is echter nog pril en niet genoeg om nu te bepalen dat de moeder de volledige zorg voor [naam kind] kan dragen. De belastbaarheid van de moeder is een aandachtspunt. Het is daarom van belang dat de komende periode zorgvuldig wordt gekeken naar de mogelijkheden van de moeder en wat de moeder kan betekenen in het leven van [naam kind]. Het is belangrijk dat alle betrokkenen samen een concreet plan opstellen, waarin wordt beschreven hoe er de komende periode zicht wordt verkregen op de draagkracht en -lastverhouding en opvoedvaardigheden van de moeder. Het zou helpend zijn als de moeder toestemming verleent om daarbij haar persoonlijke behandelaar te betrekken. De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er laagdrempelige hulpverlening gebaseerd op het IQ van de moeder, zoals opvoedondersteuning, zal worden ingezet om in kaart te brengen wat de mogelijkheden van de moeder zijn in het contact met [naam kind]. Een eerdere thuisplaatsing is niet goed gegaan, waardoor het nu extra belangrijk is om zorgvuldig stappen te zetten, waarbij het belang van [naam kind] voorop dient te staan.
Naar aanleiding van de tweede uithuisplaatsing van [naam kind] heeft de GI intern het standpunt ingenomen dat een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder niet haalbaar is. De GI heeft dit standpunt niet eerder ter zitting naar voren gebracht en voorzover bekend niet schriftelijk vastgelegd. Het uitgangspunt van een machtiging tot uithuisplaatsing is dat er gedurende de maatregel wordt gekeken of het kind terug naar huis kan en wat de mogelijkheden van de moeder zijn om voor het kind te zorgen. Het is van belang dat dit goed wordt onderzocht en onderbouwd. De komende periode dient hier daarom zicht op te komen, zodat er duidelijkheid komt over het perspectief van [naam kind].
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van zes maanden en het overige verzochte aanhouden, zodat tegen die tijd bezien kan worden wat de mogelijkheden van de moeder zijn in het contact met [naam kind] en waar het perspectief van [naam kind] ligt.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen zittingsdatum de kinderrechter een briefrapportage met de laatste stand van zaken te doen toekomen (met afschrift aan de moeder en haar advocaat) en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Ten aanzien van het verzoek C/10/636558:
Op grond van artikel 1:265i BW behoeft de gecertificeerde instelling de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. De toestemming wordt door de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [naam kind] gedurende ten minste één jaar door de pleegouders zijn opgevoed en verzorgd. De kinderrechter is van oordeel dat de wijziging van het verblijf in het belang is van [naam kind] en overweegt daartoe als volgt.
[naam kind] verblijft sinds mei 2021 in het huidige pleeggezin. Deze pleegouders hebben aangegeven geen perspectief biedend pleeggezin te kunnen zijn voor [naam kind]. De pleegouders zijn op leeftijd, hebben oudere kinderen en hebben vakantieplannen waarbij [naam kind] niet mee kan. Nu de pleegouders de zorg niet langer kunnen dragen en er nog zorgen zijn over de thuissituatie, is het noodzakelijk dat [naam kind] in een ander pleeggezin wordt geplaatst.
De afgelopen periode heeft Enver Pleegzorg samen met de moeder gezocht naar een passend perspectief biedend pleeggezin voor [naam kind]. Ook is al een start gemaakt met een wentraject waarbij het contact tussen [naam kind] en het pleeggezin stapsgewijs is uitgebreid. Momenteel is [naam kind] zelfs met toestemming van de moeder mee op vakantie met het nieuwe pleeggezin. Het is positief dat de moeder, hoewel zij het niet eens is met het beleid van de GI en het liefst zelf voor hem wil zorgen, in het belang van [naam kind] hieraan heeft meegewerkt.
Gelet op bovenstaande zal de kinderrechter de toestemming aan de GI verlenen voor wijziging in het verblijf van [naam kind] naar een ander pleeggezin.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 18 november 2022;
verleent de GI toestemming voor wijziging in het verblijf van [naam kind] naar een (andere) voorziening van pleegzorg;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het verzoek C/10/634657 voor het overige aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de moeder en mr. Paniagua in deze zaak zal plaatsvonden op
3 november 2022 om 09:00 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. Paniagua;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde zittingsdatum de kinderrechter de verzochte rapportage (met afschrift aan de moeder en haar advocaat) te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 10 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.